De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Mei ’68 met de glimlach  kunnen nemen. Ontmoeting met Marc Reynebeau en beuk en eik.

Mei ’68 met de glimlach  kunnen nemen. Ontmoeting met Marc Reynebeau en beuk en eik.

maandag 9 juli 2018 17:44
Spread the love

 

Zaterdag ontvingen uitverkoren en andere Leuvenaars eten voor hoofd en buik. Zoals sinds enkele jaren de goede gewoonte is ingezet rond 11 juli, komen wij samen voor een lezing en picknick in open lucht. De hapjes zijn wijselijk Vlaams-Belgische klassiekers én (voor de fijne contrastervaring), hapjes hartig of zoet uit de keuken van aangekomen Belgen met exotische oorsprongen, zoals de Koerdische en Turkse baklava en de Indonesische rijsthapjes. Centraal staat dus Vlaanderen en de Vlaamse taal. We zingen zelfs de Vlaamse Leeuw, binnenskamers, na de lezing. De Vlaamse taal, ja, ook al mogen wij die strijd -droom van onze voorvaderen vanwege figuren als Mia Doornaert niet meer zo noemen. Dit jaar was de spreker mijn collega-historicus en opiniemaker, reporter Marc Reynebeau met als thema “Mei ’68”. En dus “Leuven Vlaams” / “Bourgeois & Walen Buiten” (eigen kernbegrippenkeuze 😉 .

Negen minuten leesgenoegen.

 Bewerkt op 21 juli. uitgebreid met een vergelijking tussen bomen die bij droog weer veel zaden aanmaken, en de geboortecijfers (demografie); na de tweede wereldoorlog én na de aanslagen in de Belgische hoofdstad op 22 maart stegen de cijfers. De auteur is wellicht de enige observator die dit laatste feit had voorzien en voorspeld. 

 

Persoonlijk genoot ik van elke zin die deze denkende rasgenoot sprak, en meer nog van elk woord. Wat een rijke, en trefzeker ingezette woordenschat! En eerlijk gezegd, wat een mooie, diepe stem. Het was eerste live ontmoeting wat mij betreft. Iedereen kent de man van zijn soms scherpe columns en artikels in De Standaard, (die laatste vaak over historische onderwerpen die op het moment relevant zijn), en verder van tv-verschijningen en een gezicht uit de duizend.

 

Na afloop zou Reynebeau in kleine kring bevestigen, “Ik houd mij zelf eigenlijk altijd aan het domein van de historicus”, en dat zegde hij ook juist na mijn genereuze conversaties met bepaalde groten uit Leuven en ons landje te volgen. Zoals een dame die kinderen en boerenmensen hielp cultuur bijbrengen met columns tijdens haar actieve jaren, en verder schepen en schrijver Jaak Brepoels, bekend van zijn succesvolle historische studie “Wat zoudt gij zonder het werkvolk zijn?”, die onlangs in herwerkte vorm mocht herverschijnen. En verder sprak ik met minister van justitie Koen Geens. Die merkte op dat het Kwaad in de mens altijd bestaan heeft. Dat media vandaag vaak inzoomen op kleine spectaculaire feiten. Ik bevestigde, als medievist: “In de middeleeuwen krioelde Europa van de struikrovers; het is een wonder dat Erasmus, die het continent doorkruiste van universiteit tot universiteit op zijn ezeltje, al die reizen heeft overleefd!”

 

Tijdens zulke lijf aan lijf ontmoetingen blijk ik zelden tot iets anders in staat te zijn dan gretig luisteren, in debat gaan en genereus aanmoedigen. Vanuit een of meer van de vele hoeken waarin ik leven, tijd en land heb leren zien. Door studies in uiteenlopende disciplines en via nog meer gevarieerde vormen van inzet en werk, sinds mijn eerste opdrachten als Technisch Hulpverlener bij Europ Assistance. Daar hielpen wij chauffeurs uit de nood en de paniek die pannes soms meebrengen, door volgens contracten telefonisch te bemiddelen met het netwerk aan garages, in 1989, een tijd dat internet nauwelijks nuttige toepassingen kende, en gps nog een onbruikbare lettercombinatie was bij het scrabbelen.

