Een eerste vaststelling. Tweehonderdvijftig actievoerders vertrouwen de geijkte democratische wegen niet en doen een directe actie om de GGO-patatten te verplanten op het veld van het maatschappelijk debat. Daar kwam heel wat reactie op. Het zijn ‘hooligans’ (Marleen Temmerman, SP.a), die ‘het recht in eigen handen nemen’ (Steven Samyn, DM) en zich zo ‘buiten het debat plaatsen’ (de vijf Vlaamse rectoren). Volgens Johan Braeckman (UGent) konden de actievoerders zich evenmin beroepen op het legitimerende predicaat van ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’. Hun actie week immers af van de door hem op maat gefabriceerde definitie.
Dergelijke reacties horen natuurlijk bij de gebruikte actiemethode. Felle acties lokken heftige reacties uit. Dat is geen kwestie van plotse shocks of de emoties, maar een noodzakerlijkheid om barstjes in de orde direct aan het oog te onttrekken.
Het meest interessante zinnetje om de ‘politieke operatie’ te duiden die hier door een breed front van opiniemakers en gezagsdragers is opgezet, is de uitspraak van de vijf rectoren. De actievoerders plaatsen zich volgens hen buiten het debat. Hier valt nogal wat op aan te merken.
Ten eerste was er voor zondag 29 mei – zoals al heel wat mensen opmerkten – geen GGO-debat in Vlaanderen, laat staan een breed debat over landbouw, ecologie en sociale rechten. Net zoals er zonder actievoerders geen debat was geweest over de ‘Lange Wapper’. We kunnen ons afvragen hoe je je buiten een debat kan plaatsen dat je zelf hebt mogelijk gemaakt.
Ten tweede zijn het de bovenvermelde critici die direct of indirect door de gemeenschap betaald worden om een dergelijk debat op gang te brengen. Dat is niet gebeurd. Is dat een geval van vooringenomenheid of (on)schuldig verzuim?
Ten derde mogen we ons niet blindstaren op de retoriek van onze rectoren. Door te stellen dat de actievoerders zich buiten het debat plaatsen, maken ze zelf de actievoerders en vooral hun methodes net meer dan ooit tot onderwerp van het maatschappelijk debat. Dit lijkt eerder een schijnbeweging. De operatie is er in wezen op gericht zichzelf, de eigen ‘democratische’ methodes en de relevante discussie over de GGO’s en landbouw op zich, uit het publieke debat te houden. Het is een wat bruuske zet om het debat te ‘normaliseren’ en er weer een ‘non-debat’ van te maken.
We kunnen ons hier afvragen of de verontwaardiging van al die opiniemakers , politici en academici niet eerder gespeeld is. Zijn Kris Peeters en de Vlaamse rectoren nu echt verbaasd dat in het Vlaanderen van de ‘Lange Wapper’, in het België van de politieke impasse, of in het Europa van het ‘socialisme voor de rijken’ heel wat geëngageerde mensen de geijkte democratische paden verlaten? Parlementaire vragen, verzoekschriften, juridische steekspelletjes… Politici zeggen over elkaar al van die dingen als “wie gelooft die mensen nog” (Yves Leterme). Waarom zouden actievoerders dan nog geloven dat ze zonder ‘shock’ een ernstig maatschappelijk debat kunnen teweegbrengen over een belangrijk maar volledig genegeerde kwestie als deze GGO’s?
Werkloze hippies
Tweede vaststelling. Een beetje in de marge van het gebeuren, maar interessant voor Facebooksociologen en een belangrijke indicatie voor wat er aan de hand is met ons (hoger) onderwijs. Al tijdens de actie vonden heel wat jongeren (vooral bio-ingenieurs) de weg naar de pagina die opriep voor de patattenactie. Ze uitten daar hun ongenoegen, maar op een zeer opvallende manier; heel emotioneel, wars van enig argument. Twintig tot dertig hoogopgeleide jongens en meisjes produceerden een opmerkelijk unisono arsenaal aan scheldwoorden en persoonlijke verwijten. Om er enkele van het net te plukken: de actievoerders waren ‘werklozen’, ‘hippies’, ‘marginalen’, ‘debielen’, ‘fundamentalisten’, ‘faggots’, ‘mongools’ enzovoort. Er werden allerlei persoonlijke gegevens van actievoerders opgezocht en te grabbel gegooid en bij meer dan één tussenkomst was de toon fysiek bedreigend (‘politie had beter harder geknuppeld’, ‘hún tuinen vernielen, ‘steriliseren’, …).
