Volgens Theo Francken (N-VA) zal de nieuwe regering “het strengste asiel en migratiebeleid ooit voeren”. Een belangrijk aspect daarvan is de mogelijkheid om bij uitgeprocedeerden woonstbetredingen te doen.
Woonstbetreding
“Woonstbetreding” is een eufemisme voor huiszoeking. Concreet betekent het, dat de politie met gebruik van dwang binnen zou mogen dringen in de woningen van vreemdelingen die het land moeten verlaten, omdat ze geen legaal verblijf hebben.
Deze verregaande maatregel staat al lang op het verlanglijstje van Theo Francken. Verregaand, omdat de onschendbaarheid van de woning en het respect voor het privéleven grondwettelijk en volgens het internationaal rechter stevig verankerd zijn.
De onschendbaarheid van de woning staat in de Belgische Grondwet
In 2017 al wilde de toenmalige regering woonstbetredingen invoeren in de vreemdelingenwet. Dat wetsontwerp werd toen terecht afgeschoten onder druk van een ruime protestbeweging. Nog in 2022 veroordeelde het Europees Hof van de Mensenrechten de Belgische staat. De politie was binnengedrongen zonder toestemming en zonder huiszoekingsbevel bij een persoon in “illegaal verblijf”.
Toch neemt het huidige regeerakkoord opnieuw woonstbetredingen op. De regering kleedt het nu anders in. Daar willen we in deze bijdrage dieper op ingaan.
Wettelijke basis?
In het arrest Sabani t/België van 8 maart 2022 oordeelt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) dat het binnendringen in een woning zonder huiszoekingsbevel of toestemming van de betrokkene, een inbreuk is op de onschendbaarheid van de woning én op het privéleven (artikel 8 Europees Verdrag voor de rechten van de mens).
De onschendbaarheid van de woning staat trouwens ook in de Belgische Grondwet (artikel 15). Het Hof bevestigt het principe dat “een inmenging in het recht op eerbiediging van de woning enkel kan plaatsvinden binnen een wettelijk kader, om zo de betrokkene voldoende en adequaat te beschermen tegen een arbitrair overheidsoptreden. Deze garantie geldt standaard in een rechtsstaat”.
Onderzoeksrechter als “stempelrechter”
Het idee van woonstbetredingen bij “illegalen” is niet nieuw. Evenmin als de kritiek op dat idee. Door te stellen dat een onderzoeksrechter de toelating zal moeten geven voor de woonstbetreding, trachten zowel het wetsontwerp van 7 december 2017 als de tekst van het regeerakkoord van 2025 zich in te dekken tegen de kritiek.
Hier bepaalt de uitvoerende macht wat de rechterlijke macht moet doen
De protestbeweging van 2018 veegde dit van tafel als een nepargument. Het voorstel stuitte toen trouwens op verzet van de onderzoeksrechters zelf en van het College van Procureurs-Generaal. Volgens het College van Procureurs-Generaal zou het gaan om proceduremisbruik (“détournement de procédure”).[1]
De onderzoeksrechter wordt inderdaad zowel in het ontwerp van 2017 als in de tekst van 2025 geïnstrumentaliseerd door de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ). Met andere woorden de uitvoerende macht bepaalt wat de rechterlijke macht moet doen.
De onderzoeksrechter zou gewoon een beslissing van de DVZ moeten bekrachtigen. De onderzoeksrechter zou gereduceerd worden tot een “stempelrechter”, die zelf geen onafhankelijk en onpartijdig onderzoek – met respect voor de rechten van verdediging – zou kunnen doen.
Op dit punt is de situatie nu dezelfde als toen, wat betekent dat de tekst van 2025 even verwerpelijk is als die van 2017.
Niet alle “illegale” vreemdelingen geviseerd
Wel nieuw in de tekst van het regeerakkoord is dat – in tegenstelling tot het wetsontwerp van 2017- niet alle “illegale” vreemdelingen geviseerd worden.
Het gaat enkel om “vreemdelingen die een bevel om het grondgebied te verlaten (BGV) hebben gekregen en een gevaar voor de openbare orde vormen, of een gevaar voor de nationale veiligheid wegens feiten van extremisme, radicalisering of terrorisme, of die veroordeeld werden voor ernstige misdrijven”.
