Schreeuwen in de woestijn
Zoals dat gaat in onze zogeheten democratie wordt er in de aanloop naar de verkiezingen over een paar items druk geruzied. De ene partij wil scoren tegen de andere, zieltjes – of vooral stemmen – winnen, hun slogan op de voorpagina krijgen. En een paar dagen later gaat het dan over iets anders. Na de verkiezingen wordt het voor lange tijd stil en dan komt er plots een coalitie tevoorschijn. De richtlijnen voor het beleid van de komende 5-6 jaar worden uitgezet. Of dat beleid strookt met wat er voor de verkiezingen op de agenda stond en ook met wat er eigenlijk is gezegd, is van geen tel meer. De scherpe kantjes worden van de verkiezingsretoriek gevijld en wat je overhoudt is een samenraapsel van beleid dat niets wezenlijks verandert, besluiten die niet op de lange termijn kijken en vooral plannen waar bijna niemand zich nog in kan vinden.
Voor de verkiezingen zijn we burgers, na de verkiezingen worden we belastingbetalers. Het mag dan ook niet verbazen dat partijen zich in bochten wringen om toch maar vooral niets te zeggen dat kiezers zou afschrikken. Politici kunnen niet echt uitkomen voor hun overtuiging omdat dat hen stemmen kan kosten. Daar waakt het partijbestuur wel over. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat er tijdens verkiezingscampagnes weinig of geen innovatieve, radicale ideeën naar voren worden gebracht. Innovatie komt niet vanuit de politiek. Dat moet uit de samenleving komen. Daarom verzamelen veel misnoegde burgers zich in kleinere lijsten. Omdat deze bewegingen klein en nieuw zijn krijgen ze helaas geen aandacht. En zo vervult de profetie zichzelf dat progressieve ideeën geen draagvlak zouden hebben.
Dat houdt ons echter niet tegen om te schreeuwen in de woestijn. Als we maar lang genoeg volhouden drijven goede ideeën boven. Het doet me denken aan Cato de Oudere die al zijn tussenkomsten in de Romeinse senaat afsloot met telkens één en hetzelfde zinnetje: Ceterum censeo Carthaginem esse delendam. (“Voor de rest ben ik van oordeel dat we Carthago met de grond gelijk maken.”) Schreeuwen in de woestijn … met stijl.
Op ons 18 met pensioen!
De laatste week hebben alle partijen hun zegje mogen doen (en daarna terug inslikken) over ons pensioen. De leeftijd, het aantal gewerkte jaren, de grootte van de uitkering, ... Partij X zegt 67, partij Y zegt 65 en partij Z zegt 62. Bent u nog wakker?
Laat ons even van mens tot mens praten: tot welke leeftijd wil u werken? Een lastige vraag, nee? Als u net bent afgestudeerd of zoals ik in uw dertigerjaren bent, is dat allemaal nogal ver van uw bed. Nochtans gaat het ook over uw toekomst. Of misschien loopt u al tegen de 60 of zelfs tegen de pensioenleeftijd, als u nog kan volgen wanneer u nu op pensioen zal mogen gaan. Hoe voelt u zich bij het vooruitzicht om over korte tijd afscheid te moeten nemen van uw collega’s en uw werk? Veel mensen doen hun werk graag. Het is moeilijk te geloven als je sommige politici bezig hoort.
In de huidige regelgeving is het mogelijk om na een aantal gewerkte jaren vroeger dan de wettelijke leeftijd op pensioen te gaan. Maar wat is werk? Als je 42 jaar lang 3 dagen per week hebt gewerkt, heb je dan 42 jaar gewerkt? Als je vijf jaar voor je kinderen hebt gezorgd, telt het in ieder geval niet mee. Of als je ziek thuis bent geweest en vrijwilligerswerk hebt gedaan in je buurt, telt het niet mee. Omgekeerd geldt dezelfde wettelijke pensioenleeftijd voor iedereen: mensen die op hun 18 zijn beginnen werken, mensen die 10 jaar hebben gestudeerd of mensen die hun hele carrière een ongezonde jobs hebben gedaan. Ik raad dit opiniestuk van Ria Janvier aan om een beetje broodnodige helderheid te krijgen.