Het punt is hier niet dat deze jonge pro-GGO’ers hier moreel een stap te ver gegaan zijn of zich niet politiek correct genoeg gedragen hebben. Het is voor de duidelijkheid bij woorden gebleven. We zien hier vooral een (weliswaar veelzeggende) ‘spontane’ opsomming van mensen waar deze jongeren liever niets mee te maken hebben en harde taal om hun ongenoegen extra kracht bij te zetten. Ook het mechanisme op zich is interessant: de studenten ontdoen de ‘tegenstander’/actievoerders van waarde of waardigheid en blokkeren zo de verdere politisering van het debat (ook binnen de eigen groep). Dit is een variant van de gekende techniek, waarbij het politieke persoonlijk wordt gemaakt in plaats van andersom.
Het gaat er niet over dat deze jongeren niet ‘durven denken’, want dat durven ze duidelijk wel. De cruciale vaststelling is dat het deze jongeren ontbreekt aan voldoende maatschappelijke weerbaarheid én ‘denkstof’ om als het er echt op aankomt te kúnnen denken en argumenteren.
Ten eerste blijkt de shock die de aardappelactie voor hen bijzonder groot geweest te zijn. De jongeren ervoeren die als een persoonlijke aanval: op ‘de wetenschap’ en dus op hen als ‘wetenschappers’. Ze konden blijkbaar noch de actievorm, noch de redenen ervoor echt maatschappelijk kaderen. Jonge wetenschappers moesten – eenmaal de academie verlaten en het maatschappelijk debat ingetreden – plots niet meer rationeel argumenteren, want ‘zij zijn begonnen’ (met het verstoren van de orde). Hun verontwaardiging over de actie opende vervolgens de deur om zich te laten gaan in getier en gescheld. We kunnen hier de bedenking maken dat deze jongeren duidelijk geen (bijna letterlijke) ‘tegenslag’ gewend zijn en eerder agressief (angstig?) reageren als de orde waar ze zich mee identificeren ondermijnd geraakt. Wie de orde ondermijnt, kan geen gesprekspartner zijn. Pathologiseren hoeft niet, maar hier is duidelijk iets aan de hand.
Ten tweede – en misschien een medeoorzaak van dat eerste – is dat de jonge wetenschappers niet lijken te geloven dat er tegenstrijdige onderbouwde ‘hypothesen’ mogelijk zijn. De argumenten van de actievoerders zijn per definitie ‘onwetenschappelijk’ en (vooral) maatschappelijke elementen in de discussie over GGO’s zijn ‘naast de kwestie’ (zie Matthias Lievens over ‘engineering’).
Enkele wetenschappers die de actie steunen merkten terecht op dat bij het patattenonderzoek van de UGent haast enkel biotechnici betrokken zijn (DM, 3 juni 2011). Maar we zouden verder kunnen gaan. Een hele resem aan disciplines en overwegingen komen evenmin in de opleidingen van onze bio-ingenieurs aan bod. Wie er de curricula op naslaat, ziet dat tachtig percent en meer van de studie-uren gaan naar natuurwetenschappelijke en technische aangelegenheden. Meer maatschappelijke menswetenschappelijke inzichten, kan je eventueel opdoen via keuzevakken.
Het is geen originele vaststelling, maar voor de zoveelste maal zien we hoe de ‘kritische universiteit’ uit de jaren zeventig helemaal weg is. Intellectuele diversiteit is vervangen door monocultuur.
Misschien moet moraalfilosoof Johan Braeckman zich maar eens zorgen beginnen maken over de homeopathische hoeveelheden maatschappelijke en kritische inzichten die zijn hooggeschoolde voorvechters van de vooruitgang meekrijgen. Dat kan nuttiger blijken dan de actievoerders te labelen als ‘intellectueel oneerlijk’ of als fundamentalistische ‘neo-luddieten’…
Socialisten ontwaakt?
Derde punt. Links hier ten lande is al niet groot of sterk, maar ook in deze patattenoorlog bewees SP.a eens te meer steeds de kant van de macht te kiezen (waar is Marleen Temmerman nu om als een echte syndicaliste het ontslag van Barbara Van Dijck aan te vechten?) en bleek Groen! wederom niet in staat haar natuurlijke bondgenoten te steunen (gelukkig toonde Bart Staes zich wel moedig).
De politieke groepen links van centrumlinks lieten zich dan weer eens van hun meest antieke kant zien door ofwel afzijdig te blijven in het debat, of door mee te spelen op de fiddle van de vooruitgangsretoriek en de kritiek op het gewraakte ‘neo-luddisme’ te onderschijven. Over de acties en reacties van de eerste twee partijen is ondertussen nagenoeg alles gezegd en geschreven. Wat overblijft is de houding van radicaal-links, diegenen die het dichtst staan bij de maatschappelijke kritieken van de actievoerders en hun methodes.
