De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

voorpagina eerste druk; 1935. bron: Wikipedia

Oorlog is een zwendel

zaterdag 5 augustus 2023 21:34
Spread the love

War Is a Racket!

– Door Gen. Majoor Smedley Butler

– War Is a Racket is een toespraak en een kort boek uit 1935 van Smedley D. Butler, een gepensioneerde generaal-majoor van het Amerikaanse Korps Mariniers en tweevoudig ontvanger van de Medal of Honor. Op basis van zijn militaire carrière-ervaring bespreekt Butler hoe zakelijke belangen commercieel profiteren van oorlogvoering.

Nadat Butler in oktober 1931 met pensioen ging bij het US Marine Corps, maakte hij een landelijke tour en hield hij zijn toespraak “War Is a Racket“. De toespraak werd zo goed ontvangen dat hij een langere versie schreef als een kort boek dat in 1935 werd gepubliceerd. Zijn werk werd samengevat in Reader’s Digest als een boekbijlage, waardoor zijn boodschap populair werd. In een inleiding op de Reader’s Digest-versie prees Lowell Thomas, die de mondelinge autobiografie van Butler schreef, Butlers “zowel morele als fysieke moed”.

Inhoud

In War Is a Racket wijst Butler op een verscheidenheid aan voorbeelden, voornamelijk uit de Eerste Wereldoorlog, waar industriëlen, wier activiteiten werden gesubsidieerd door overheidsgeld, aanzienlijke winsten konden genereren en geld verdienden aan massaal menselijk leed.

Het werk is verdeeld in vijf hoofdstukken:

Oorlog is een bedrog.
Wie maakt de winst?
Wie betaalt de rekeningen?
Hoe deze oplichterij te beëindigen?
Naar de hel met oorlog!

Butler doet volgende bekentenissen omtrent zijn decennia van dienst in het United States Marine Corps:
Ik hielp Mexico, vooral Tampico, in 1914 veilig te maken voor de Amerikaanse oliebelangen. Ik hielp Haïti en Cuba tot een fatsoenlijke plek te maken voor de jongens van de National City Bank om inkomsten te innen. Ik hielp bij het verkrachten van een half dozijn Midden-Amerikaanse republieken ten voordele van Wall Street. De lijst van afpersingen is lang. Ik hielp Nicaragua zuiveren voor het internationale bankiershuis Brown Brothers in 1909-1912. Ik bracht licht naar de Dominicaanse Republiek voor de Amerikaanse suikerbelangen in 1916. In China hielp ik ervoor te zorgen dat Standard Oil ongehinderd zijn gang kon gaan. (bron: Wikipedia)

De gigantische oplichterij, de schrijnende corruptie, uit WO-I die Smedley Butler hier aan de kaak stelt kan probleemloos getransponeerd worden naar de huidige oorlog in Oekraïne. Politiekers die wapens blijven sturen naar Oekraïne en die niet willen inzien dat de enigen die hierbij garen spinnen de bazen van het Amerikaanse Militair-Industrieel-Complex zijn, verdienen m.i. niet het minste respect. Ik stel mij vragen bij hun geestelijke capaciteiten. Ik stel mij de vraag wiens belangen zij wel behartigen. Of zouden zij misschien zelf aandelen hebben in dat M-I-C?. In dat geval spreken we van corruptie.

Voor wie dezer dagen de amerikaanse politiek van nabij volgt (niet in de MSM, ook niet op VRT, want daar wordt dit doodgezwegen) is het duidelijk dat de oorlog in Oekraïne de oorlog van Joe Biden is, hoofd van de door en door corrupte Biden-clan. Biden wordt wel eens de Vice-Roy van Oekraïne genoemd. Hij is ook één van de architecten van de Oekraïne-oorlog. Die nieuwsgierige medemens weet ondertussen van de ‘kickbacks’ die Joe en Hunter Biden ontvangen hebben uit deze oorlog en waarschijnlijk nog ontvangen. Die heeft weet van het feit dat Biden de Oekraïense openbare aanklager stante pede liet ontslaan omdat hij de corruptie van de Bidens bij Burisma wou onderzoeken, en hoe seniele Joe daar publiekelijk, voor de camera over opschepte. President Biden heeft er alle belang bij om deze oorlog aan de gang te houden om de aandacht van de pers zolang mogelijk af te houden van de corruptieschandalen in de familie (en de geldstroom aan de gang te houden). Die nieuwsgierige medemens (die zijn nieuws niet bij VRT haalt) weet ook dat de Democrats in het Amerikaans Congres zich al meerdere keren verzet hebben tegen een publiek toezicht op de besteding van de gelden die naar Oekraïne gaan, ook al is het een publiek geheim dat een aanzienlijk deel van dat geld nooit ter bestemming komt. Stinkende potjes hou je best gedekt, nietwaar. Des te meer als iedereen daar in het Amerikaans Congres in hetzelfde bedje ziek is.

Voorpagina eerste druk uit 1935; Bron: Wikipedia

HOOFDSTUK EEN

Oorlog is een bedrog.

Dat is het altijd geweest. Het is mogelijk het oudste, ongetwijfeld het meest winstgevende, en zeker het meest wrede. Het is het enige met een internationale reikwijdte. Het is het enige waarbij de winst wordt uitgedrukt in dollars en de verliezen in levens.

Een bedrog kan, geloof ik, het beste worden omschreven als iets dat niet is wat het voor de meeste mensen lijkt. Slechts een kleine groep ‘insiders‘ weet waar het over gaat. Het wordt opgezet ten behoeve van enkelen, ten koste van zeer velen. Door oorlog maken een beperkt aantal mensen enorme superwinsten.

In de wereldoorlog (WO-I) plukte slechts een handjevol de winst van het conflict. Tijdens de Wereldoorlog werden in de Verenigde Staten minstens 21.000 nieuwe miljonairs en miljardairs gemaakt. Zovelen gaven hun enorme bloedwinsten toe in hun aangifte inkomstenbelasting. Hoeveel andere oorlogsmiljonairs hun belastingaangifte vervalst hebben, weet niemand.

Hoeveel van deze oorlogsmiljonairs droegen een geweer? Hoeveel van hen hebben een loopgraaf gegraven? Hoeveel van hen wisten wat het betekende om honger te lijden in een door ratten geteisterde schuilplaats? Hoeveel van hen brachten slapeloze, bange nachten door, terwijl ze granaten, granaatscherven en machinegeweerkogels ontweken? Hoeveel van hen pareerden de bajonetstoot van een vijand? Hoeveel van hen zijn gewond of gedood in de strijd?