 

In elk geval kon ik mijn kijk op mei ’68, op de emancipatiebeweging en “de poëtische wensen”, zoals onze tophoogleraar die voortdurend de wereld afreisde tussen het college geven door, Herman Vander Wee het ons verklaarde, uitbreiden en verdiepen aan de hand van de visie die de collega uit Gent op het podium bracht. Een van mijn vrienden, een historicus van christelijke diepgang, had aangekondigd niet te zullen komen dit jaar, omdat Reynebeau hem niet zo lag. Van mijn kant ben ik juist graag gekomen, omdat ik via de teksten in de kranten niet helemaal goed hoogte kon krijgen van de persoon, en ik wist zeker dat een ontmoeting in levende lijve daar verbetering ging in brengen. Ik was al snel ingenomen toen de geleerde de spreektafel kwam bemannen na de toespraak van schepen Dirk Vansina, toespraak die zelf ook weer een paar lagen meer diepgang en persoonlijk engagement leek te bevatten dan de vorige edities, die toch ook al niet slecht waren. Van Vansina onthouden wij het pleidooi om ook van de Vlaamse feestdag een vrije, een arbeidsloze dag te maken. Als er kan gefeest worden, doen we mee, wellicht juist omdat we als ware zendelingen door het jaar vaak uitputtend hard onze best doen in arbeid allerhande.

 

 

Ik kon de spreker echt niet gaan haten, zeker nadat hij persoonlijke elementen in zijn verhaal stopte, zich een beetje toonde en liet kennen aan zijn publiek. Iets dat als  houding overig onlangs in Tertio nog met veel verve is aangeprezen als het enige dat echt goed werkt, in de opvang en begeleiding van jongeren met problemen, door de algemeen directeur van “De Sleutel”, een keten van opvanghuizen waar verrassend goed werk wordt geleverd in een sector die weinig prestige geniet.

Liever een denker die het niet helemaal eens is met eigen standpunten, maar mooi en openlijk aangeeft waarom hij tot zijn conclusies komt, dan een gelijkgestemde die tegenstrijdigheden brengt, of waar je bij aanvoelt dat het verhaal niet authentiek is. Reynebeau’s leidmotief was ook juist dat de media en wij allen, best die historische maanden situeren in de ruimere context. Die jaren van Verandering, de blijvende bijdrage aan de goede of slechte maatschappij zoals wij die kennen, zij is geleverd door de ‘babyboomers’ die toen tot wasdom zijn gekomen, de mannen en vrouwen die, zoals de bioloog in mij weet, talrijk zijn verwekt en geboren in een reflex die van diepe, animale lagen in de mensen komt; na de grote, bedreigende ervaring van een zware oorlogstoestand. Leven wil niet opgeven, het komt in actie, tot rechtop staan, als een of andere Kracht het wil neerdrukken. Wonderbaar, als je er stil bij staat. We zagen dat ook al tijdens de lange en warme, droge zomer van 1976; toen hebben de beuken en eiken genereuze hoeveelheden nootjes en eikels aangemaakt en op de wereld losgelaten.

 

Ontroerend vind ik dat.

 

Plant, mens en dier, ze zijn blijkbaar juist Vruchtbaar, Creatief, vanuit grote angst en na bijzonder verdrukkende omstandigheden.

 

Excursus

Blijkbaar zijn er in dit verband weinig of geen schrijvende tijdgenoten die dat fenomeen goed hebben begrepen en gezien. Wellicht ben ik de uitzondering, omdat mijn studies zowel exacte wetenschappen (als fysica en biologie) behelst, als menswetenschappen, en ik voortdurend verbanden zoek en leg. Een rem op het voorspellend inzicht kan ook zijn dat onderzoekers vaak al te veel voorbehoud maken over de geldigheid en het voorkomen van ‘wetten’ uit de dierenwereld, en menen dat de mens daar vrij van is en blijft. (Bekend is de kleine rel die een topjournaliste van de VRT maakte toen een studiogast, een biggenkweker, de mens en dus de vrouw vergeleek met dit andere zoogdier, wat vruchtbaarheid aangaat). 

Ik ben blijkbaar de enige commentator geweest die na de grote Arabisch-agressieve aanslagen van 22 maart 2016 in Brussel de voorspelling heb gedaan dat de schokgolf van diepe Angst de geboortecijfers in onze gemeenschap zou doen stijgen. Deze kwestie heb ik in de blog uitgelegd die via deze link te lezen is: http://community.dewereldmorgen.be/blog/stefaanhublou/2016/05/19/collateral-pleasures-een-paar-verbazingwekkende-positieve-gevolgen-van-de-aanslagen-van-22-maart

 

We gaan verder. 