Een allereerste opmerking is dat de hang naar ratio en wetenschappelijkheid van vele gepokt en gemazelde socialisten correct is. De groene beweging is inderdaad te lang doorwasemd geweest met zweverige verhalen over ons aller ‘Moeder Aarde’. Ook vergt de strijd tegen ‘de macht’ enige ‘discipline’. Dat wil zeggen dat het niet in het voordeel is van syndicalisten, militanten of actievoerders waar ook ter land ter zee of in de lucht om te vervallen in gemoraliseer, emo-argumentatie of persoonlijke verwijten. Verder heiligt niet elk doel elk middel.
Maar net op al deze laatste punten zat het met de patattenactie best wel snor. De actie was onderbouwd met zowel ecologische als sociale argumenten, en de tussenkomsten in de pers – zowel op de dag zelf, als in Ter Zake, als de verschillende opiniestukken – tonen duidelijk aan dat de Field Liberation Movement actief is bínnen het rationele kader van ‘de Verlichting’ en niet – wat pro-GGO’ers graag beweren – er buiten. Een uit de hand gelopen woordenwisseling, zoals Schamper die schamper rapporteert (opnieuw: het politieke wordt hier persoonlijk gemaakt en het debat verdwijnt) was uitzondering en geen regel (in tegenstelling tot de beschreven tirades tegen ‘hippies’). Er is een brede waaier aan argumenten van alle slag, samen vormen die een vrij coherent geheel.
Verder blijft verontwaardiging over de aard van de actie best binnen de juiste proporties. Zoals Bart Eeckhout terecht opmerkte in De Morgen van 4 juni: mag de Boerenbond zich vanaf vandaag ook verwachten aan vervolging wegens ‘bendevorming’ telkens ze een Brussels kruispunt bezetten (plus dagvaardigingen voor de ‘economische schade’ die ze hebben aangericht)? Of moeten we dat gedachtenexperiment nog eens doortrekken naar de syndicale strijd?
De traditioneel-socialistische verwijten over ‘luddisme’ (die machines kapotsloegen omdat die hun werk afpakten, een actievorm die ten andere tot op de dag van vandaag in de vorm van ‘sabotage’ integraal deel uitmaakt van de actievormen van de arbeidersbeweging) voeren ons naar enkele sleuteldebatten binnen de linkerzijde.
Sommige socialisten zijn niet in staat zich te verbinden met een actie of strijd als die niet over de juiste rode geloofsbrieven beschikt. Ze halen naar oude gewoonte allerlei ‘ismes’ aan om de eigen doxa af te schermen voor de ideologische consequenties van de reële strijd. Het feitelijke ‘objectieve’ gevolg hiervan is desolidarisering en het verhinderen (of bemoeilijken) van de circulatie van de strijd en dus van de strijd zelf. Exact het omgekeerde van het werk dat ligt te wachten op socialisten van de 21ste eeuw.
Al doende verliezen sommigen ter linkerzijde overigens uit het oog dat klassenstrijd een dialectisch gegeven is. Geen tweestrijd tussen arbeidersbeweging en ‘het patronaat’ dus (waar iedereen zich naar moet voegen, een ‘deelstrijd’ moet van zijn). Geen gevecht tussen ‘socialisme’ en ‘kapitalisme’ (die je zo moet benoemen om echt progressief te zijn). Klassenstrijd is de basisrelatie tussen arbeid en kapitaal die zich objectief uitdrukt in meer dan het kiezen van de juiste vlag, de juiste woorden of het lidmaatschap van de juiste club. De strijd kan zich zelfs op honderd-en-een manieren uitdrukken, ook als dat zo niet in de boekjes beschreven staat. Door interesse in ecologie, GGO’s, kernenergie of stadsvernieuwing bijvoorbeeld… De groene thema’s.
Meer nog, dialectiek impliceert zoiets als ‘de-verkeerde-actie-op-het-juiste-moment’; acties zoals die van Ludd en zijn Luddieten, die meer dan hun rol gespeeld hebben en nog steeds spelen als dialectische schakel in de keten van het groeiende bewustzijn. De arbeidersbeweging heeft voorts doorheen de tijd een massa aan meer of minder effectieve instrumenten opgebouwd om haar strijd te voeren (honderden – zelfs duizenden – syndicaten, partijen, ideeën en ideologieën, actievormen, …). De aard en inzet van dat arsenaal hangt echter af van de keuzes die autonoom en op eigen verantwoordelijkheid op het terrein zelf gemaakt worden (en kunnen gemaakt worden) door zij die de strijd aangaan. Telkens ‘politbureaus’ daar op beginnen ingrijpen, loop het fout.