Na een oorlog verwerven naties extra grondgebied, als ze zegevieren. Ze nemen het gewoon. Dit nieuw verworven gebied wordt prompt uitgebuit door enkelen – dezelfde beperkte groep die in de oorlog dollars uit bloed wist te persen. Het grote publiek betaalt de rekening.

En wat is die rekening?

Die rekening toont een vreselijk resultaat. Nieuw geplaatste grafstenen. Vermorzelde lichamen. Gebroken geesten. Gebroken harten en huizen. Economische instabiliteit. Depressie en alle ellende die ermee gepaard gaat. Een schrijnende belasting voor generaties en generaties.

Jarenlang had ik als soldaat het vermoeden dat oorlog een bedrog was; pas toen ik met pensioen ging in het burgerleven, besefte ik het ten volle. Nu ik de internationale oorlogswolken weer zie samentrekken, zoals thans, moet ik het onder ogen zien en van me laten horen.

Opnieuw wordt er partij gekozen. Frankrijk en Rusland ontmoetten elkaar en kwamen overeen mekaar bij te staan. Italië en Oostenrijk haastten zich om een soortgelijke overeenkomst te sluiten. Polen en Duitsland keken elkaar schaapachtig aan en vergaten voor een keer hun geschil over de Poolse Corridor.

De moord op koning Alexander van Joegoslavië maakte de zaken ingewikkeld. Joegoslavië en Hongarije, lange tijd bittere vijanden, vlogen elkaar bijna naar de keel. Italië was klaar om in te springen. Maar Frankrijk wachtte. Zo ook Tsjechoslowakije. Allemaal kijken ze uit naar de oorlog. Niet het volk – niet degenen die vechten en betalen en sterven – alleen degenen die oorlogen aanstoken en vervolgens veilig thuis blijven om te profiteren.

Er zijn vandaag 40 miljoen mannen onder de wapens in de wereld, en onze staatslieden en diplomaten hebben het lef om te zeggen dat er geen oorlog in de maak is.

Ach mensen toch, dat geloof je toch niet? Worden deze 40 miljoen mannen opgeleid tot dansers?

Zeker niet in Italië. Premier Mussolini weet waarvoor ze worden opgeleid. Hij is tenminste openhartig genoeg om zich uit te spreken. Onlangs nog zei Il Duce in “International Conciliation“, het blad van de Carnegie Endowment for International Peace:

En bovenal gelooft het fascisme, hoe meer het de toekomst en de ontwikkeling van de mensheid beschouwt en observeert, los van de politieke overwegingen van het moment, noch in de mogelijkheid noch in het nut van eeuwige vrede… Alleen oorlog brengt alle menselijke energie tot de hoogste spanning en drukt het stempel van adel op de volkeren die de moed hebben om de oorlog aan te gaan.”

Ongetwijfeld meent Mussolini precies wat hij zegt. Zijn goedgetrainde leger, zijn grote vloot vliegtuigen en zelfs zijn marine zijn klaar voor oorlog – verlangen er zelfs naar. Dat hij recent de zijde koos van van Hongarije in diens dispuut met Joegoslavië toonde dat aan. En de haastige mobilisatie van zijn troepen aan de Oostenrijkse grens na de moord op Dolfuss toonde het ook aan. Er zijn ook nog anderen in Europa wiens wapengekletter wijst op een nakende oorlog, vroeg of laat.

Herr Hitler, met zijn herbewapening van Duitsland en zijn constante vraag naar steeds meer wapens, is een gelijkaardige, zo niet een grotere bedreiging voor de vrede. Frankrijk heeft pas onlangs de termijn van militaire dienstplicht voor zijn jeugd verlengd van een jaar naar achttien maanden.

Ja, overal klampen de naties zich vast aan hun wapens. De dolle honden van Europa zijn losgeslagen. In het oosten wordt er listiger gemanoeuvreerd. In 1904, toen Rusland en Japan ruzie hadden, schopten we onze oude vrienden, de Russen, de deur uit en steunden we Japan. Toen financierden onze zeer genereuze internationale bankiers Japan. Nu is de trend om ons op te zetten tegen de Japanners. Wat betekent het “open deur”-beleid in China voor ons? Onze handel met China bedraagt ongeveer 90 miljoen dollar per jaar. Of de Filippijnse archipel? We hebben in 35 jaar ongeveer 600 miljoen dollar in de Filippijnen uitgegeven en wij (onze bankiers en industriëlen en speculanten) hebben daar privé-investeringen van minder dan  200 miljoen dollar.

Om die Chinese handel van ongeveer 90 miljoen te redden, of om deze particuliere investeringen van minder dan 200 miljoen dollar in de Filippijnen veilig te stellen, zouden we allemaal opgehitst worden om Japan te haten en ten oorlog te trekken – een oorlog die ons wel eens tientallen miljarden dollars zou kunnen kosten, honderdduizenden levens van Amerikanen en nog veel meer honderdduizenden fysiek verminkte en mentaal gedestabiliseerde mannen.

Natuurlijk zou er een winst zijn die dit verlies compenseert – er zouden fortuinen worden gemaakt. Miljoenen en miljarden dollars zouden worden opgestapeld. Door enkelen. Munitiemakers. Scheepsbouwers. Fabrikanten. Vleesverpakkers. Speculanten. Zij zouden er wel bij varen.

Ja, zij bereiden zich voor op een nieuwe oorlog. Waarom zouden ze dat niet doen? Het levert veel op.

Maar wat levert het de massas op?
Wat baat het de mannen die gedood worden? Wat baat het de mannen die verminkt zijn? Wat baat het hun moeders en zusters, hun vrouwen en hun liefjes? Wat levert het hun kinderen op?

Wie heeft er ook maar enige baat bij, behalve de weinigen voor wie oorlog enorme winsten oplevert?

Ja, en wat levert het de natie op?

Neem onze eigen zaak. Tot 1898 hadden we geen stukje grondgebied buiten het Noord-Amerikaans vasteland. Op dat moment bedroeg onze staatsschuld iets meer dan 1 miljard dollar. Toen werden we ‘internationaal georiënteerd’. We vergaten of negeerden het advies van de Vader des Vaderlands. We vergaten Washingtons waarschuwing over ‘verstrengelende allianties’. We trokken ten strijde. We verwierven buitenlands grondgebied. Aan het einde van de wereldoorlog was onze staatsschuld gestegen tot meer dan 25 miljard dollar als direct gevolg van onze inmenging in internationale aangelegenheden. Op een puur financiële boekhoudkundige basis gingen we daarom jaar na jaar steeds een beetje verder achteruit, terwijl die buitenlandse handel ook van ons had kunnen zijn zonder de oorlogen.

