Er
zijn zo van die dagen, en gelukkiglijk komen ze bij mij niet veel
voor, dat ik, ‘s ochtends de internetkranten doornemend, mij
langzaam een gevoel van moedeloosheid overmant.
Niet (alleen)
omdat redacteurs en lay-out mensen hun uiterste best doen om de
chronische berichten over oorlog, dood, ellende, honger, en ziekte
op deskundige wijze af te wisselen met de grootst mogelijke
ridicule, tot belangrijke problematiek opgeblazen onzin, maar vooral
om de gelatenheid, desinteresse, en navelstaarderij welke steeds
meer blijkt uit de reacties die er op volgen.
We leven op
een wereldbol, welke wij met zijn allen wetens en willens reeds
decennialang gestaag naar de onleefbaarheid aansturen. Wij bedriegen
onszelf met milieumaatregelen die wij pas nemen, twintig jaar na hun
effectiviteitdatum, en daarenboven dan nog maar deels uitvoeren.
Alle denkvermogen negerend, blijven wij steevast geloven in een
sociaaleconomisch systeem dat gestoeld is op de ongebreidelde groei
van verspilling, vervuiling, onrecht, ongelijkwaardigheid,
onrechtvaardigheid en de oeroude machtsprincipe van de
sterkste.
Wie over dat
alles placht na te denken ziet zich voor de keuze geplaatst tussen
ofwel, rechtdoor gaan en afwachten waar men uitkomt, omdat dat nu
eenmaal de eenvoudigste weg is, ofwel de minder gemakkelijke
richting nemen van het geloof in de inventiviteit der mensheid, die
het systeem, mits hervorming, bijsturing en duurzaamheid denkt te
kunnen redden, ofwel de
moeilijke, eerder pessimistische weg, met de wetenschap dat enkel
een noodgedwongen syteem- en samenlevingwijziging nog enig uitzicht
op de toekomst biedt.
Niet allen de globale
levensbeschouwing m.b.t. het mensdom, maar ook deze over onze
eigen nationale habitat is evenmin van aard om het toevallig
gedeprimeerd ochtendgevoel op te krikken dat mij vandaag te
beurt viel bij het surfen door de informatiemedia.
Sinds de start
van, zowel onze Vlaamse als federale zogenaamde
‘herstel’-regeringen, worden wij vrijwel elk dag om de oren geslagen
met maatregelen welke enerzijds de algemene middelen voor openbaar
vervoer, onderwijs, bouwsubsidiering, cultuur, en gezondheidszorg
sterk inperken, en anderzijds lachende ministers en partijkopstukken
die ons komen bezweren dat wij het eigenlijk niet zullen voelen,
omdat het toch maar gaat om het bijdragen van de steentjes die ‘wij’
tóch te veel hebben, niet?
Toen ik deze
ochtend dan ook nog las dat de tot mediaspecialist-staatsecretaris
gepromoveerde voormalig bierbrouwer, Sven Gatz, doodleuk verklaart
dat onze openbare omroep zijn ‘digitalisering’ maar deels door
televisiekijkende gebruiker moet laten betalen, werd het mij
allemaal wat te veel.
Het ‘heen en
weer’ krijg-gevoel over de blauwe mantra’s als daar zijn: “gratis
bestaat niet”, “iedereen moet zijn deel bijdragen” en “de gebruiker
dient te betalen”, krijgt bij mij stilaan een chronisch karakter.
Bedenkende dat er nog een hele waaier aan openbare dienstverleningen
zijn die voorlopig nog niet individueel door de gebruiker betaald
dienen te worden, slaat mij de schrik om het hart. Ik denk maar aan
het gebruik van voet- en fietspaden, openbare verlichting, radio,
politietussenkomst, enz. Om nog maar te zwijgen over het
massaal gebruik van lucht. Er is dus voor onze blauwe
beleidsmakers nog een waaier van mogelijkheden en werk vooraleer men
“iedereen zijn (volledige) verantwoordelijkjheid” (om te leven) kan
doen opnemen.
Óp naar de
individueel betalende participatiemaatschappij!