Symboolpolitiek
Vooraleer dieper in te gaan op de tekst moeten we vaststellen, dat er een beeldvorming ontstaat waardoor “illegaal” verblijf geassocieerd wordt met gevaar (voor de openbare orde), extremisme, radicalisering, terrorisme, ernstige misdadigheid.
Het regeerakkoord wil zo de democratische bezwaren van de vorige legislatuur van tafel vegen.
“Illegaal” verblijf wordt geassocieerd met gevaar (voor de openbare orde), extremisme, radicalisering, terrorisme, ernstige misdadigheid
Daarbij komt, dat – los van het disproportioneel karakter- de “noodzaak” van een dergelijke ingrijpende maatregel uiterst twijfelachtig is.
Uit een statistiek van de Dienst Vreemdelingenzaken bleek, dat in 2016 slechts 7 procent van de negatieve woonstcontroles te wijten waren aan het “gebrek aan medewerking” van de opgespoorde persoon:
“Bij ‘werkt niet mee’ wordt met zekerheid vastgesteld dat de betrokken vreemdeling aanwezig is, maar geen toegang verschaft tot de woonst (hij opent bijvoorbeeld de deur, maar geeft geen toelating tot het betreden van de woonst).”
Het gaat dus over symboolpolitiek die racisme aanwakkert met het giftig amalgaam “illegaal- gevaarlijk- misdadig”.
Databanken
Hoe gaat de vreemdelingenpolitie uitmaken welke vreemdelingen “een gevaar voor de openbare orde vormen”, of “een gevaar voor de nationale veiligheid wegens feiten van extremisme, radicalisering of terrorisme, of “veroordeeld werden voor ernstige misdrijven”?
Met andere woorden: Hoe gaat de vreemdelingenpolitie uitmaken welke woonsten ze mag betreden en welke niet?
De Dienst vreemdelingenzaken heeft eigen databanken, maar men kan veronderstellen dat de vreemdelingenpolitie ook andere databanken zal gebruiken en die zijn er in overvloed.
Er is geen rechtstreekse controle op wie er allemaal in deze databanken zit
Om er maar een paar te noemen: de politionele databanken, zoals de ANG (algemene nationale gegevensbank, centrale databank van de politie), lokale politionele databanken, de databank van het OCAD (Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse) enz..
Er is geen rechtstreekse controle op wie er allemaal in deze databanken zit. Er bestaat slechts een onrechtstreekse controle.
Op de politionele databanken bijvoorbeeld wordt controle uitgeoefend door het “Controleorgaan op de politionele informatie”. Dat is bevoegd om in naam van de burger toegang te vragen tot zijn/haar persoonsgegevens in alle politiedatabanken. Maar de burger wordt niet geïnformeerd over het resultaat. Het Controleorgaan mag enkel meedelen dat “de nodige verificaties werden verricht”.
Het kan zelfs zijn, dat iemand die vrijgesproken is of wiens zaak geseponeerd is in die databank blijft zitten.
Dan is er nog het gegeven dat één (Belg) op vijf in de centrale databank van de politie zit. Nemen we als voorbeeld de ANG. Sinds 2016 heeft de Dienst Vreemdelingenzaken rechtstreeks toegang tot de ANG.
In maart 2017 bleek op basis van cijfers van de federale politie, verstrekt door minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) dat de ANG de gegevens bevat van 2.221.442 Belgen. Eén Belg op vijf…
De uitdrukking “Eén Belg op vijf” is niet volledig correct, omdat het cijfer niet uitsluitend “betrekking heeft op de Belgische burgers die geregistreerd zijn in de ANG, maar eveneens op buitenlandse burgers die al dan niet in België verblijven”. [2]
Het oncontroleerbaar niet tegensprekelijk karakter van opname in een databank en de vaagheid van de begrippen vormt een gevaar voor willekeur ten opzichte van “illegalen”.
Overlast onder het mom van openbare orde
Openbare orde is een nog enigszins objectiveerbaar begrip. In de traditionele definitie bestaat “openbare orde” uit drie componenten, namelijk ‘openbare rust, veiligheid en gezondheid’.[3] Al weet men natuurlijk niet wie allemaal onder de rubriek “openbare orde” in de ANG zit.
De rechtspraak van de Raad van state beperkt het openbare orde- begrip tot materiële, objectiveerbare feiten.