Het zou veel goedkoper (om niet te zeggen veiliger) zijn geweest voor de modale Amerikaan die de rekeningen betaalt om ons niet met het buitenland te bemoeien. Voor enkelen levert deze zwendel, net als smokkel en andere gangsterpraktijken, prachtige winsten op, maar de kosten van de operaties worden altijd doorgerekend aan de gewone mensen – die er niet van profiteren.

HOOFDSTUK TWEE

Wie heeft er baat bij?

De wereldoorlog, of liever gezegd onze korte deelname eraan, heeft de Verenigde Staten zo’n 52 miljard dollar gekost. Reken het maar na. Dat betekent 400 dollar voor elke Amerikaanse man, vrouw en kind. En we hebben de schuld nog niet betaald. Wij betalen het, onze kinderen zullen het betalen, en de kinderen van onze kinderen zullen waarschijnlijk nog steeds de kosten van die oorlog afbetalen.

De normale winst van een bedrijf in de Verenigde Staten bedraagt zes, acht, tien en soms zelfs twaalf procent. Maar oorlogswinsten – ah! dat is een andere zaak – twintig, zestig, honderd, driehonderd tot zelfs achttienhonderd procent – the sky is the limit. Alles kan, zolang de klant maar bereid is het op te hoesten. Uncle Sam heeft het geld. Laten we het pakken.

In oorlogstijd wordt het natuurlijk niet zo cru verwoord. Het wordt verpakt in toespraken over patriottisme, vaderlandsliefde en ‘we moeten allemaal onze schouders eronder zetten’, maar de winsten gaan omhoog en schieten de hemel in – en worden veilig op zak gestoken. Laten we een paar voorbeelden nemen:

Neem onze vriend de Du Ponts, de kruitverkopers – heeft één van hen niet onlangs voor een senaatscommissie getuigd dat hun kruit de oorlog heeft gewonnen? Of zoiets? Hoe deden ze het in de oorlog? Ze waren een patriottisch bedrijf. Welnu, het gemiddelde inkomen van de Du Ponts voor de periode 1910 tot 1914 was 6 miljoen dollar per jaar. Het was niet veel, maar de Du Ponts konden ermee overweg. Laten we nu eens kijken naar hun gemiddelde jaarlijkse winst tijdens de oorlogsjaren, 1914 tot 1918. Achtenvijftig miljoen dollar per jaar winst, zo ontdekken we! Bijna tien keer zoveel als in normale tijden, en die winsten in normale tijden waren al behoorlijk goed. Een winststijging van meer dan 950 percent.

Neem een van onze kleine staalbedrijven dat uit vaderlandslievendheid de productie van rails, stalen balken en bruggen aan de kant schoof om oorlogsmateriaal te vervaardigen. Welnu, hun jaarlijkse inkomen van 1910–1914 bedroeg gemiddeld 6 miljoen dollar. Toen kwam de oorlog. En, net als loyale burgers, begon Bethlehem Steel prompt munitie te produceren. Zijn hun winsten gestegen – of hebben ze Uncle Sam een koopje geboden? Welnu, hun jaargemiddelde van 1914-1918 was 49 miljoen dollar!

Of laten we eens United States Steel bekijken. De normale inkomsten gedurende de periode van vijf jaar voorafgaand aan de oorlog waren 105 miljoen dollar per jaar. Niet slecht. Toen kwam de oorlog en de winst ging omhoog. De gemiddelde jaarlijkse winst voor de periode 1914-1918 was 240 miljoen dollar. Niet slecht.

Daar heb je een staaltje van de inkomsten uit staal en buskruit. Laten we eens naar iets anders kijken. Een beetje koper misschien. Dat doet het altijd goed in oorlogstijd.

Anaconda bijvoorbeeld. Gemiddelde jaarlijkse inkomsten tijdens de vooroorlogse jaren 1910-1914 waren 10 miljoen dollar. Tijdens de oorlogsjaren 1914–1918 steeg de winst tot 34 miljoen dollar per jaar.

Of Utah Copper. Gemiddeld 5 miljoen dollar per jaar in de periode 1910-1914. Voor de oorlogsperiode sprong de jaarlijkse winst naar een gemiddelde van 21 miljoen dollar.

Laten we deze vijf samennemen met drie kleinere bedrijven. De totale jaarlijkse gemiddelde winst van de vooroorlogse periode 1910-1914 bedroeg 137.480.000 dollar. Toen kwam de oorlog. De jaarlijkse gemiddelde winst voor deze groep schoot omhoog naar 408,300.000 dollar.

Een kleine winststijging van ongeveer 200 procent.

Loont oorlog? Voor hen alvast wel. Maar zij zijn niet de enigen. Er zijn nog anderen. Laten we leer nemen.

In de drie jaar vóór de oorlog bedroegen de totale winsten van Central Leather Company 3,5 miljoen dollar. Dat was ongeveer 1.167.000 dollar per jaar. Welnu, in 1916 boekte Central Leather een winst van 15,5 miljoen dollar, een kleine stijging van 1.100 procent. Dat is alles. De General Chemical Company boekte gedurende de drie jaar voor de oorlog een gemiddelde winst van iets meer dan 800.000 dollar per jaar. Toen kwam de oorlog en de winst steeg tot 12 miljoen dollar. Een sprong van 1.400 procent.

International Nickel Company – en je kunt geen oorlog voeren zonder nikkel – liet een stijging van de winst zien van slechts gemiddeld 4 miljoen dollar per jaar tot 73,5 miljoen dollar per jaar. Niet slecht? Een stijging van ruim 1.700 procent.

American Sugar Refining Company verdiende in de drie jaar voor de oorlog gemiddeld 200.000 dollar per jaar. In 1916 werd een winst van 6 miljoen dollar geboekt.

Laten we eens kijken naar Senaatsdocument nr. 259. Het vijfenzestigste congres doet verslag van de bedrijfswinsten en overheidsinkomsten. De winsten van 122 vleesbedrijven, 153 katoenfabrikanten, 299 confectiebedrijven, 49 staalfabrieken en 340 kolenproducenten tijdens de oorlog worden bekeken. Winsten onder de 25 procent waren zeldzaam. Zo verdienden bijvoorbeeld de kolenmaatschappijen tijdens de oorlog tussen de 100 en 7.856 procent op hun aandelenkapitaal. De vleesbedrijven uit Chicago verdubbelden en verdrievoudigden hun inkomsten.