De reporter – historicus ging zelf ook verder in zijn betoog. Zo bestaat er een tendens onder gelovigen, te stellen, “Dat gauchisme’ van toen, dat heeft de doodsteek gegeven aan de religiositeit, aan de kerksheid, aan de christelijke waarden”.

 

Studenten eisten in 1968 inderdaad meer inspraak, jongeren eisten meer gewone vrijheid wat het beleven van lijf en seks betreft, en die jonge zielen kwamen in het geweer, vooral dat lijkt belangrijk, tegen een samenleving die wel heel erg beheerst werd door “paternalisme” en gezag dat wel erg vanzelfsprekend bij groepen mannen lag, zoals het episcopaat en het professoraat, die daar soms nogal strak en krampachtig gebruik van maakten.

 

Mijn visie daarop is dat de samenleving meer hiërarchisch was in haar werking, meer zoals het er in een legermacht aan toe gaat, en allicht ook aan toe moet gaan. Met een bevelstructuur die snel toelaat indringende acties te brengen, gevaren af te wenden, toe te slaan. Zonder de toelating om veel te denken of te weerspreken op lagere niveaus in het netwerk. Marc Reynebeau betoogde dus verder dat een aantal concrete veranderingen die zichtbaar werden in de jaren zestig en zeventig, vooral gevolg zijn van een zeer brede Emancipatiebeweging, die al eeuwen bezig was, zelfs al voor de politieke Franse Revolutie van 1789. Jaar na jaar, vanaf het einde van de middeleeuwen rond 1500 al duidelijk merkbaar, steeg “het vermogen om (zelf) te beoordelen” van de mensen in de gemeenschap. Die golf kreeg vorm doordat steeds meer mensen “geletterd” werden, en hogere studies deden. En dus door toegenomen welvaart, die zorg en tijd beschikbaar stelde voor studie en studenten, lezen en schrijven, denken en debatteren.

 

Na de lezing in een persoonlijk gesprek, voerde ik een eigen werkhypothese aan, die ik tijdens het luisteren had gevormd. Vanuit het perspectief van de absolute gruwel van Wereldoorlog II, het Nationaal Socialisme met haar totalitair karakter (wat wil zeggen dat je zelfs niet meer mag dénken wat je wil, laat staan handelen naar eigen inzicht), en haar moordkampen, leek mij evident dat miljoenen mensen de “medicijnmannen” waren gaan blamen en de God die deze figuren als een brave, wijze vader hadden voorgesteld, sterk in vraag gingen stellen.

Deze analyse kwam bij me op, 24 uur nadat ik de fenomenale prent “Der Untergang”, over de ondergang van het rijk van Adolf Hitler en de beklemmende, diep-trieste laatste dagen in de Führerbunker in Berlijn, de zogenaamde Nemesis-dagen, het terugslaan van het lot na begane zonden, thuis had geschouwd. Reynebeau gaf hierop geen eigen ad hoc visie, maar bracht op doorleefde manier de klassieke redenering, die blijkbaar bij De Standaard tot het standaard DNA is gaan behoren, dat de mens toen hij landbouwer was (ruwweg van tienduizend jaar terug tot vorige eeuw), zeer kwetsbaar was en afhankelijk van het weer en de aarde; dat in die omstandigheden een priesterfiguur van groot belang was (als het ware om de regendans te doen, zoals ik aanvulde). Dat wij intussen veel meer echte greep hebben op ons leven, op de veiligheid en voorspelbaarheid ervan, en daarom evident God en heilige mannen loslieten.

De intellectueel Reynebeau was het er wel mee eens dat er een Probleem is. Dat van de zinloosheid en de betekenis van het leven (en de altijd blijvende Teleurstellingen en menselijke Beperktheid). Een probleem dat zich sinds een generatie (de mijne) uitdrukt in grote aantallen mensen die kampen met Depressies en met vele andere vormen van gezondheidsproblemen die vanuit het hoofd en het hart stralen, en soms het lichaam mee onderuit halen…

 

Zingeving en uitleg bij ellende en bij menselijke onbestemde tekorten, ziekte en dood, dat was altijd al het vakgebied van de gewijde mensen. De conclusie lijkt mij persoonlijk dan ook gerechtvaardigd dat er voor hen een belangrijke rol blijft weggelegd. Je kan de mosterd of de room daartoe  in Japan halen, of bij de “Winnetou’s en de Geronimo’s” of de Aboriginals, zoals vandaag overal gebeurt. Maar, waarom niet, ook in het merg van de godsdienst, de verhalen en rituelen van eigen bodem.

