Ik vermijd doorgaans theatervoorstellingen
die langer dan twee uur duren omdat ze
te veel overbodigheden bevatten die de essentie versmachten. Door een samenloop
van omstandigheden moest ik gisteravond ‘Othello’ van Toneelgroep Maastricht
ondergaan, een voorstelling die een zitje van liefst 180 minuten vergde. Tot
mijn eigen verbazing heb ik heelhuids en zonder in te dommelen de finish
bereikt en ik was zelfs behoorlijk onder de indruk.
Vooreerst van de geestige bewerking en
vertaling die Jibbe Willems van deze zeventiende-eeuwse soap maakte, met veel
respect voor de magistrale taal van Shakespeare, zonder in pure adoratie te
vervallen. Want geef toe, sommige metaforen van de oude bard zijn ronduit
lachwekkend. Willems is erin geslaagd die overexposure van Shakespeares talent
te doseren en om te buigen naar guitige vondsten.
Ten tweede: de vormgeving. ‘Othello’ speelt
zich af in een sober decor. In het midden staat een glazen kooi waarin de
acteurs af en toe verdwijnen. Toch blijven ze tijdens de hele voorstelling
opmerkelijk aanwezig, soms op scène, soms in de coulissen, soms op de glazen
kooi, doof en blind voor wat de jaloerse Jago (Michaël Pas) aan het bekokstoven
is, want anders werkt het verhaal niet dat Shakespeare ons wil opdissen.
Dat verhaal draait vooral rond het
personage Jago, die zich gekrenkt voelt door zijn baas Othello (Koen De Sutter)
en wraak wil nemen omdat hij geen promotie kreeg en die ellendeling van een
Cassio (Daan van Dijsseldonk) wél. Dat levert een ingenieus plannetje op waarin
Othello’s geliefde Desdemona (Julia Akkermans) de hoofdrol speelt, en waaraan
alle andere personages, vaak zonder het zelf te weten, meewerken.
Het web van intriges, misverstanden en
manipulaties is zo complex dat het alleen in fictieve verhalen stand kan houden
(en ook met een beetje goede wil van de toeschouwer), maar met zijn prachtig
gekunstelde taal leidt Shakespeare de aandacht af van de simplistische
complexiteit (géén paradox) van het verhaal.
Dat het al bij al toch niet zwaar op de
hand geserveerd wordt, hebben we te danken aan het voortreffelijke spel van de
acteurs, de heldere regie (van Servé Hermans) en de heerlijke gezongen of op
piano gespeelde intermezzo’s met composities van o.a. Verdi (uit diens
‘Othello’), Dowland en Monteverdi.
‘Othello’ is in deze moderne versie veel
meer dan in de oorspronkelijke tekst een verhaal over racisme. Jago praat over
Othello als over een vuile neger, een diklip met een gouden pik, en die gouden
pik is even later een met ebola besmette stamper. Jago’s hypocrisie is dan weer
kenmerkend voor de politici van deze tijd, die met de glimlach over lijken gaan
en hiermee nog scoren bij het publiek ook.
Na de pauze merkte je wel wat vermoeidheid
bij de spelers. Begrijpelijk als je weet dat ze deze voorstelling drie keer in
nauwelijks iets meer dan één dag gespeeld hadden. Voor één keer vond ik de
staande ovatie die volgde dan ook heel terecht.