Het is duidelijk dat grote groepen in de samenleving worden gediscrimineerd door voor iedereen dezelfde regels op te leggen. Daarvoor zie ik twee oplossingen.
1.We passen de regels aan zodat ze rechtvaardiger wordt. We kunnen bijvoorbeeld de wettelijke pensioenleeftijd afschaffen en enkel nog naar het aantal gewerkte jaren kijken. We maken daarbij uitzonderingen voor ongezonde jobs en we schakelen ziektejaren en jaren waarin we mensen verzorgen gelijk. Het gevolg: meer en onduidelijkere regels, meer papierwerk, meer ambtenarij, meer controle.
2.We schaffen het pensioen integraal af. We geven iedereen een gelijke uitkering die de basisbehoeften dekt: eten, onderdak, kledij, elektriciteit, water, communicatie, … We kiezen zelf wanneer we ‘op pensioen’ gaan. Op ons 65, op ons 60 of op ons 18. Hoe meer we werken en sparen, hoe hoger ons inkomen. Het gevolg: geen regels, geen papierwerk, geen ambtenarij, geen controle. Kortom: meer vrijheid. Vrijheid om te kiezen waar wij onze tijd aan besteden: zorgen voor onze familie en vrienden, (commerciële) activiteiten organiseren, genieten van onze omgeving, creatief zijn, mensen verbinden, een brouwerij beginnen, …
Is daar geld voor?
Onze economie is groter dan ze ooit geweest is in de geschiedenis. Onze samenleving is rijker dan ooit tevoren. Daar is dus geld voor. De vraag is alleen: hoe overtuigen je iedereen om solidair te zijn? Het helpt natuurlijk dat iedereen zo’n uitkering krijgt. Maar moeten we dan geen opofferingen maken? Ik weet het niet. Niemand weet het.
En als we iets niet weten, moeten we het bestuderen. Er zijn al ontelbare studies verschenen over een onvoorwaardelijk basisinkomen (want dat is zo’n uitkering in feite). Die stellen allemaal stuk voor stuk dat het een moreel en praktisch wensbaar voorstel is. Laat ons becijferen hoe we het concreet kunnen maken. Een heel aantal overheidsdienst zullen we niet meer nodig hebben. Wat besparen we aan ambtenarenlonen (pensioendienst, OCMW, Werkloosheidsuitkeringen, studiebeurzen)? Tegelijk zullen ook een groot aantal kosten dalen doordat we gezonder en gelukkiger leven. Wat besparen we zo aan maatschappelijke uitgaven (gezondheidszorg, politie, milieu)?
Tegelijk moeten we weten wat de impact is op de samenleving wanneer niemand nog moet werken voor zijn basisbehoeften. Zullen mensen überhaupt nog gaan werken? Zullen alle belangrijke jobs nog wel ingevuld geraken? Gaan mensen massaal drugs gebruiken en de hele dag TV kijken? De experimenten die tot nu toe zijn gebeurd over de hele wereld, wijzen uit dat er geen grote verschuivingen gebeuren. Een kleine groep zal misschien minder beginnen werken. Sommige mensen zullen opnieuw gaan studeren. Om precies te weten wat de gevolgen zijn, hebben we echter een grootschalig, langlopend pilootproject nodig in ons land. Daarvoor kunnen we beroep doen op sponsoring van de verschillende overheden (lokaal, regionaal, federaal en Europees).
Het moet een academisch, objectief onderzoek zijn met één vraag: wordt de samenleving gelukkiger met een universeel onvoorwaardelijk basisinkomen. Tijd om te experimeren!