 

Om die visie mee te geven aan mijn gesprekspartner ontbrak de tijd. Maar mijn vijandige lijn naar de krant waar Reynebeau werkt, en die met Godskritiek te maken heeft, (zoals hier  is te herlezen, http://community.dewereldmorgen.be/blog/stefaanhublou/2017/04/24/god-bespotten-je-hoeft-het-niet-te-doen-karel-verhoeven-met-schets-van-resultaten-in-de-standaard)  is goed doorbroken die avond.

Ook nadat de spreker de tijdsgeest van de sixties illustreerde door over zichzelf op te merken dat hij in de stamboom de allereerste was die universitaire studies ging doen. Zoals ikzelf in de mijne, bijvoorbeeld. En toen ik mocht vernemen dat zelfs de grote, succesvolle eerste minister Wilfried Martens, die had gekozen zijn politieke dromen waar te maken in het hart van een grote machtspartij, uit een familiale context van “diepe armoede” is gekomen. Veel stof voor werking van de geest dus. Interessante feiten en denkbeelden. Maar tot mijn vreugde kon ik ook al na een paar minuten eens lachen, vanop mijn zeteltje op een vijftiental meter van de spreker, aan de linkerkant. Onder ons gezegd, ik durf die grote ingeboren drang ook juist toelaten bij publieke evenementen, nadat ik op een dag heel lang geleden, een definitie aantrof op een postkaart met liefelijke foto van een klein meisje:

 

“Lachen is: op bevrijdende manier afstand nemen van de dingen”.

 

 

En de lef is toegenomen, nadat ik de lach leerde doseren in overeenstemming met omgevingsfactoren, en nadat ik merkte dat sprekers er eerder door ontspannen en gestimuleerd raken, dan ontstemd, en dat ook het publiek door een gepaste lach in de zaal langer wakker blijft en al eens durft te lachen. In mij is een schoolkind levend gebleven dat in de jaren zeventig niets zo erg vond als “saaie” lessen of lezingen. Dit als excuus dus, voor een misschien wel zeer on-Vlaams soort gedrag.

 

Reynebeau, die zelf zijn brood verdient in de samenleving die is ontstaan in de jaren zestig, stelt “Er zijn fouten gemaakt door die generatie, maar er is vooral veel Emancipatie bereikt, [ en dus veel dynamiek] mogelijk gemaakt, en dus moeten wij die vergissingen met mildheid en respect nemen; dat is de prijs die zij heeft gekost.” “Waar gehakt wordt, vallen spaanders”. (Een beeld waarin bomen en hout een rol spelen, heeft bij mij altijd werkende charme.)

Zelf heb ik niet alleen een persoonlijke traditie ontwikkeld van praten met leraren en lachen bij grapjes die sprekers maken, maar ook van vragen stellen aan docenten en gepercipieerde fouten aankaarten en bespreken. Dat is in feite een familietraditie. Mijn grootvader Constant, die in 1889 is geboren, en een soort klompvoet had, en die daardoor niet kon studeren aan de universiteit, daarvoor was het immers wachten op mei ’68,  had zich op college al onderscheiden door wiskundeleraars op fouten op het bord te wijzen. Moeder Maria deed haar duit in het zakje door zeer zelfstandig na te denken over bepaalde kwesties, en verder door haar zeer uitgewerkte antwoorden op onze kinderlijke vragen. Die didactische houding had zij vermoedelijk ontwikkeld als gouvernante, actief in elite gezinnen in diverse hoofdsteden in de jaren vijftig. Zij vertelde ook een anekdote over haar eigen schooltijd, die rond haar zestiende afbrak, (ook juist door een gebrek aan (vrouwen)emancipatie in die jaren veertig). Op een dag had zij luidop gelachen toen de docent, een Jezuïet, monkelend had verklaard tijdens de les:

“De temps à  temps, il faut ouvrir la soupape!”

Andere leerlingen waren stom gebleven, ofwel omdat zij de zin niet begrepen hadden, ofwel uit beate volgzaamheid. In de eerste week van mijn derde leerjaar, bleek dat mijn faam van vragensteller mij al was voorafgegaan, dat was in 1970, in het schooltje dat decennia lang de kindjes lessen gaf in een soort prefab containers aan de Kardinaal Mercierlaan; de oorlog en de armoede hingen nog in de lucht; .

