De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

zuid afrika olifanten

Mijn Zonzondige Ontsnapping: Hoe België me de Woestijn in Dreef

zaterdag 29 maart 2025 09:54
Spread the love

Alles begon met een regendruppel. Niet zomaar een regendruppel, maar die éne specifieke druppel die op een zondag in november 2024 vanaf mijn dakgoot precies in mijn nek viel terwijl ik de vuilniszakken buiten zette. Die druppel, koud en venijnig als een passief-agressieve opmerking van mijn schoonmoeder, was de spreekwoordelijke laatste. Ik stond daar, druipend, onder een grijze hemel die beloofde dat er nog vele, vele druppels zouden volgen.

“Genoeg,” fluisterde ik tegen mijn vuilniszak, die als enige getuige van mijn existentiële crisis dienst deed. “GENOEG!”

De buurvrouw keek verschrikt op van haar eigen vuilniszakken-ceremonie. Ze dacht waarschijnlijk dat ik eindelijk was doorgedraaid na jaren van Belgische bureaucratie en fileleed. En misschien was dat ook wel zo.

Drie maanden later zat ik in een vliegtuig, mijn leven opgeborgen in twee koffers en een handbagage vol chocolade (sommige Belgische gewoonten laat je niet zomaar achter). Bestemming: Zuid-Afrika. Een land zo ver van België verwijderd, zowel geografisch als mentaal, dat het net zo goed op een andere planeet had kunnen liggen.

De aankomst: of hoe ik leerde dat zonnebrandcrème geen luxe is

Johannesburg verwelkomde me met een klap hitte die aanvoelde alsof iemand een föhn op mijn gezicht had gericht. De lucht was droog, de zon meedogenloos, en mijn Belgische huid – die ongeveer dezelfde kleur en textuur had als een ongekookte aardappel – protesteerde luidkeels.

“Welkom in Zuid-Afrika!” zei de taxichauffeur opgewekt, terwijl hij mijn koffers in zijn kofferbak (of “kattebak” zoals ik later zou leren) gooide. “Eerste keer?”

Mijn geblakerd gezicht moet voldoende antwoord zijn geweest.

“Jy sal dit hier geniet,” zei hij in Afrikaans, een taal die tegelijkertijd vertrouwd en volkomen vreemd klonk, als een Nederlander die te lang in de zon heeft gelegen.

Ik knikte voorzichtig, onzeker of ik net was beledigd of aangemoedigd. Het zou niet de laatste keer zijn dat ik me zo zou voelen.

De talen: of hoe ik ontdekte dat ik toch niet zo taalvaardig was

In België was ik trots op mijn tweetaligheid. Frans, Nederlands, een beetje Duits als ik erg mijn best deed. Ik was praktisch een linguïstische kameleon.

In Zuid-Afrika werd ik een linguïstische muis.

Elf officiële talen! ELF! Na een maand had ik hoofdpijn van het proberen te onderscheiden of iemand nu Zulu, Xhosa of Sotho tegen me sprak. De klik-geluiden in Xhosa maakten me bovendien volslagen belachelijk – ik klonk als een vastlopende printer elke keer dat ik het probeerde.

Afrikaans was mijn redding, of dat dacht ik tenminste. “Het is gewoon oud-Nederlands,” zei iedereen. Wat ze vergaten te vermelden was dat het oud-Nederlands was dat door een blender was gehaald en vervolgens in de zon had gelegen.

“Ek is baie moeg,” probeerde ik tegen een kassière in mijn eerste week.

Ze keek me meelevend aan. “Jy praat soos my ouma se papegaai,” antwoordde ze.

De dieren: of hoe mijn definitie van ‘huisdier’ drastisch veranderde

In België was mijn meest dramatische dierervaring het moment waarop de kat van de buren in mijn tuin besloot dat mijn pas geplante tulpen een perfect toilet vormden. In Zuid-Afrika leerde ik al snel dat dieren hier een iets andere status hebben.

