Why not socialism is het laatste werkje van wijlen Gerald Cohen, een Canadese professor politieke filosofie aan het all souls college in Oxford. Cohen overleed vorig jaar in Augustus, kort na het verschijnen van dit boekje. In dit boekje – het beslaat slechts 80 paginas in miniformaat – probeert hij de morele bezwaren tegen socialisme te weerleggen en enkele filosofische vragen over socialisme te stellen en te beantwoorden.
Cohen start met socialistische principes binnen een gemeenschap uit te leggen aan de hand van een camping trip. Wanneer we met een groep vrienden op kamp vertrekken verdwijnen de traditionele marktprincipes en worden ze vervangen door solidariteit en gemeenschapszin. Wie kapitalistische marktprincipes zou hanteren om met mensen om te gaan tijdens een camping trip zou zich al vrij snel inpopulair maken. Zo zal geen enkele deelnemer het in zijn hoofd halen om nadat hij een appelboom ontdekt heeft, hier de eigendom van op te eisen, en winst te vragen voor elke appel die de anderen willen eten. Ook zal iemand met een enorm talent voor te vissen niet van de anderen eisen dat hij alle goede vis krijgt, terwijl de andere minderwaardige vis zouden eten.
De socialistische principes achter zo’n camping trip komen volgens Cohen neer op twee principes: gelijkheid en gemeenschapszin. Onder gelijkheid verstaat hij gelijkheid van kansen, de levenskansen waarop iemand recht heeft. Er zijn vervolgens 3 niveaus van gelijkheid van kansen. Het eerste niveau bestaat uit de bourgeois gelijkheid van kansen, het liberale principe dat iemands kansen, tenminste formeel gezien, niet bepaald mogen worden door iemands’ status, bijvoorbeeld die van slaaf, of door zijn huidskleur. Het tweede niveau is de linksliberale gelijkheid van kansen: levenskansen mogen niet bepaald worden door de status die een mens meekrijgt bij de geboorte, startposities dienen dus geëgaliseerd te worden door bijvoorbeeld scholing te voorzien voor kinderen uit achtergestelde milieus. Doel is dat iemand zijn levenskansen bepaald worden door de talenten die hij of zij ontwikkelt en de keuzes die iemand maakt tijdens zijn leven.
De socialistische principes van gelijkheid van kansen moeten volgens Cohen verder gaan. Socialisme moet niet enkel sociale ongelijkheid, maar alle ongelijkheid die niet het gevolg is van de vrije keuze van het individu. Ongelijkheid is nog steeds mogelijk, maar dan op basis van de vrije keuze, bijvoorbeeld door te beslissen meer of minder uren per week te werken. Maar daar hoort het volgens Cohen niet op. Heel wat ongelijkheid komt voort uit “brute luck”, puur geluk. Zeker onder een kapitalistisch systeem, waarbij de economie een casino is, speelt “brute luck” erg mee, dat is één van de redenen waarom socialisten uit moreel standpunt anti-kapitalist horen te zijn.
Een andere reden waarom socialisme op moreel vlak de voorkeur geniet ten opzichte van socialisme, zijn de principes die een mens drijven in een marktsysteem. Sociale transacties tussen mensen worden binnen de markt gedreven door hebzucht en angst. Zonder deze principes van de homo-economicus zou de kapitalistische markt niet werken. Omdat het kapitalisme mensen doet interageren op basis van deze twee negatieve principes is kapitalism moreel verwerpelijk. Cohen stelt daartegenover een utopisch socialistisch model waarbij sociale interacties worden gestuurd door gelijkheid en gemeenschapszin. Ieder draagt volgens zijn mogelijkheden bij tot de gemeenschap vanuit een principe van solidariteit.
In het voorlaatste hoofdstuk stelt Cohen zich de vraag of socialisme mogelijk is. Hij neemt daarin heel duidelijk afstand van stalinistische regimes in de SU en in China. Toch haalt hij uit deze voorbeelden, alsook uit de Europese welvaartstaat, het argument dat het blijkbaar toch mogelijk is van economische activiteiten te plannen door een gemeenschap, zonder dat deze gedreven worden door winstprincipes.
Na de val van de muur en de overwinning van het kapitalisme, zijn ook heel wat socialisten hun heil gaan ontdekken in marktprincipes. Marktprincipes zouden volgens sommigen mogelijks moeten behouden blijven in een socialistische samenleving. De markt biedt immers de mogelijkheid om informatie over je economie te genereren. Via marktprincipes kan je achterhalen wat juist geproduceerd dient te worden.
Cohen haalt enkele voorbeelden aan hoe dit zou kunnen werken, van markt-socialisme waarbij ongelijkheid weggetaxeerd wordt, tot een marktsocialisme waar de arbeiders eigenaar zouden zijn van hun eigen fabriek, een systeem van coöperatieven waar er toch nog onderlinge concurrentie zou gelden. Toch biedt Cohen geen alternatief, het alternatief ligt nochthans voor de hand; socialistische democratie. Volgens ons is democratische inspraak net hét alternatief op marktwerking, democratie is niet enkel belangrijk om de bevolking op politiek vlak te betrekken en de dictatuur van een minderheid te vermijden, het is ook een corrigerend mechanisme voor de productie, die een alternatief van vormen voor markt-transacties.
Cohen neemt op basis van morele argumenten afstand van elke vorm van marktwerking, en dus ook van elke vorm van “marktsocialisme”. Hij sluit het boekje dan ook af met een citaat in die zin: “Ik ga akkoord met Albert Einstein dat socialisme de poging is van de mensheid om de roofzuchtige fase van de menselijke ontwikkeling te overstijgen. Elke marktwerking, ook het marktsocialisme is uiteindelijk een roofzuchtig systeem. Elke poging om voorbij deze roofzuchtige fase te komen is tot dusver mislukt. Maar opgeven zou geen juiste conclusie zijn.”
In dit werk van Cohen mis ik de link naar de realiteit. Why not socialism, is een te academisch werk, de superioriteit van socialisme wordt aangetoond op basis van een theoretisch camping trip model en morele principes, in plaats van de concrete politieke en sociale noden van de bevolking vandaag. Wie met zijn voeten in de realiteit staat, leeft zoals de gemiddelde werkende en als politiek activist regelmatig aan een piket komt kan véél betere argumenten geven, dan de morele argumenten die hier aangehaald worden door Cohen, om de nood aan socialisme te staven. Niettemin is het een boekje met interessante denkoefeningen voor lezers die op zoek zijn een puur theoretisch werk.