De voorbije maand hebben de grote media een nieuw thema gevonden: aan welke secundaire school, aan welk college, en welke universiteit heeft mijn zoon en dochter de meeste kans om te slagen? Lange tabellen verschijnen met slaagpercentages per discipline en per instelling.
Gemiddelden moeten het nog duidelijker maken; maar die weerspiegelen natuurlijk niet de enorme verschillen die er zijn tussen individuele studenten en de gezinnen waaruit ze komen, tussen klassen in dezelfde school, van het ene leerjaar naar het volgende, en tussen academiejaren terwijl de examenvoorwaarden gewijzigd worden.
Voorstel-Torfs
Het voorstel van rector Torfs van de KU Leuven om examenresultaten van de studenten in het hoger onderwijs te linken aan hun middelbare school, wordt gesteund door prof. P. Van Petegem (UA). Hij zegt: “Openbare slaagpercentages zullen de lage slaagpercentages in het hoger onderwijs doen dalen”. Wim Vandenbroek (VUB) zegt: “Door informatie openbaar te maken, kunnen scholen zich verbeteren”.
Inderdaad: niets is gemakkelijker dan méér leerlingen doen slagen, en hogere graden toe te kennen: het volstaat de lat een klein beetje lager te leggen. Daarvoor bestaan vele haast onzichtbare technieken, zo leerde ik tijdens meer dan veertig jaar ervaring met examencommissies. Instellingen, studierichtingen, of examinatoren die niet meedoen aan zo’n opbod, worden vroeg of laat afgestraft, door negatieve publiciteit in de media, door de ouders, en zelfs door een visitatiecommissie die vindt dat minstens de helft moet slagen.
Met dergelijke “verbetering” van de resultaten is iedereen tevreden: de studenten, de ouders en de instelling. Maar er is een groot verschil tussen slaagpercentages enerzijds, en anderzijds de kwaliteit van de opleiding en van de diploma’s.
Of de samenleving die behoefte heeft aan de allerhoogste kwaliteit, ermee gebaat is?
(deels als lezersbrief verschenen in De Morgen).
Zovéél gebuisden; waarom geen toelatingsproef?
Sedert voor de toegang tot de studies geneeskunde een nationale (Vlaamse) toelatingsproef werd ingevoerd, liggen de slaagpercentages in die studierichting tussen 80 en 90%. Vroeger gold ook voor de burgelijke ingenieurs een, naar men zei, zeer moeilijke toelatingsproef. Echter, die werd afgeschaft, o.m. omdat het aantal kandidaten alsmaar bleef dalen.
Oud-rector André Oosterlinck van de KU Leuven pleit voor toelatingsexamens voor talrijke studierichtingen. Dat zou de slaagpercentages verbeteren, zegt hij (althans volgens de kranten).
Maar is dat geen gezichtsbedrog? Het GEMIDDELDE slaagpercentage zal natuurlijk omhoog gaan nadat men vooraf de kandidaten met lagere cijfers heeft tegengehouden. Maar zal de individuele student méér kennen en kunnen omdat er minder studenten worden toegelaten? Alvast niet de studenten aan wie de toelating wordt geweigerd. Wat gaat Oosterlinck met deze laatsten doen? Op 18 jaar naar de arbeidsmarkt sturen waar er jobs tekort zijn?
Voor de spectaculaire hoge slaagcijfers in de geneeskunde, bestaat nog een bijkomende mechanisme. Vermits de studenten streng ge-preselecteerd zijn, worden lage examencijfers nog moeilijk aanvaard; examinatoren krijgen een stille wenk, of als ze die niet begrijpen, worden ze verantwoordelijk gesteld voor teveel buizen.
Willen we de prestaties verbeteren?
Om de prestaties van alle leerlingen te verbeteren is meer begeleiding nodig, onder allerlei vormen. In elke klas zijn er die het tempo van de besten niet kunnen volgen; die leerlingen moeten dus individueel ondersteund worden. Vaak is het voldoende dat een ervaren lesgever enkele keren persoonlijk uitleg geeft, en wat aangepaste oefeningen, om een clic, een inzicht, tot stand te brengen. Zo ervaart die leerling ook dat hij/zij evenveel meetelt, en het probleempje onder de knie kan krijgen.