Tijdens mijn eerste safari in Kruger Park vroeg ik onschuldig aan de ranger: “Mogen we uitstappen om foto’s te maken?”

De lach die volgde was zo luid dat een groep impala’s in de verte opschrok. “Alleen als je wilt dat ik je familie moet uitleggen waarom we je in een kleine urn terug moeten sturen naar België,” antwoordde hij.

Ik bleef in de jeep.

Later die week vond ik een slang in mijn badkamer. Niet een schattig, klein slangetje, maar een geval dat zo lang was dat het zich had kunnen inschrijven voor een basketbalteam.

“O, dat is maar een huisslang,” zei mijn buurman nonchalant toen ik gillend zijn hulp inriep. “Die zijn nuttig, ze eten de ratten.”

“Welkom in Afrika,” grinnikte hij, terwijl hij het beest vakkundig verwijderde met niets meer dan een bezem en wat ik alleen kan beschrijven als bovenmenselijke moed.

De braai: of hoe ik een religieuze bekering onderging

Als Belg dacht ik dat ik alles wist over goed eten. Frietjes, chocolade, wafels, bier – we zijn niet voor niets een culinaire grootmacht (al zullen de Fransen dit ten stelligste ontkennen).

Toen werd ik uitgenodigd voor mijn eerste braai.

Een braai is officieel een barbecue, maar dat is zoals zeggen dat de Sixtijnse Kapel “een leuk plafond” heeft. Een braai is een sociale gebeurtenis, een culinair ritueel, en voor veel Zuid-Afrikanen een fundamenteel mensenrecht.

“Kom rond één uur,” zei mijn collega Pieter.

Ik arriveerde keurig op tijd, alleen om te ontdekken dat “rond één uur” eigenlijk betekende “ergens na twee, maar voor zonsondergang”. De braai was al aangestoken, maar het vlees lag nog rustig in de keuken, wachtend op zijn vurige lot.

Zes uur later, na ontelbare biertjes (waarvan sommige merken verrassend goed konden concurreren met Belgische brouwsels, al zal ik dit nooit hardop toegeven in Leuven), een intensieve cursus in vleesverzorging, en een reeks gesprekken die varieerden van politiek tot rugby en weer terug, zat ik voldaan onder de Afrikaanse sterrenhemel.

“Nu ben je een echte Zuid-Afrikaan,” verklaarde Pieter plechtig, terwijl hij me het laatste stuk boerewors overhandigde – een eer die, zo begreep ik later, ongeveer gelijkstaat aan een koninklijke onderscheiding.

Het verkeer: of hoe ik leerde bidden tijdens het rijden

De Belgische files had ik achtergelaten, maar daarvoor in de plaats kwam de Zuid-Afrikaanse verkeerschaos. In Johannesburg is autorijden geen vervoersmiddel maar een contactsport.

Minibustaxis – busjes die zoveel mensen vervoeren als fysiek mogelijk is, plus nog eens drie – volgen verkeersregels die alleen zij lijken te begrijpen. Ze stoppen waar ze willen, rijden zoals ze willen, en toeteren omdat ze willen.

Mijn eerste rit naar het werk duurde twee uur, waarvan anderhalf uur bestond uit het herhaaldelijk fluisteren van “O God, o God, o God” terwijl ik probeerde te navigeren tussen wat leek op deelnemers aan een onofficiële Grand Prix.

“Je moet assertiever zijn,” adviseerde een Zuid-Afrikaanse vriend later. “Rijd alsof je al weet waar je naartoe gaat, zelfs als je geen idee hebt.”

Dit bleek verrassend effectief, al kostte het me drie gemiste afslagen, een bijna-botsing met een gnoe (hoe die in de voorstad terecht was gekomen, blijft een mysterie), en één roekeloos genomen rotonde die mijn Belgische rijinstructeur spontaan een hartaanval zou hebben bezorgd.

