Wat het fenomeen Oorlog betreft: verstandige commentatoren komen elke maand meer tot het besef dat er pakweg sinds de “poëtische revolutie” van mei ’68 wel erg in clichés is over gedacht en gepraat.
Jonathan Holslag stelt als vooraanstaande intellectueel in feite telkens weer de vraag: “Hoe kunnen wij politici (en burgers) uit de kennelijke vadsigheid halen, en hen actiever, dynamischer maken voor het algemeen belang van Europa?” Langdurige Vrede lijkt hen wat lam te maken. Zoals bijvoorbeeld gebeurde met het historische rijk van Venetië, dat niet aan oorlogen maar aan de gevolgen van een lange periode van vrede ten onder ging. Eerder al suggereren mensen met denkkracht en originaliteit dat niets zoveel samenhorigheid en samenwerking genereert als wanneer een gemeenschappelijke vijand moet bestreden worden. Dit kon wel eens waar zijn.
Na de grote oorlog begonnen door de nazi’s, die bijzonder vuil werd gevoerd, met inzet van meedogenloze politieke politie (de Gestapo en SD) en die ook de beruchte grootschalige moordkampen bracht, is oorlog vanzelf lange tijd taboe geweest, zeker het idee van oorlog als brenger van iets positiefs. De ‘poëtische revolutie” van de jongeren in mei ’68 heeft helder denken niet bevorderd. “Vrede” leek voor hen binnen bereik, een legitiem doel, niet voor vijftig of tachtig jaar, maar voor eeuwig.
In het Ancien Regime, van de Romeinen tot de Franse Revolutie (1789) was oorlog echter nooit de grootste doder; wel pandemieën en vooral Honger, zelf gevolg van de gedurende millennia endemische Armoede! Laten wij om te beginnen dus meer Geschiedenis studeren.
De krijgshistoricus Max Hastings wijst er in de inleiding op zijn hoofdwerk over WO II op
dat het aantal doden bij de militairen (aan geallieerde zijde) niet meer dan vijf promille bedroeg.
Dat geeft te denken.
Misschien is Oorlog dan te beschouwen als een oer-fenomeen dat de mens nooit achter zich laat, en dat de mensheid, dat een rijk, een natie, een maatschappij zelfs periodiek nodig heeft. Oorlog is dan niet het “absolute kwaad”, maar valt te beschouwen als het afzetten van een voetje dat door kanker is aangetast; als een streng dieet aangepast aan je ziekte. Als het streng snoeien van een struik of boom: dat geeft de plant een scheut van vitaliteit en hij zal op die manier langer leven, zoals wij persoonlijk leerden van de snoeimeester bij een van de vele soorten vrijwilligerswerk die wij hebben bedreven.
Oorlog is te beschouwen als een paardenmiddel, een grondige ingreep, die pijn doet en verdriet veroorzaakt, maar die ook nieuw leven mogelijk maakt.
Wat de vraag betreft hoe je de vitaliteit van een samenleving, van politici kunt verhogen, nog het volgende. Zelf heb ik een paar duizend keer aan Responsabilisering gedaan van de klasse die de macht draagt, op verschillende manieren. Door opiniestukken en lezersbrieven te publiceren in een tiental vooraanstaande kranten en tijdschriften. Door politici persoonlijk aan te spreken en aan te schrijven.
Dat bleef niet altijd zonder succes.
Aan een ander front heb ik de gekwetsten en moedelozen intensief opgezocht en bijstand verleend. Van mensen in de psychiatrie, die ik gedurende een kwarteeuw honderden keren bezoekjes heb gebracht, over stervende mensen die ik in een Palliatieve Zorg Eenheid twee jaar lang heb bijgestaan en verzorgd; tot wanhopige Vlamingen die nergens met hun verzuchtingen, eenzaamheid en angst terecht konden, en dan anoniem naar Tele-Onthaal, de algemene hulplijn belden. Drieduizend gesprekken heb ik daar gevoerd, gespreid over acht jaar van inzet.
Dat onbaatzuchtige en ongetwijfeld zeer nuttige en nodige werk leverde me geen bijkomend inkomen maar wel veel kennissen en vrienden, veel inzicht en een beetje wijsheid, en uiteindelijk ook een nationale eretitel op. Dit is en blijft aan te raden arbeid en inzet, zeker voor hen die zich ertoe geroepen voelen en over de juiste talenten beschikken. Het is arbeid die, wat het opiniewerk betreft, zeer veel studie, veel oefening, communicatietalent vereist, en wat de zorgverlening betreft, veel empathie, sympathie, geduld, luistervaardigheid, natuurlijke vriendelijkheid, en grote hoeveelheden menselijke warmte, energie en tijd vergt.
Uiteindelijk blijkt dit soort zachtzinnige inzet echter het verschil niet te kunnen maken. Niet voor het individu met die roeping, en nog veel minder voor de maatschappij als geheel, waar dit soort onbaatzuchtige, onzelfzuchtige, zorgzame profielen witte raven blijven. Na verloop van tachtig jaar verdwijnt de strijdlust, de patriottische trots, de medemenselijkheid, de scherpte, de samenhorigheid, de wederzijdse liefde, de wederzijdse zorg, de positieve instelling, de bereidheid tot soberheid en massieve inzet bij velen toch wel wat, zoals Jonathan Holslag suggereert. Kijk naar de slapte waarmee op de reuze uitdaging van de klimaatontsporing wordt gereageerd.
Op een bepaald moment is, zo is onze analyse, een ander soort inzet, die lang uitgestelde en gevreesde, grootschalige maatschappelijke ingreep weer nodig die typerend voor diepgaande omwentelingen zorgt. Die houdingen als heldhaftigheid, trots, intense betrokkenheid, samenhorigheid, dapperheid, wilskracht, die kortom de Moed-der-Wanhoop vermag naar boven te brengen bij hele bevolkingen. Deze die geschiedt via gevechten. Deze die geschiedt met inzet van militairen en wapensystemen. Oorlog.
—
Waarbij het dan de opdracht is voor iedereen, volgens eigen positie en macht, er het beste van te maken. De oorlogswetten te (doen) respecteren, onschuldige burgers te sparen en de oorlog beperkt trachten houden, om niet in een spiraal terecht te komen. Het zal nooit een gemakkelijkheidsoplossing zijn, zoveel is zeker.