En laten we de bankiers die deze grote oorlog financierden niet vergeten. Als iemand het groot lot gewonnen had, dan waren het wel de bankiers. Omdat ze gestructureerd zijn als partnerschap in plaats van naamloze vennootschap, hoeven ze niet te rapporteren aan hun aandeelhouders. En hun winsten waren al even geheim als immens. Hoe de bankiers hun miljoenen en hun miljarden verdienden, weet ik niet, omdat die kleine geheimen nooit openbaar worden – zelfs niet voor een senaatsonderzoekscommissie.

Maar hier is hoe sommige van de andere patriottische industriëlen en speculanten hun weg baanden naar oorlogswinsten.

Neem de schoenmakers. Ze houden van oorlog. Het levert hen abnormale winsten op. Ze maakten enorme winsten op de verkoop in het buitenland aan onze bondgenoten. Misschien hebben ze, net als de munitiefabrikanten en de wapenmakers, ook wat aan de vijand verpatst. Want een dollar is een dollar, ongeacht of die nu uit Duitsland of uit Frankrijk komt. Maar bij Uncle Sam deden ze het ook goed. Zo verkochten ze aan Uncle Sam 35 miljoen paar spijkerschoenen. Er waren 4 miljoen soldaten. Acht paar en meer, voor één soldaat. Mijn regiment had tijdens de oorlog slechts één paar per soldaat. Sommige van deze schoenen bestaan waarschijnlijk nog steeds. Het waren goede schoenen. Maar toen de oorlog voorbij was, had Uncle Sam nog 25 miljoen paar op overschot. Gekocht en betaald, winsten geboekt en op zak gestoken.

Er was nog veel leer over. Dus de leermensen verpatsten jouw Uncle Sam honderdduizenden McClellan-zadels (afb.) voor de cavalerie. Maar er was geen Amerikaanse cavalerie overzee! Iemand moest echter van dit leer af. Iemand moest er winst op maken, dus we hadden veel van die McClellan-zadels. En die hebben we waarschijnlijk nog.

Er was ook iemand die veel muskietennetten op stock had. Ze hebben je Uncle Sam 20 miljoen klamboes verkocht voor gebruik door de soldaten overzee. Ik neem aan dat van de jongens werd verwacht dat ze het over zich heen legden terwijl ze probeerden te slapen in de modderige loopgraven – met één hand krabben ze de luizen op hun rug en met de andere proberen ze voorbijrennende ratten af te houden. Nou, geen van deze muskietennetten is ooit in Frankrijk aangekomen!

Hoe dan ook, deze bedachtzame fabrikanten wilden ervoor zorgen dat geen enkele soldaat zonder muskietennet zou zitten, dus werd er bijkomend 36,5 kilometer klamboe aan Uncle Sam aangesmeerd.

Er werden in oorlogsdagen behoorlijk goede winsten gemaakt met muskietennetten, ook al waren er geen muskieten in Frankrijk. Ik veronderstel dat als de oorlog iets langer had geduurd, dat de ondernemende fabrikanten van muskietengaas je Uncle Sam dan een paar partijen muskieten hadden verkocht om in Frankrijk uit te zetten, zodat er nog meer muskietengaas nodig zou zijn.

Vliegtuig- en motorconstructeurs vonden dat ook zij hun deel van de winst uit deze oorlog moesten krijgen. Waarom niet? Alle anderen kregen hun deel. Dus werd er 1 miljard dollar – tel ze maar als je lang genoeg leeft – door Uncle Sam uitgegeven aan het bouwen van vliegtuigen en vliegtuigmotoren die nooit van de grond kwamen! Niet één vliegtuig of motor, dat met het miljard dollars was aangekocht, is ooit in Frankrijk betrokken geraakt bij een gevecht. En toch maakten de fabrikanten hun kleine winstje van 30, 100 of misschien zelfs 300 percent.

Onderhemden voor soldaten kostten 14 cent om te maken en Uncle Sam betaalde er 30 tot 40 cent per stuk voor – een mooie kleine winst voor de onderhemdenfabrikant. En de kousenfabrikanten en de uniformfabrikanten en de petfabrikanten en de fabrikanten van stalen helmen kregen allemaal hun deel.

Wel, toen de oorlog voorbij was, stonden aan deze kant van de oceaan zo’n 4 miljoen sets uitrusting – knapzakken en al de dingen waarmee ze gevuld kunnen worden – in overvolle pakhuizen. Nu worden ze vernietigd omdat door gewijzigde regelgeving de inhoud niet meer voldoet. Maar de fabrikanten hebben hun oorlogswinsten erop verdiend – en ze zullen het de volgende keer allemaal opnieuw doen.

Tijdens de oorlog waren er tal van briljante ideeën om winst te maken.

Een zeer veelzijdige patriot verkocht Uncle Sam twaalf dozijn 48-inch (122 cm) moersleutels. Oh, het waren erg mooie sleutels. Het enige probleem was dat er maar één moer ooit gemaakt was gepast voor deze sleutels. Dat is degene die de turbines bij Niagara Falls vasthoudt! Welnu, nadat Uncle Sam ze had aangekocht en de fabrikant zijn winst had opgestreken, werden de moersleutels op goederenwagons geladen die de hele Verenigde Staten doorkruist hebben in een poging om er een bestemming voor te vinden. Toen de wapenstilstand werd getekend, was dat inderdaad een trieste klap voor die moersleutelfabrikant. Hij stond op het punt wat moeren te maken die in die moersleutels pasten. Hij was toen ook van plan deze aan je Uncle Sam te verkopen.

Weer een ander had het briljante idee dat kolonels niet in auto’s mochten rijden, en zelfs niet te paard. Iemand had waarschijnlijk een foto gezien van Andy Jackson die op een buckboard (licht paardenkarretje met wielvering en en verende bok; nvdvertaler) reed. Nou, er werden zo’n 6.000 karretjes verkocht aan Uncle Sam voor gebruik door kolonels! Niet één ervan werd gebruikt. Maar de karrenfabrikant kreeg zijn oorlogswinst.

De scheepsbouwers vonden dat ze er ook iets aan moesten doen. Ze bouwden veel schepen die veel winst opleverden. Voor meer dan 3 miljard dollar. Sommige schepen waren in orde. Maar een deel, ter waarde van 635 miljoen dollar, was gemaakt van hout en kon niet eens drijven! De naden trokken open – en ze zonken. We hebben ze wel betaald. En iemand stak de winst op zak.

Statistici, economen en onderzoekers schatten dat de oorlog 52 miljard dollar aan je Uncle Sam heeft gekost. Van dit bedrag werd 39 miljard uitgegeven in de eigenlijke oorlogsperiode. Deze uitgaven leverden 16 miljard dollar op aan winst. Zo hebben de 21.000 miljardairs en miljonairs het gemaakt. Deze 16 miljard dollar winst is niet te versmaden. Het is een aardig bedrag. En het ging naar een zeer beperkte groep.