Natuurlijk vraagt dat méér, en minder belaste, leerkrachten en middelen. Is daar geen geld voor? Toch wel; maar het moet dienen voor de economie, lees: lastenverlaging voor de bedrijven en hogere nettowinstmarges. De aartsmoeilijke taak van leerkracht in het lager en secundair wordt niet aantrekkelijker door de afschaffing van de vaste benoeming van ambtenaren. Die vloeit voort uit de allernieuwste maatregel van staatssecretaris Hendrik Bogaert, en de dito plannen van de Vlaamse regering (Geert Bourgeois); voortaan volgt ontslag na tweemaal een negatieve beoordeling. Dit zal ook niet bijdragen aan het noodzakelijk herstel van het respect voor de leerkracht vanwege sommige ouders; die zouden durven een leerkracht ontslaan wegens lage punten voor zoonlief of dochter.
Maar ook is voor vele eerstejaarsstudenten méér tijd nodig, om de zware stof te verwerven. De overgang van het secundair naar de universiteit is een sprong in een vreemde wereld, zowel inzake afmeting van de auditoria, de moeilijke inhoud, en de zoektocht naar de eigen studiemethode, met vallen en opstaan. Tweedejaars presteren gemiddeld beter dan eerstejaars, voor dezelfde examenvragen, zo bleek uit een onderzoek dat we destijds uitgevoerd hebben (in een academiejaar dat mijn vak werd overgeplaatst van 2e naar 1e kandidatuur).
Een jaar overdoen is dus niet verloren, zoals nu in vele geesten is ingeprent. Een jaar langer studeren is winst voor velen. Veel studierichtingen zijn de voorbije jaren verlengd, van 4 naar 5, of van 7 naar 9 (geneeskunde). En iedereen staat te roepen over levenslang leren, bijscholen, algemene vorming en tevens specialisatie, tegelijk leren en werken…Wat is er dan mis met een bisjaar?
Of zoekt men een voorwendsel om de financiering van de universiteiten in te krimpen? Wat dàt betekent het toch, als men zegt: ‘het is weggegooid geld, al die gebuisden’. Indien geld wordt “uitgespaard”, wat wil Vlaanderen er dan mee doen? Een halve Joint Strike Fighter F-35 mee kopen, zodat we minder afhankelijk worden van het federaal niveau Landsverdediging ? (grapje).
Het examen Engels
Het examen Engels (dat door het decreet van Fientje Moerman werd opgelegd aan professoren die in Vlaanderen vakken doceren in het Engels), is een prachtig voorbeeld van manipulatie en volksverlakkerij. De universiteiten van Gent, Antwerpen, Hasselt en de Vrije Universiteit Brussel hebben de test volgens ITACE toegepast (Interuniversity Test of Academic English).
Die test is divers, zwaar en moeilijk; hij bestaat uit 3 computertesten (woordenschat en grammatica; luistervaardigheid; leesvaardigheid; samen 1,5 uur), een schriftelijk (1 uur), gevolgd door twee mondelinge taken (een presentatietaak en een argumentatietaak. Zie http://www.itace.be/testonderdelen.html
Maar de Katholieke Universiteit Leuven heeft haar eigen “test” ontwikkeld, die een lachertje is. Men moet het maar durven; maar het werkt, want alle media hebben de betere slaagcijfers van de Leuvense professoren gepubliceerd. De Leuvense test bestond, naar verluidt, uit een video-opname van een les gedoceerd in het Engels; en een lijst van de publicaties van de prof in Engelstalige tijdschriften.
Rector Torfs heeft al gezegd, dat kritiek op de Leuvense test de goede verhoudingen tussen de universiteiten in gevaar zou brengen. Zou hij dat geleerd hebben bij de jezuiëten?
Frank Roels
Frank Roels is professor emeritus aan de UGent.