Mattéo is de ruim bekende reeks van de Franse grootmeester Jean-Pierre GIBRAT die in 2009 van start ging. Het was al een tijdje uitkijken naar dit deel dat de (anti)held, Fransman met Spaans bloed in de anderen, in de fascinerende setting van de tweede wereldoorlog ging presenteren. Misschien werd de maker (hij doet alles zelf) wat serener en zelfzekerder met de leeftijd; de toon is van dezelfde aard. De bekende kwaliteiten zijn opnieuw onversneden aanwezig. Kenmerken waardoor de naam van de Franse creatieveling voor menig lezer synoniem is met kijk- en leesgenoegen genre “neusje-van-de-zalm”. Zoals knappe, sprekende portretten van de personages, aantrekkelijke en schilderachtige landschappen, interessante plot, rustig ritme doordesemd met latente spanning en –dreiging. En typisch ook de hele tijd veel luim en scherts. Dialogen die als bij wonder recht uit het (ideale) leven gegrepen lijken: in grappig en sensitieve maar ook gespierde taal; gesprekken die tegelijk diep en ontroerend zijn. Woorden die de veerkracht van de personages in hun confrontatie met het leven en zijn uitdagingen verfrissend verklanken. Gibrat kiest er voor zijn figuren op te voeren in moeilijke tijden. In oorlogstijd zelfs. Hij was een van de eersten die dit kader als “vaste thuis” koos. Een universum dat intussen veel aandacht krijgt in allerlei producties. Iets waaraan de actualiteit niet vreemd zal zijn. Maar het is ook zo dat traumatische feiten nu eenmaal lange jaren moeten bezinken voor er verhalen uit kunnen worden gedistilleerd.
In dit verhaal bevinden we ons aan het begin van de tweede wereldoorlog, in de dagen na 10 mei 1940, dag waarop de Duitse legers België en Nederland binnenvallen. Frankrijk tracht uit zijn lethargie op te staan en de flitsende Duitse ‘pantservuist’ van antwoord te dienen. Uit de geschiedenis is bekend dat het Franse leger – hoewel op papier talrijk – teleurstellend presteerde. De soldaten misten de vechtlust die de Duitse kant kenmerkte, na het onrecht hen aangedaan bij het einde van de vorige oorlog. Gibrat laat natuurlijk maar een klein deel zien van het Franse strijdtoneel. Dit komt uitgebreider aan bod in een waaier andere strips, zoals in Hemel in strijd van Philippe Pinard en Olivier Dauger, in de reeks War Machines met het album De slachter van Stonne, en in De [Franse] wapenbroeders van het verzet. Die verhalen vormen een interessante aanvulling op het traditionele narratief dat de Amerikaanse, Engelse of Duitse kant brengt. Met Mattéo krijg je een persoonlijke insteek in die spannende tijd. De sfeer op de met verbijsterde vluchtelingen gevulde wegen en de angst bij het verrassend snel oprukkende Duitse leger, komt uit de verf. Zo ook de gastvrijheid van de burgers voor gewonden-op-de-vlucht zoals de aantrekkelijke Louis.
Het leidmotief van dit boek is Mattéo die zijn natuurlijke, buitenechtelijke zoon Louis opzoekt aan het front, hem uit gevangenschap bevrijdt, begeleidt, verpleegt als hij gewond raakt, maar er niet in slaagt het verhaal te brengen en de lang verborgen waarheid dat hij de vader is. De onmacht en de stuntelige pogingen van de man, die nochtans zelf al veel waters heeft doorzwommen, om de allerbelangrijkste dingen uit te spreken, zijn innemend en vertederend. De antiheld blijft bij Gibrat sympathiek en waardig. Op het eind zien we hoe de kunstenaar zich de befaamde miraculeuze evacuatie van de Franse, Britse en Belgische legers, in totaal 330.000 soldaten, uit Duinkerke voorstelt. Dit is een weergave die de bekende films “Dunkirk”, “Darkest hour” en “Their finest” aanvulling geeft.
Dit oorlogsverhaal is voorzien met liefelijke romances, mooie erotische momenten incluis, ook naar Gibrat-gewoonte. De romances verlopen bij hem steevast met vertederende intensiteit maar tevens wat moeizaam, met behoedzaamheid en aarzeling.
Een ander sterk punt is de geboden levenswijsheid en mensenkennis die al opviel in Elke Raaf pikt/ Le vol du corbeau. En de saus van ironie en tongue-in-cheeck humor. Mooie Franse taal vind je in het origineel en een mooi en vlot Nederlands in vertaling; in vorige delen verzorgd door Boom!, hier door Dieter Van Tilburg. Dit zesde deel is het sluitstuk van de reeks. Die gaf eerder avonturen weer aan het Franse front in ’14 – ’18 (dl.1), in Moskou tijdens de Russische Revolutie (1917 – 1918, dl. 2), in het gaandeweg levenslustig opkrabbelende naoorlogse Frankrijk (dl.3) en middenin de Spaanse burgeroorlog (dln. 4 en 5, 1936 – 1938). Dit boek is een nieuwe parel aan de kroon van uitgeverij Daedalus die als motto hebben “Gevederde kwaliteit”.
Een beetje jammer is dat de kleuren in het vertaalde exemplaar donkerder zijn. De sfeer verliest daardoor iets van de typische opmonterende lichtvoetigheid. Iets dat dan weer deugd doet is, hoe je in deze meesterlijke tekeningen en bij de ontmoetingen tussen personages de ziel van Frankrijk proeven kunt. Deze tekenverhalen zijn op merkwaardige wijze “bezield”. Ze helpen orde en afsluiting geven aan een werkelijkheid die geregeld betekenisloos blijkt, niet te vatten en bruut. Als lezer “geloof” je in de personages; ze komen echt tot leven. In een interview gemaakt tijdens het werken aan “Het uitstel” gaf de scenarist-tekenaar aan dat hij dit bewust wil realiseren. Mission accomplished!