Het onderzoek van de Senaatscommissie naar de munitie-industrie (1934-1936, onder leiding van Sen. Gerald Nye) en haar winsten in oorlogstijd heeft, ondanks haar sensationele bevindingen, niet de moeite genomen om diep te graven.

Desondanks heeft het toch enig effect gehad. Het ministerie van Buitenlandse Zaken bestudeert “al enige tijd” methoden om buiten oorlog te blijven. Het Ministerie van Oorlog besluit plotseling dat het een prachtig plan wil lanceren. De regering benoemt een commissie – waarin het Ministerie van Oorlog en het Ministerie van Marine goed vertegenwoordigd zijn onder voorzitterschap van een Wall Street-speculant – om de winsten in oorlogstijd te beperken. In welke mate wordt niet aangegeven. Hmmm. Mogelijk worden de winsten van 300 en 600 en 1600 procent van degenen die in de wereldoorlog bloed in goud veranderden beperkt tot een kleiner getal.

Blijkbaar voorziet het plan echter niet in enige beperking van de verliezen, dat wil zeggen de verliezen van degenen die de oorlog uitvechten. Voor zover ik heb kunnen nagaan, is er niets in het plan dat een beperking oplegt aan een soldaat in het verlies van slechts één oog of één arm, of om zijn verwondingen te beperken tot één of twee of drie. Of een beperking aan het verlies aan mensenlevens.

Er is blijkbaar niets in dit plan dat zegt dat niet meer dan twaalf procent van een regiment gewond mag raken in de strijd, of dat niet meer dan zeven procent van een divisie mag worden gedood.

Uiteraard kan de commissie zich niet bezighouden met zulke futiliteiten.

 

HOOFDSTUK DRIE

Wie betaalt de rekeningen?

Wie zorgt voor de winst – die leuke kleine winstjes van 20, 100, 300, 1.500 en 1.800 percent? We betalen ze allemaal – aan belasting. We betaalden de bankiers hun winst toen we Liberty Bonds kochten voor 100 dollar en ze terugverkochten voor 84 of 86 dollar aan de bankier. Deze bankiers incasseerden meer dan 100 dollar. Het was een eenvoudige manipulatie. De bankiers controleren de effectenmarkten. Het was gemakkelijk voor hen om de prijs van deze obligaties te drukken. Toen werden wij allemaal – de mensen – bang en verkochten de obligaties voor 84 of 86 dollar. De bankiers kochten ze terug. Toen stimuleerden dezelfde bankiers een boom en stegen de obligaties terug tot pariteit en hoger. Vervolgens incasseerden de bankiers hun winst.

Maar het is de soldaat die het grootste deel van de rekening betaalt.

Als je dit niet gelooft, bezoek dan de Amerikaanse begraafplaatsen op de slagvelden in het buitenland. Of bezoek een van de veteranenziekenhuizen in de Verenigde Staten. Tijdens een rondreis door het land, waar ik op het moment van schrijven middenin zit, heb ik achttien staatsziekenhuizen voor veteranen bezocht. Daarin zitten in totaal ongeveer 50.000 gebroken mannen – mannen die achttien jaar geleden de uitverkorenen van de natie waren. De zeer bekwame hoofdchirurg van het overheidsziekenhuis in Milwaukee, waar 3.800 levende doden vertoeven, vertelde me dat het sterftecijfer onder veteranen drie keer zo hoog is als onder degenen die thuis bleven.

Jongens met een normaal karakter werden uit de velden en kantoren en fabrieken en klaslokalen gehaald en in het gelid gezet. Daar werden ze omgekneed; ze kregen een ‘make over‘; ze moesten mentaal een totale omzwaai maken; ze werden gedwongen om moord als de orde van de dag te beschouwen. Ze werden schouder aan schouder gezet en door massapsychologie werden ze totaal veranderd. We hebben ze een paar jaar gebruikt en ze getraind om helemaal niet meer na te denken over doden of gedood worden.

Toen, plotseling, ontsloegen we ze en zeiden dat ze nog eens een “totale omzwaai” moesten maken! Deze keer moesten ze zelf uitzoeken hoe ze zich moesten aanpassen, zonder massapsychologie, zonder hulp en advies van officieren, zonder landelijke propaganda. We hadden ze niet meer nodig. Dus zonden we ze weg zonder enige “drie minuten toespraken” of “Liberty Loan” toespraken of parades. Veel, te veel, van deze fijne jonge jongens gaan uiteindelijk mentaal onderuit, omdat ze die laatste ‘totale ommekeer’ niet alleen aankonden.

In het overheidsziekenhuis in Marion, Indiana, zitten 1800 van deze jongens in kooien! Vijfhonderd van hen in barakken met overal stalen tralies en draden buiten de gebouwen en op de veranda’s. Deze zijn al mentaal kapot. Deze jongens zien er niet eens uit als mensen. Oh, de blikken op hun gezichten! Fysiek zijn ze in goede conditie; mentaal zijn ze weg.

Er zijn duizenden en duizenden van deze gevallen, en er komen er steeds meer bij. De enorme spanning van de oorlog, vervolgens het plotseling wegvallen van die spanning – de jonge jongens konden er niet tegen.

Dat is een onderdeel van de rekening. Tot zover de doden – zij hebben hun deel van de oorlogswinst betaald. Tot zover de geestelijk en lichamelijk gewonden – zij betalen nu hun deel van de oorlogswinsten. Maar de anderen betaalden ook – ze betaalden met hartzeer toen ze zich losrukten uit hun huiselijke omgeving en hun families om Uncle Sams uniform aan te trekken (waarop winst was gemaakt). Ze betaalden een ander deel in de trainingskampen waar ze gedisciplineerd en gedrild werden, terwijl anderen hun banen en hun plaats in het dagdagelijkse gemeenschapsleven innamen. Ze betaalden ervoor in de loopgraven waar ze schoten en werden neergeschoten; waar ze dagenlang honger leden; waar ze sliepen in de modder en in de kou en in de regen – met het gekreun en gegil van de stervenden als afschuwelijk slaaplied.

Maar vergeet niet: de soldaat betaalde ook een deel van de rekening in harde dollars en centen.