Het moet onderhand toch duidelijk zijn dat de klassenstrijd allang uitgedijd is tot ver buiten de fabrieken, kantoren en eigenlijke arbeidstijd. Net omdat het kapitalisme van na de Tweede Wereldoorlog – met een doorstart in de jaren zestig en zeventig – steeds meer ook de sfeer van de reproductie onderworpen heeft aan haar logica (vermarkting van ‘vrije tijd’, kleding en voeding, huishoudelijke arbeid, cultuur…). Daarbij tellen we 1) de nieuwe aan de gang zijnde ‘enclosure of the commons’ (zoals hier de privatisering/patentering van genen) en 2) het stijgende politiek-economische belang van ‘rente’/financiële economie boven ‘meerwaarde’/reële economie (bedrijven innen winst op het gebruik van door hen gepatenteerde zaden). En dit alles tegen de achtergrond van de meest brute vormen van uitsluiting en uitbuiting (parafrasering van Zizek in ‘First as tragedy, then as farce’).
Wie is er dan nog verbaast dat de opstandelingen van vandaag in hun vrije tijd op een zondag genetisch gemanipuleerde patatten uit de grond gaan trekken? En welke socialist durft nog echt beweren dat we hier “maar” met ‘neo-luddieten’ te maken hebben, of – mocht dat al zo zijn – dat dat ook maar iets afdoet aan de manier waarop deze patattenactie een impact heeft op het maatschappelijk debat.
We zetten om af te sluiten de diverse discussiepunten op een rijtje:
- de wenselijkheid van GGO’s op zich en de spanning tussen ‘cultuur’ en ‘natuur’
- GGO’s versus duurzame landbouw (de sociale effecten van GGO’s)
- patenten en de privatisering van kennis en basisgoederen (zoals voedsel)
- de rol van wetenschap in de samenleving (het kan dus het mag, het kan dus het moet?)
- democratisch debat in Vlaanderen (in het kader van ViA)
- directe actie en burgerlijke ongehoorzaamheid vorm van geweld versus ‘legitiem geweld’ (politieknuppels, ontslag …)
Conclusies?
Wat er ook van zij, het lijkt er op dat de patattenoorlog onze door regenten bestuurde frietdemocratie meer heeft dooreen geschud dan de frietrevolutie zelve.
Het debat zal nog enige tijd doorgevoerd worden op diverse fora en rond de opgesomde elementen (en anderen). En hoewel sommigen geschrokken zijn van de ongemeen gemene tegenreactie van het kamp van Peeters en de rectoren, blijkt inmiddels – in tweede instantie – dat die mensen hun hand hebben overspeeld. Het komt niet aan de minister-president toe om procureur te spelen, en de manier waarop de KUL haar rol als werkgever misbruikt om het publieke debat te vertekenen is een precedent dat geen enkele vakbond kan laten passeren.
Het komt er nu op aan het debat in al haar facetten op basis van de beste en stevigste argumenten te verbreden en te verdiepen. Dat wil zeggen dat het hier en daar tijd is voor nuance, maar misschien evengoed dat het belangrijk is om de duidelijkste tegenstellingen zowel met woorden als via acties uit te diepen en aan te scherpen.
Zo was de repliek van Van Montagu en co op de wetenschappers-actievoerders eerder oppervlakkig als het er op aan kwam de banden tussen onderzoek en business te weerleggen (“alsof we deel zijn van een complot”), lijkt de wetenschapsfilosofie van Braeckman op een eeuwig theebezoek bij Karl Popper, geven de vele reacties uit de milieu- en landbouwsector aan dat er toch echt wel iets aan de hand is met die GGO’s (en dat er wetenschappelijke grond is om dat debat te voeren), en is het ontslag van Barbara Van Dijck meer dan een brug te ver. In al deze zaken is de tijd nog niet rijp voor grijswaarden (tenzij voor wie de democratie echt wenst te begraven).
Zeker als het gaat over dat ontslag is het belangrijk om nu de hysterie over de actie is gaan liggen, vast te stellen dat de verdedigers van ‘het vrije onderzoek’, ‘de wetenschap’ en ‘de democratie’ een lichtjes andere visie hebben op de invulling van die begrippen. Het is zeker op dit punt belangrijk om onomwonden kant te kiezen, niet voor ‘de wetenschap’ maar voor een kritische wetenschapster.
Al meer dan 1.500 tekenden de petitie tegen het ontslag. Een aanwijzing dat het kan verkeren.