 

 

Voor ik zaterdag bij het standbeeld van koning Albert I wat bier en friet heb genomen, sprak ik overigens nog met Jaak, de genoemde schepen voor de socialisten en schrijver vanuit die strekking. Hij getuigde dat hij met twee kompanen de colleges voorbereidde in zijn tijd, het jaar 1973 en daar omtrent. Waartoe, vroeg ik? Zij bleken elke week in debat te gaan met prof Lode Wils. Die geest voor debat was in mijn studietijd, midden jaren tachtig, al volkomen wegge-ebt. Ik was bijna de enige die af en toe een vraag stelde aan de legendarisch enthousiaste en tot kritisch debat bereid zijnde professor die ons “Nieuwste Tijd” doceerde en toen al een grote autoriteit was inzake Vlaamse Beweging en grote figuren. Wils nam mij zelfs mijn verwijzingen naar inheemse stammen als referentie voor het goede leven niet kwalijk. Als snelle denker en geëngageerde historicus en opiniemaker, klikte het goed. Jaak vertelde dat de professor, die nog in vrij goede gezondheid is, zijn onlangs heruitgegeven werk over het socialisme welwillend kritisch las. Wils kwam zelfs op bezoek om zijn gedacht te zeggen, en bleek enthousiast over het hoofdstuk waarmee Brepoels  een synthese biedt van de geschiedenis van de laatste vijftig jaar.

Tijdens het onderhoud met Reynebeau had ik, zoals mijn spontane gewoonte is, de gesprekspartner even bij de schouder vastgenomen. Mijn haptische geheugen kon vaststellen dat de spieren en botten van deze geleerde heel anders aanvoelen dan deze van de schouder van een andere grote denker en schrijver van de Lage Landen. Toen ik Rik Torfs voor het eerst in levende lijve zag, op 21 september 2009, en wij meteen de hele avond in herbergzaam debat gingen, kneep ik op bepaald moment ook in die linkse schouder. Deze van Marc voelt meer aan als van een marathonloper, of een Yogi in Indië.

In elk geval heb ik die avond, ook na de lezing, in open lucht op de grasmat, enkele keren goed kunnen lachen. En dat zal verband houden met een wijze boutade van een andere long time friend, Mark Eyskens. Een van zijn bekende uitspraken gaat als volgt:

“Er is in ons land een gebrek aan humor…

dat voortkomt uit een gebrek aan ernst!”

 

Deze paradox is natuurlijk heel pertinent, zo is het waarschijnlijk werkelijk.

Wie zich echt kan laten meevoeren in een zeer ernstige gedachtegang, die zal de intellectuele spanning graag laten ontsnappen als daar een plotse bocht of een vreemde vista opdoemt in de gangen van onze zoektochten, zodat de lacht ontspringt.

Toen ik, met in het achterhoofd de actuele morele kwestie van juridische versoepeling van mogelijkheden tot vruchtafdrijving voor moeders, aan Reynebeau ludiek de vraag stelde:

“Jullie vinden dat toch ook belangrijk, zo mag ik hopen, jullie atheïsten, het menselijke geweten? [Zoals dat bij kinderen gevormd wordt door de dagelijkse gidsende omgang met de moeder?]”

Daarop antwoordde de man op  licht monkelende toon, met een prachtige glimlach, en met het gezicht half afgewend, en wellicht met het oog dat ik niet kon zien gericht op de muzikanten die drie meter hoger op de trappen hun deuntjes speelden:

“Neen hoor, daar doen wij niet aan ! 😉 “

Stef H. S. V.

Interludium

The Times van vandaag 9 juli brengt op de belangrijke pagina met de “Leading Articles” een bericht waar ik enigszins vrolijk van wordt, met een gegeven waarvan ik hoop dat het ook onze mensen mag aansteken.

“A Summer Header.

GOOD WEATHER, GOOD FOOTBALL AND GOOD NEWS HAVE LIFTED THE NATIONAL MOOD”.

 

“(…) Yet the mood has lightened. The malaise that France pushed across the Channel the moment it elected President Macron seems less pervasive then it was. Good news stories are plentiful, for a change. Britain can take pride in the heroism of its divers in Thailand as the world unites in the hope and prayers for the boys in the cave. An older generation remembers the long hot summer of 1976, and can reflect on how things have changed, for the better, since then. We now all wait for Moscow.”

take down
the paywall
steun ons nu!