Tot en met de Spaans-Amerikaanse oorlog hadden we een prijzensysteem en vochten soldaten en matrozen voor geld. Tijdens de burgeroorlog kregen ze in veel gevallen bonussen voordat ze in dienst gingen. De regering of de staten betaalden wel 1.200 dollar voor een dienstverband. In de Spaans-Amerikaanse oorlog werd er prijzengeld gegeven. Als we schepen veroverden, kregen de soldaten allemaal hun deel – tenminste, dat was de bedoeling. Toen ontdekte men dat de kosten van oorlogen gedrukt konden worden door al het prijzengeld te nemen en te houden, en van de soldaat een dienstplichtige te maken. Vanaf dan konden de soldaten niet meer onderhandelen over hun arbeid. Iedereen kon onderhandelen, maar de soldaat niet.

Napoleon zei ooit:

“Alle mannen zijn dol op decoraties … ze hongeren er beslist naar.”

Dus door het Napoleontische systeem te ontwikkelen – de medaillezwendel – leerde de regering dat ze soldaten voor minder geld kon strikken, omdat de jongens graag onderscheiden worden. Tot aan de burgeroorlog waren er geen medailles. Vervolgens werd de Congressional Medal of Honor uitgereikt. Het maakte aanmeldingen gemakkelijker. Na de burgeroorlog werden er geen nieuwe medailles uitgegeven tot aan de Spaans-Amerikaanse oorlog.

In de wereldoorlog gebruikten we propaganda om de jongens de dienstplicht te doen aanvaarden. Ze moesten zich schamen als ze niet in het leger gingen.

Deze oorlogspropaganda was zo gemeen dat zelfs God erbij betrokken werd. Op enkele uitzonderingen na sloten onze geestelijken zich aan bij de roep om te doden, doden, doden. Om de Duitsers te doden. God staat aan onze kant… het is Zijn wil dat de Duitsers gedood worden.

En in Duitsland riepen de goede pastoors de Duitsers op om de geallieerden te doden… om dezelfde God te behagen. Dat was een onderdeel van de algemene propaganda, opgezet om mensen oorlogsbewust en moordbewust te maken.

Er werden schitterende idealen geschilderd voor onze jongens die werden uitgezonden om te sterven. Dit was de “oorlog om alle oorlogen te beëindigen”. Dit was de “oorlog om de wereld veilig te maken voor democratie”. Niemand vertelde hen dat dollars en centen de echte reden waren. Niemand zei tegen hen, toen ze opmarcheerden, dat hun heengaan en sterven enorme oorlogswinsten zouden opleveren. Niemand vertelde deze Amerikaanse soldaten dat ze neergeschoten zouden kunnen worden door kogels die hier door hun eigen broers waren gemaakt. Niemand vertelde hen dat de schepen waarmee ze zouden oversteken, getorpedeerd zouden kunnen worden door onderzeeërs die waren gebouwd met Amerikaanse patenten. Ze kregen enkel te horen dat het een “glorieus avontuur” zou worden.

Dus, nadat ze het patriottisme door hun strot hadden geramd, werd besloten om hen ook te laten betalen voor de oorlog. Dus gaven we hen het hoge salaris van 30 dollar per maand!

Het enige wat ze voor dit genereuze bedrag hoefden te doen, was hun dierbaren achterlaten, hun baan opgeven, in moerassige loopgraven liggen, Canned Willy (= corned beef; nvdvertaler) eten (wanneer ze het konden krijgen) en doden en doden en doden… en gedood worden.

Maar wacht!

De helft van die soldij (iets meer in een maand dan wat een klinknagelaar op een scheepswerf of een arbeider in een munitiefabriek veilig thuis in een dag verdient) werd hem prompt afgenomen om zijn gezinsleden te onderhouden, zodat ze de gemeenschap niet tot last zouden zijn. Vervolgens lieten we hem betalen voor iets wat eigenlijk neerkwam op een ongevallenverzekering – iets waar in een verlichte staat de werkgever voor betaalt – en dat kostte hem 6 dollar per maand. Hij hield tenslotte minder dan 9 dollar per maand over.

Toen, en dat was het grootste affront van allemaal, werd hij praktisch gechanteerd om zijn eigen munitie, kleding en voedsel te betalen door Liberty Bonds te kopen. De meeste soldaten ontvingen op betaaldag niet eens geld.

We deden hen Liberty Bonds kopen voor 100 dollar en die kochten we dan terug – toen ze terugkwamen uit de oorlog en geen werk konden vinden – voor 84 à 86 dollar. En de soldaten kochten voor ongeveer 2 miljard dollar aan die obligaties!

Ja, de soldaat betaalt het grootste deel van de rekening. Zijn familie betaalt het ook. Ze betalen het met hetzelfde hartzeer als hij. Zoals hij lijdt, lijden zij. Als hij ‘s nachts in de loopgraven lag en granaatscherven om zich heen zag rondvliegen, lagen ze thuis in hun bed slapeloos te woelen – zijn vader, zijn moeder, zijn vrouw, zijn zussen, zijn broers, zijn zonen en zijn dochters.
Als hij thuiskwam zonder een oog, of zonder een been of met een gebroken geest, leden zij ook – evenveel en soms zelfs meer dan hij. Ja, en ook zij droegen hun dollars bij aan de winsten die de munitiemakers en de bankiers en de scheepsbouwers en de fabrikanten en speculanten maakten. Ook zij kochten Liberty Bonds en droegen bij aan de winst van de bankiers na de wapenstilstand in de hocus-pocus van gemanipuleerde Liberty Bond-prijzen.

En zelfs nu nog lijden de families van de gewonden en van de mentaal gebroken mannen en degenen die zich nooit hebben kunnen herstellen, en betalen ze nog steeds.

HOOFDSTUK VIER

Hoe een einde te maken aan deze zwendel!

Goed, het is een afzetterij, oké.

Enkelen profiteren – en de overigen betalen. Maar er is een manier om het te stoppen. Je kunt er geen einde aan maken door ontwapeningsconferenties. Je kunt het niet uitbannen door vredesonderhandelingen in Genève. Goedbedoelende maar inefficiënte groepen kunnen het niet uitroeien door resoluties. Het kan alleen effectief worden vernietigd door de winst uit oorlog te halen.

De enige manier om deze oplichterij een halt toe te roepen, is door kapitaal, industrie en arbeid voor de dienstplicht op te roepen voordat de mannelijkheid van de natie opgeroepen wordt. Een maand voordat de regering de jonge mannen van de natie oproept, moet ze kapitaal en industrie en arbeid mobiliseren. Laat de officieren en de directeuren en de machtige leidinggevenden van onze wapenfabrieken en onze staalbedrijven en onze munitiemakers en onze scheepsbouwers en onze vliegtuigbouwers en de fabrikanten van alle andere dingen die winst opleveren in oorlogstijd evenals de bankiers en de speculanten, opgeroepen worden – om 30 dollar per maand te krijgen, hetzelfde loon als de jongens in de loopgraven.

