Meer dan veertig jaar heb ik meegeleefd met een gedreven artsenpraktijk. Letterlijk in huis gehad. Het zou enig recht van getuigenis kunnen geven. Onze lage drempel was een vrije keuze, met tot enige jaren geleden vast nog een open consultatie. Zonder afspraak, dus.
We behoren tot de fractie van onze voluntaristische generatie, die zich heeft afgezet tegen de pillen- en vijfminutengeneeskunde. Iedere patiënt kreeg alle ruimte die vereist was [wat zich vertaalde in langere wachttijden, die de patiënten vanuit een positieve invulling aan elkaar doorvertelden].
Dat de zorg voor de patiënten een behoorlijke impact gehad heeft op ons gezinsleven met opgroeiende dochter en zonen, is een eufemisme. Aan onafgebroken telefoon en aanbellen went men niet. Evenmin aan alle noodzakelijke (administratieve) opvolging bovenop de raadplegingen en huisbezoeken. We hebben dit wel nooit als een belasting ervaren. Het hoorde erbij. We zagen het als een voorspelbaar gevolg van een professionele levenskeuze, een passie, missie. Huisarts mogen zijn is een eer, een genoegen en een verrijking. In weinig andere professies is men deskundige vertrouwenspersoon op lange termijn. Van burn-out was hier tot de allerlaatste seconde geen sprake. Er was ook geen tijd voor.
Betere Werkomstandigheden
In vergelijking tot veertig jaar geleden bieden onze overheden jonge huisartsen behoorlijke extra-groeikansen. Toelagen voor o.m. onderhoud dossier [GMD], administratieve ondersteuning, [bij wijkgezondheidscentra] infrastructuur, vorming, telesecretariaat, preventiewerkers. Waar voorheen avond- en weekendwerk tot de vaste verwachtingen behoorden, is nu voorzien in een wachtdienst. Wat een luxe.
De praktijk diende zich dag na dag ‘uit het niets’ op te bouwen. Of uit weinig anders dan op basis van kennis, competentie, beschikbaarheid, betrokkenheid. Vandaag heet dit ‘arts van de oude stempel’.
Zou het enkel met de nostalgie van mijn leeftijd te maken hebben dat ik de grote noodklokken op een frontpagina deels erken maar niet zonder commentaar onderschrijf? De artsentekorten die zich in de nuchtere vaststelling tonen, ontgaan me niet [gemeenten, landelijke gebieden, nu weer de kust] en mag men duiden. De hiaten zijn niet zo nieuw als men ze nu declameert. Er is nooit een immens overschot aan artsen geweest. De spreiding kon altijd beter. Een grotere instroom is een kwalijke maatregel als die tot mindere kwaliteit leidt. Het is aan de overheden [van lokaal tot federaal] en aan de artsenkoepels om tijdig signalen te capteren en hiervoor in samenspraak organisatorische [anders dan financiële] oplossingen te bedenken.
De Afspraak
Wellicht ongelukkig gespiegeld aan de 570.000 vertrekkende reizigers in Zaventem voor de krokusvakantie, zint de klaagcultuur – niet zelden uitvergroot en geconfirmeerd door de sociale media – me minder. Al die mensen die dreigen onder de druk te bezwijken. Mijn aandacht richt zich op de ethische grondvesten, die het artsenberoep op exemplarische wijze aanspreken. Het is alarmerend dat men de maandenlange wachttijden in de ziekenhuizen en de geestelijke gezondheidszorg nog slechts sporadisch in vraag stelt. Nu duiken diezelfde wachttijden, naar Nederlands-Brits model, ook op als doembeeld voor de artsenpraktijken.
Is hier in de eerste plaats niet een dringende zelfbevraging nodig in alle medische rangen, inclusief de Orde van Artsen? Zowel bij praktijkwerkers als opleiders. Waar en waarom prononceert men de work-life-balans [maatschappelijk] zo sterk?
Van open raadplegingen naar een veralgemeend model van afspraken betekende een behoorlijke omslag. Terwijl best een gezond evenwicht mogelijk is, zette het ook de deur open voor een dienstverlening waarbij de arts het eigen comfort kan laten voorgaan op de noden van de patiënt.
Patiënt Centraal
In dat opzicht biedt de patiëntenstop een behoorlijke paradox. Ook die patiëntenstop raakt meer en meer ingeburgerd. Vooreerst is die afgrenzing eenzijdig door de praktijken afgekondigd. Er is geen democratisch overleg aan voorafgegaan. Er bestaan geen criteria voor. Ten tweede beargumenteren de betrokken artsen dit systeem als synoniem voor kwalitatieve zorg. Hun verklaring vertoont gebreken, zeker vanuit de medische deontologie. Net zo goed kan dergelijke afbakening synoniem staan voor afwijzing van patiënten, voor afbakening van medische [en meer complexe] zorgvragen, voor een wachtlijst om ingeschreven te raken, voor voorrang en discriminatie. Websites en systemen van online reservering van raadplegingen, werken ‘sorry, volgeboekt’ in de hand. Opgeteld bij een forse secretariaatsbuffering voor de telefonische aanvragen, laat het zich [niet] raden welke patiënten de grootste kans maken om [chronisch] in de wachtrij terecht te komen. Patiënten die mogen ‘blij’ zijn een arts van hun keuze te hebben mogen vinden zet onze ooit hooggeprezen Vlaamse kwaliteitszorg op zijn kop. Als huisartsen straks geen open tijd meer ‘kunnen’ voorzien voor [dringende] huisbezoeken, staat de spoed onder verhoogde druk [inclusief klachten over verhoogde agressie]. In een kwade droom zie ik een verschuiving van een medisch model naar een zakelijk efficiëntiemodel. De huisarts van negen tot vijf, met twee uur onbereikbaarheid tijdens de middagpauze, behoort dan tot de mogelijke overwegingen.
De huisarts, als zogenaamde paria onder de geneeskundigen, behoort niet tot de grootverdieners [dan had zij of hij wel een ander segment gekozen] maar is vandaag behoorlijk geremunereerd. Zoveel beter verzekerd dan in de beginjaren die de praktijk in onze woning kenmerkten. Met de toeslagen [waarvan sommige te weinig doordacht, te momentaan of met perverse effecten] heeft de overheid correct getracht aan reële financiële verzuchtingen tegemoet te komen. Hier in huis hebben die maatregelen nooit wezenlijk een verschil gemaakt op het engagement. Nog meer loon voor minder werk is nergens voor nodig. Sluitende [wettelijke] richtlijnen die het engagement zouden kaderen en veralgemenen zouden wel welkom geweest zijn. Ons is opgevallen dat ook meer en meer huisartsen, in navolging van specialisten, zich deconventioneren. Ze geven er een eigen uitleg aan, waaronder opnieuw kwaliteitszorg. Daarmee zetten ze de toon voor een geneeskunde op liberale leest, waarin niet alle patiënten gelijk zijn. ‘De patiënt centraal’ is veel meer dan een slogan.
Willi Huyghe
Huisman