Het zal de fans van Frank Vandenbroucke weinig kunnen schelen, maar Pascal Smet gaat enthousiast verder op het elan dat door zijn voorganger is ingezet. Bedoeling van de beide heren is dat op termijn iedereen over een universitair diploma beschikt.
Hervormingen die tijdens het zomerreces worden aangekondigd, zijn altijd een beetje verdacht. Misschien maken ministers enkel de schuiven leeg voor ze op vakantie vertrekken, maar je krijgt toch de indruk dat de timing een parlementair debat moet omzeilen. Minister Lieten maakte van het reces dankbaar gebruik om haar op uiterst schimmige wijze aangewezen algemeen directeur van de VRT Sandra De Preter aangesteld te krijgen. In dezelfde week kwam minister van onderwijs Pascal Smet met een hervorming van het hoger onderwijs. Trouwens ook dezelfde week waarin hij stiekem (anders stonden we natuurlijk allemaal voor zijn deur) in het huwelijk trad.
Vanaf september 2013 zullen enkel universiteiten masterdiploma’s kunnen uitkeren. Nu bieden hogescholen zulke opleidingen aan, op academisch niveau, maar daar wil Smet vanaf. De diploma’s moeten transparanter, zowel voor studenten als voor hun toekomstige werkgevers. Ik heb nooit begrepen waarom hogescholen op academisch niveau moesten opereren, dus het siert Smet dat hij daar komaf mee wil maken. Alleen veegt hij de krakkemikkige redenering niet van tafel, maar trekt hij ze door. De opleidingen worden op een zodanig academisch niveau getild dat ze helemaal naar de universiteiten verhuizen.
Architecten, tolken, industrieel ingenieurs, kinesisten, het komt allemaal richting universiteit. De verhoogde transparantie die zal worden ondervonden door secretaresses die diploma’s van verschillende werknemers moeten rangschikken, wordt teniet gedaan door de verstomming waarmee ik geslagen ben. De enige transparante waarheid die ik overhoud is dat men op het ministerie van onderwijs niet het minste besef heeft van wat het verschil tussen een hogeschool en een universiteit is. Ik overdrijf, dat hebben ze wel.
Bouwbedrijf of onderzoeksgroep
Hogescholen en universiteiten hebben gemeen dat het fabrieken zijn waarin diploma’s worden gedrukt. Het ministerie vraagt zich al jaren af waarom daarvoor zoveel geld en ruimte nodig is, maar dat schijnt de traditie te zijn. Het verschilt zit’m erin dat de diploma’s die hogescholen drukken minder waard zijn dan degene die door universiteiten worden geleverd. Daar trachtte het ministerie een mouw aan te passen door diploma’s van hogescholen een academisch tintje te geven – baadt het niet, dan schaadt het niet -, maar de nieuwe minister heeft ontdekt dat je die diploma’s eigenlijk net zo goed door universiteiten kan laten drukken. Zijn ze net zo veel waard.
Deze ideeën worden al jaren fanatiek uitgedragen, maar ik meen me vaag een andere opvatting te herinneren. Hogescholen zijn er op gericht hun leerlingen vaardigheden aan te leren waarmee ze aan een baan kunnen raken. Veel meer dan lesgegeven wordt daar ook niet gedaan. Aan universiteiten wordt in de eerste plaats wetenschappelijk onderzoek verricht. Daarnaast worden studenten ingeleid in deze wetenschappen – basiskennis wordt onderwezen, maar ook methodologie – zodat zij zich later tot wetenschappelijk onderzoekers kunnen ontwikkelen.
Ik geef toe dat de realiteit deze uitgangspunten geweld aan doet. Een overweldigende meerderheid universiteitsstudenten gaat na hun studie ook op zoek naar een baan buiten de campus. Opleidingen als (burgerlijk) ingenieur sturen in de praktijk meer aan op een carrière in een bouwbedrijf dan bij een onderzoeksgroep. De meeste studenten zijn ook niet geïnteresseerd in een universitaire loopbaan. Dat maakt dat de focus waarmee naar universiteiten gekeken wordt sowieso meer ligt bij het onderwijs- dan bij het onderzoeksaspect. Toch blijft dat laatste de essentie.
De hervorming die Smet bij de tropische hitte aankondigde, zal deze visie onomkeerbaar maken. 21 000 studenten zullen vermoedelijk worden doorgesluisd van hogescholen naar universiteiten, hoewel van hen geen enkele bijdrage aan elk wetenschappelijk onderzoek verwacht kan worden. Universiteiten zullen nog groter worden, waar zij nu al administratieve molochs zijn die een efficiënt en wendbaar beleid om onderzoek te steunen onmogelijk maken. Professoren zullen nog meer leerkracht worden, afgerekend op pedagogische vaardigheden in plaats van intellectuele capaciteiten.
Omgekeerde realiteit
Pascal Smet denkt er vast anders over, maar deze hervorming hangt samen met een andere maatregel. Het Fond Wetenschappelijk Onderzoek waar doctoraatsstudenten mee worden gefinancierd, moet het dit jaar met drie miljoen euro minder stellen. Eerder deze maand schreven de vijf Vlaamse rectoren bang te zijn voor nog meer besparingen. De Vlaamse overheid plant een tweede besparing van miljoenen, de federale zou het hele budget dat zij hiervoor uittrekt, willen afschaffen. De universiteiten worden groter, het wetenschappelijk onderzoek schrompelt weg.
Gelukkig stelt Kris Peeters hiertegenover geregeld praatjes over het innovatieve karakter van de Vlaamse economie. Vlaanderen moet net als alle West-Europese landen inzetten op innovatie en onderzoek om de andere wereldspelers voor te blijven. De verpletterende waarheid die achter deze stelling schuilt, maakt de omgekeerde realiteit des te dramatischer. Vlaanderen als zelfgenoegzame regio, die het niet enkel zonder migranten en Brussel, maar ook zonder wetenschappers denkt te kunnen stellen. Zolang we allemaal maar op academisch niveau zitten.
Eén iets heeft de Vlaamse overheid wel over voor haar wetenschappers. De overheid zegt graag buitenlandse studenten te willen aantrekken, en is daarvoor bereid het Nederlands op te geven tijdens lessen hoger onderwijs. Het is niet enkel merkwaardig dat de nationalistische N-VA daarmee akkoord gaat, maar maakt de evenwichten nogmaals duidelijk. Liever dan financiële middelen te investeren in onderzoek, is deze regio bereid haar eigen taal op te geven. Het is afwachten of meesterbreinen uit het buitenland zullen afzakken naar Vlaanderen, waar ze weliswaar in het Engels worden ontvangen, maar alvast niet hoeven te rekenen op budgetten voor onderzoek.