Laat de arbeiders in deze fabrieken hetzelfde loon krijgen – alle arbeiders, alle voorzitters, alle leidinggevenden, alle directeuren, alle managers, alle bankiers – ja, en alle generaals en alle admiraals en alle officieren en alle politici en alle regeringsfunctionarissen – iedereen in de natie moet worden beperkt tot een totaal maandelijks inkomen dat niet hoger is dan het bedrag dat aan de soldaat in de loopgraven wordt betaald!

Laat al deze koningen en tycoons en meesters in zaken en al die arbeiders in de industrie en al onze senatoren en gouverneurs en burgemeesters de helft van hun maandelijkse loon van 30 dollar afstaan aan hun families en laat hen een oorlogsrisicoverzekering betalen en Liberty Bonds kopen.

Waarom zouden ze dat niet doen?

Zij lopen geen enkel risico gedood te worden, verminkt of mentaal ontwricht te worden. Zij slapen niet in modderige loopgraven. Zij lijden geen honger. Het zijn de soldaten!

Geef kapitaal en industrie en arbeid dertig dagen om erover na te denken en je zal zien dat er tegen die tijd geen oorlog meer zal zijn. Dat zal het bedrog dat oorlog is stoppen – dat en niets anders.

Misschien ben ik iets te optimistisch. Het kapitaal heeft wel nog wat in de pap te brokken. Het kapitaal zal zeker niet toestaan dat de winst uit oorlog wordt gehaald zolang de mensen – zij die lijden en nog steeds de prijs betalen – niet bepaald hebben dat degenen voor wie zij gestemd hebben, hun bevelen moeten opvolgen, en niet die van de profiteurs.

Een andere noodzakelijke stap in deze strijd om het oorlogsbedrog te stoppen, is een beperkte volksraadpleging om te bepalen of de oorlog moet worden verklaard. Een volksraadpleging niet van alle kiezers, maar enkel van degenen die zouden worden opgeroepen om te vechten en te sterven. Het zou niet veel zin hebben om de 76-jarige president van een munitiefabriek of het platvoetige hoofd van een internationale bank of de scheelziende manager van een uniformenfabriek – die allemaal visioenen zien van enorme winsten in geval van oorlog – te laten stemmen over de vraag of de natie ten oorlog moet trekken of niet. Zij zouden nooit opgeroepen worden om de wapens te dragen, om in een loopgraaf te slapen en te worden neergeschoten. Uitsluitend diegenen die opgeroepen worden om hun leven voor hun land te riskeren, zouden het voorrecht moeten hebben om te stemmen om te bepalen of de natie ten oorlog moet trekken.

Er is voldoende precedent om het stemmen te beperken tot de betrokkenen. Veel van onze staten hebben beperkingen op wie mag stemmen. In de meeste gevallen moet u kunnen lezen en schrijven voordat u mag stemmen. In sommige moet u onroerend goed bezitten. Het zou voor de mannen die de militaire leeftijd bereiken elk jaar een eenvoudige zaak zijn om zich in hun gemeente te laten registreren, zoals ze deden bij de mobilisatie tijdens de wereldoorlog, en fysiek te worden onderzocht. Degenen die slaagden en daarom zeker onder de wapens zouden worden geroepen in geval van oorlog, zouden in aanmerking komen om te stemmen in een beperkte volksraadpleging. Zij zouden degenen moeten zijn die de macht hebben om te beslissen – en niet een congres waarvan slechts een paar leden binnen de leeftijdscategorie vallen en waarvan er nog minder in fysieke conditie zijn om wapens te dragen. Alleen degenen die moeten lijden, zouden stemrecht moeten hebben.

Een derde stap om deze zwendel die oorlog is tegen te gaan, is ervoor te zorgen dat onze strijdkrachten echt alleen defensieve strijdkrachten zijn.

Bij elke zitting van het Congres komt de vraag om bijkomende middelen voor de zeemacht aan de orde. De admiraals in Washington in hun pluchen fauteuils (en zo zijn er altijd heel wat) zijn zeer behendige lobbyisten. En ze zijn slim. Ze schreeuwen niet: “We hebben veel slagschepen nodig om oorlog te voeren tegen deze of gene natie.” Oh nee. Ten eerste laten ze verstaan dat Amerika bedreigd wordt door een grote zeemacht. Bijna elke dag, zo zullen deze admiraals je vertellen, zal de grote vloot van deze vermeende vijand plotseling toeslaan en onze 125 miljoen mensen vernietigen. Zomaar. Vervolgens beginnen ze te schreeuwen om een grotere marine. Waarvoor? Om de vijand te bevechten? Oh jee, nee. Oh nee. Alleen voor defensiedoeleinden.

Dan kondigen ze overigens manoeuvres in de Stille Oceaan aan. Voor verdediging. Uh Huh.

De Stille Oceaan is een grote oceaan. We hebben een geweldige kustlijn aan de Stille Oceaan. Zullen de manoeuvres doorgaan voor de kust, op twee- of driehonderd mijl? Oh nee. De manoeuvres zullen tweeduizend, ja, misschien zelfs drieduizendvijfhonderd mijl uit de kust zijn.

De Japanners, een trots volk, zullen natuurlijk buitengewoon verheugd zijn de Amerikaanse vloot zo dicht bij de kust van Nippon te zien. Zelfs zo blij als de inwoners van Californië zouden zijn als ze door de ochtendmist vaag de Japanse vloot zouden onderscheiden die oorlogsspelletjes speelt voor de kust van Los Angeles.

Het is duidelijk dat de schepen van onze marine bij wet specifiek moeten worden beperkt tot 200 mijl van onze kustlijn. Als dat in 1898 de wet was geweest, zou de Maine nooit naar de haven van Havana zijn gegaan. Ze zou nooit zijn opgeblazen. Er zou geen oorlog zijn geweest met Spanje met het daarmee gepaard gaande verlies aan mensenlevens. Tweehonderd mijl is, naar de mening van experts, voldoende voor defensiedoeleinden. Ons land zou geen offensieve oorlog kunnen beginnen als zijn schepen niet verder dan 200 mijl uit de kust kunnen gaan. Vliegtuigen zouden voor verkenningsdoeleinden tot 500 mijl uit de kust mogen vliegen. En het leger zou nooit de territoriale grenzen van onze natie mogen verlaten.

Om samen te vatten: er moeten drie stappen worden genomen om de oorlogszwendel te stoppen:
– We moeten de winst uit de oorlog halen.
– We moeten de jeugd van het land die wapens moet dragen toestaan om te beslissen of er al dan niet oorlog moet komen.
– We moeten onze strijdkrachten beperken tot binnenlandse defensiedoeleinden.

