Art. 1. Het is heel moeilijk om mensen in te zetten volgens hun capaciteiten. Het beeld dat ge hebt van mensen hun sterktes en zwaktes, is nooit zwart-wit. Een eigenschap die u in bepaalde omstandigheden goed van pas komt, kan u in een andere context juist parten spelen. Dus er is ook niet zoiets als uw sterktes benutten en uw zwaktes compenseren.
Art. 2. Resultaat is niet altijd meetbaar. Zie verder art. 3.
Art. 3. En dat is ook niet altijd zichtbaar. Ge hebt resultaten die aantoonbaar zijn, maar ge hebt er veel meer die dat niet zijn. Ge wilt ook waardering krijgen voor uw inbreng, ge wilt u ontwikkelen, en ge wilt een schakel zijn in een groter geheel, impact hebben die verder reikt dan uzelf. En dat zijn geen materiële dingen, en ge kunt die niet tellen of kwantificeren, maar als het gaat over uw gevoel van voldoening bij wat ge doet, zijn dat wel de dingen die het verschil maken.
Art. 4. Er is geen objectieve norm om mensen hun functioneren te beoordelen. Maar ze willen ons precies doen geloven dat er maar één manier is om mensen te evalueren: op productiviteit, op efficiëntie. Zo weinig mogelijk input, zo veel mogelijk output. Concrete, tastbare output (zie art. 2 en 3). Maar dat is geen neutrale maatstaf, dat is een economisch discours, en ze willen dat wij alles wat wij doen, op alle vlakken van ons leven, aan die norm afmeten.