De mensen: of hoe ik mijn cynisme verloor

Als Belg was ik opgegroeid met een gezonde dosis cynisme. Wantrouwen jegens autoriteiten, scepsis over goede bedoelingen, en een algemene overtuiging dat achter elke glimlach een verborgen agenda zit.

Zuid-Afrikanen verbrijzelden dit wereldbeeld binnen weken.

Ondanks een geschiedenis die meer drama bevat dan alle seizoenen van een telenovela bij elkaar, ondanks aanhoudende problemen als stroomuitval, water tekorten en politieke schandalen, behouden Zuid-Afrikanen een optimisme dat grenst aan het onredelijke.

“We make a plan,” is de nationale mantra, uitgesproken met een schouderophaal die suggereert dat geen probleem te groot is om niet met wat vindingrijkheid en doorzettingsvermogen opgelost te worden.

Toen mijn auto panne kreeg in het midden van nergens, stopten drie verschillende auto’s binnen tien minuten. De derde bevatte een complete gereedschapskist, een picknickdeken voor mij om op te zitten terwijl zij werkten, en een thermosfles met vers gezette koffie.

“Kan gebeuren,” zei mijn redder opgewekt, terwijl hij tot zijn ellebogen in motorolie zat. “Volgende keer help jij iemand anders.”

Die avond schreef ik een lange, beschaamde brief aan mijn Belgische vrienden, waarin ik uitlegde dat ik misschien een beetje te hard was geweest in mijn oordeel over de mensheid.

De finale: of waarom ik nooit meer terug kan

Nu, na maanden in dit land van contrasten, zon en verrassingen, begrijp ik dat mijn “ontsnapping” eigenlijk een thuiskomst was naar een plek die ik nooit had gekend.

Ja, er zijn uitdagingen. Stroomuitval (“loadshedding”) betekent dat ik nu strategische douches neem en mijn telefoon obsessief oplaad wanneer er elektriciteit is. Water is kostbaarder dan in België, waar het letterlijk uit de lucht valt met een frequentie die weermannen depressief maakt.

Maar er is ook ruimte. Ruimte om te ademen, te denken, te groeien. Ruimte onder een hemel zo groot en sterren zo helder dat je je nietig voelt op precies de juiste manier.

Er is warmte – zowel meteorologisch als menselijk – die doordringt tot in je botten en je laat vergeten dat je ooit hebt geklaagd over de kou.

En er is die ondefinieerbare kwaliteit, die Zuid-Afrikanen “ubuntu” noemen – de erkenning dat we allen verbonden zijn, dat mijn menselijkheid onlosmakelijk verweven is met die van jou.

Als je me nu zou vragen of ik terug wil naar het “miserabele” België, zou ik lachen. Niet omdat België echt miserabel is – het is een prachtig land vol chocolade, bier en mensen die zich elegant beklagen over treindiensten.

Ik zou lachen omdat ik nu weet dat thuis niet per se is waar je vandaan komt, maar waar je hart zich opent. En hier, onder de Afrikaanse zon, tussen giraffekoppen die boven de acacia’s uitsteken en stemmen die elf verschillende talen spreken, heeft mijn hart zich opengegooid als een protea in bloei.

Dus nee, ik keer niet terug naar de regen. Niet omdat België mij heeft weggeduwd, maar omdat Zuid-Afrika me heeft opgenomen en me heeft geleerd dat soms de grootste avonturen beginnen met één regendruppel te veel, en de moed om te zeggen: “Genoeg.”

Terwijl ik dit schrijf, zit er een ibis op mijn veranda, brutaal starend door het raam alsof hij mijn gedachten kan lezen. Misschien kan hij dat. In Zuid-Afrika zou dat me niet eens meer verbazen.

Totsiens, België. Sawubona, Zuid-Afrika. Mijn nieuwe thuis onder een zon die nooit lijkt te dimmen, zelfs niet in mijn dromen.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!