 

HOOFDSTUK VIJF

Naar de hel met oorlog!

Ik ben niet zo dwaas om te geloven dat oorlog tot het verleden behoort. Ik weet dat de mensen geen oorlog willen, maar het heeft geen zin te zeggen dat we niet in een nieuwe oorlog kunnen worden geduwd.

Terugkijkend werd Woodrow Wilson in 1916 herkozen tot president op een platform dat hij “ons uit de oorlog had gehouden” en op de impliciete belofte dat hij “ons uit de oorlog zou houden”. Maar vijf maanden later vroeg hij het Congres om Duitsland de oorlog te verklaren.

In die periode van vijf maanden was de mensen niet gevraagd of ze van gedachten waren veranderd. Aan de 4 miljoen jonge mannen die het uniform aantrokken en opmarcheerden of wegzeilden, werd niet gevraagd of ze wilden vertrekken om te lijden en te sterven.

Wat zorgde er dan voor dat onze regering zo plotseling van gedachten veranderde?

Geld.

Men herinnert zich wellicht dat kort voor de oorlogsverklaring een geallieerde commissie langskwam en de president bezocht. De president riep een groep adviseurs bijeen. Het hoofd van de commissie sprak. Ontdaan van de diplomatieke franjes, is dit wat hij de president en zijn groep vertelde:

Het heeft geen zin om onszelf nog langer voor de gek te houden. De zaak van de geallieerden is verloren. We zijn u (Amerikaanse bankiers, Amerikaanse munitiemakers, Amerikaanse fabrikanten, Amerikaanse speculanten, Amerikaanse exporteurs) thans vijf tot zes miljard dollar schuldig.
Als we verliezen (en zonder de hulp van de Verenigde Staten zullen we verliezen) kunnen wij, Engeland, Frankrijk en Italië, dit geld niet terugbetalen… en Duitsland zal dat zeker niet doen.
Dus…

Als geheimhouding wat betreft oorlogsonderhandelingen verboden zou zijn geweest, en als de pers uitgenodigd was geweest om aanwezig te zijn bij die conferentie, of als de radio beschikbaar was geweest om de gebeurtenissen uit te zenden, dan zou Amerika nooit in de wereldoorlog betrokken zijn geraakt. Maar deze conferentie was, zoals alle oorlogsbesprekingen, in het grootste geheim gehuld. Toen onze jongens naar de oorlog werden gestuurd, kregen ze te horen dat het een “oorlog was om de wereld veilig te maken voor democratie” en een “oorlog om alle oorlogen te beëindigen”.

Achttien jaar later heeft de wereld minder democratie dan toen. Trouwens, wat gaat het ons aan of Rusland of Duitsland of Engeland of Frankrijk of Italië of Oostenrijk onder democratieën of monarchieën leven? Of het nu fascisten of communisten zijn? Ons probleem is het behoud van onze eigen democratie.

En er is weinig of niets bereikt om ons ervan te verzekeren dat de wereldoorlog echt de oorlog was om alle oorlogen te beëindigen.

Ja, we hebben ontwapeningsconferenties en wapenbeheersingsconferenties gehad. Ze betekenen niets. Eén is zojuist mislukt; de resultaten van een andere zijn teniet gedaan. We sturen onze beroepssoldaten en onze matrozen en onze politici en onze diplomaten naar deze conferenties. En wat gebeurt er?

De beroepsmilitairen en matrozen willen niet ontwapenen. Geen admiraal wil zonder schip. Geen enkele generaal wil zonder commando zijn. Beide zijn gemene mannen als ze zonder werk zouden komen te zitten. Ze zijn niet voor ontwapening. Ze kunnen niet voor wapenbeperkingen zijn. En bij al deze conferenties, op de loer op de achtergrond maar toch almachtig, zijn de sinistere agenten van degenen die profiteren van oorlog. Ze zien erop toe dat deze conferenties niet leiden tot ontwapening of een beduidende inperking van de bewapening.

Het belangrijkste doel van welke mogendheid dan ook op al deze conferenties was niet het bereiken van ontwapening om oorlog te voorkomen, maar veeleer om te proberen meer bewapening voor zichzelf te verkrijgen en minder voor een potentiële vijand.

Er is maar één manier om te ontwapenen die enigszins uitvoerbaar is. Dat is dat alle naties samenkomen en elk schip, elk kanon, elk geweer, elke tank en elk oorlogsvliegtuig slopen. Zelfs dit, als het al mogelijk zou zijn, zou niet genoeg zijn.

De volgende oorlog zal volgens deskundigen niet worden uitgevochten met slagschepen, niet met artillerie, niet met geweren en niet met kanonnen. Hij zal worden uitgevochten met dodelijke chemicaliën en gassen.

In het geheim bestudeert en perfectioneert elk land nieuwere en gruwelijkere middelen om zijn vijanden op grote schaal te vernietigen. Ja, schepen zullen blijven gebouwd worden, want de scheepsbouwers moeten hun winst maken. En er zullen nog steeds wapens gemaakt worden en kruit en geweren, want de munitiemakers moeten hun enorme winsten maken. En de soldaten moeten natuurlijk uniformen dragen, want die fabrikanten moeten ook hun oorlogswinsten maken.

Maar overwinning of nederlaag zal worden bepaald door de kennis en vindingrijkheid van onze wetenschappers.

Als we ze aan het werk zetten om gifgas en steeds gruwelijkere mechanische en explosieve instrumenten der vernietiging te maken, zullen ze geen tijd hebben voor het constructieve werk om een grotere welvaart voor alle volkeren op te bouwen. Door ze dit nuttige werk te laten doen, kunnen we allemaal meer geld verdienen aan vrede dan aan oorlog – zelfs de munitiemakers.
Dus … ik zeg:

“NAAR DE HEL MET OORLOG!”

Dit pamflet is online (engels) te lezen: ratical.org; Dit is een eigen vertaling, ik vond geen nederlandse versies van dit pamflet. Geen copyright op deze vertaling, wat mij betreft.

Downloadbaar als pdf (engels): bij ratical.org en bij archive.org

Bij archive.org ook online te lezen & downloadbaar in verschillende andere formaten.

Het volledige boek “War is a racket” (recente uitgave uit 2013 met voorwoord van de voormalig gouverneur van Minnesota Jesse Ventura) is bij kether.com integraal te downloaden als pdf (6,9 MByte).

En ter onderlijning dat het bedrog en de diefstal nog steeds doorgaan:

En Julian Assange is niet de enige die het zegt:

VS Ere-senator Ron Paul: The Ukraine war is a racket!

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!