Daarentegen is het sinds de wetgeving op de administratieve sancties ingevoerde begrip “overlast” niet wettelijk gedefinieerd. Maar volgens verschillende ministeriële omzendbrieven gaat het over “voornamelijk individuele materiële gedragingen die het harmonieuze verloop van de menselijke activiteiten kunnen verstoren en de levenskwaliteit van de inwoners van een gemeente, een straat, kunnen beperken op een manier die de normale druk van het sociale leven overschrijdt.”
Een subjectieve invulling van het begrip “overlast” is niet ver weg.
De voorstanders van de woonstbetreding hebben “overlast” niet opgenomen of niet durven opnemen (?) in hun tekst, maar volgens De Tijd, die daarbij verwijst naar aftredend staatssecretaris Nicole De Moor zijn de “woonstbetredingen gericht op mensen in illegaal verblijf die criminele feiten pleegden of overlast veroorzaken”.
Het gevaar bestaat dat een subjectief onveiligheidsgevoel van buurtbewoners volstaat om over te gaan tot “woonstbetreding”
Ook de politiediensten blijken vragende partij om alle feiten die de openbare orde raken, met inbegrip van inbreuken op de GAS-wetgeving (dit zijn feiten van overlast) in aanmerking te nemen bij de beoordeling van het gevaar uitgaand van een persoon.
Wettelijk kan een huiszoeking niet omwille van inbreuken op de openbare orde en al helemaal niet omwille van overlast.
Als het regeerakkoord wet wordt, bestaat het gevaar, dat een subjectief onveiligheidsgevoel van buurtbewoners volstaat om over te gaan tot “woonstbetreding” in het verblijf van een “illegale” vreemdeling.
Nationale veiligheid of ernstige misdrijven
Een woonstbetreding kan als er “een gevaar is voor de nationale veiligheid wegens feiten van extremisme, radicalisering of terrorisme, of als de betrokkenen “veroordeeld werden voor ernstige misdrijven”.
Welke personen precies onder de noemer “extremisme, radicalisering of terrorisme” in databanken zitten valt niet te controleren.
Als het gevaar reëel is (de tekst spreekt immers van feiten) dan is de onderzoeksrechter sowieso bevoegd om een huiszoeking te doen in het kader van een strafonderzoek, dit los van het gegeven of de betrokkene al dan niet legaal verblijft.
Als het gevaar niet reëel is, dan is niet in te zien, waarom er een onderscheid zou moeten gemaakt worden tussen mensen met legaal verblijf die geen woonstbetreding riskeren en mensen zonder legaal verblijf, die wel een woonstbetreding kunnen verwachten.
Ook het begrip “ernstige misdrijven” is weinig gedefinieerd. Maar feit is, dat – ondanks de suggestie van de tekst – er een nauwe samenwerking is tussen de Dienst Vreemdelingenzaken en de gevangenissen in het kader van de repatriëring van “illegalen”, die veroordeeld zijn.
* * *
De huiszoekingen, in het regeerakkoord eufemistisch “woonstbetredingen” genoemd zijn ongrondwettelijk en in strijd met het Europees mensenrechtenverdrag. De bezwaren die in 2018 golden, gelden nu nog steeds.
De zogenaamd andere wettelijke onderbouwing houdt geen steek. Het resultaat is wél een toenemende stigmatisering en criminalisering van de vreemdelingen.
Deze maatregel is een gevaarlijk precedent. Vandaag wordt hij toegepast tegen uitgeprocedeerde asielzoekers. Maar als dit passeert zonder al te veel verzet dan kan de regering geneigd zijn om dit ook toe te passen op andere kwetsbare individuen of ‘vervelende’ groepen, zoals werklozen, vakbonden of activisten die met hun acties “de openbare orde verstoren”.
Edith Flamand is ere-advocaat in Antwerpen.
Notes:
[1] Schriftelijk advies dd 29 november 2019 van het College van Procureurs-generaal, geciteerd in Eindverslag van de Commissie voor de evaluatie van het beleid inzake de vrijwillige terugkeer en de gedwongen verwijdering van vreemdelingen onder het voorzitterschap van Em. Prof. Dr. Marc BOSSUYT aangeboden aan de Minister voor Asiel en Migratie op 15 september 2020
[2] Antwoord van minister van binnenlandse zaken Jambon in Schriftelijke vragen en antwoorden dd 27 06 2017. QRVA 54 123 Belgische Kamer van volksvertegenwoordigers, p.174, 175, 176, 177
[3] Memorie van toelichting, wetsontwerp tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties, Parl.St. Kamer 1998-99, nr. 2031/1-98/99, 8.