De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Liever  het  echte  Leven, toch? (Pleidooi tegen digitale zoethouders)

Liever het echte Leven, toch? (Pleidooi tegen digitale zoethouders)

woensdag 24 januari 2018 14:16
Spread the love

Schrijvers en journalisten leggen nu eindelijk geregeld met onthutsende trefzekerheid de vinger op de wonde, wat de snel tot stand gekomen verslaving aan de smart telefoon (sic) betreft. In nauwelijks tien jaar is dat ding meer centraal aanwezig dan enig ander toestel uit de geschiedenis. Zoals de auto of televisie. De wereldverbeteraars wijzen erop welke sluwe geest in die machientjes is gestopt door gewiekste kandidaat poenscheppers. Die lui hebben bevindingen van de behavioristische psycholoog B. H. Skinner gebruikt. De man ging over hoe gedrag kan aangeleerd worden door beloning, eerder dan door straffen. Die grote nieuwe benadering ligt in de lijn met de waardering voor Nudgen bij de Nobelprijswinnaar economie van 2017. 

 ** Uitgebreid met een beschouwing over de waarde én het nefaste van software en apps en met een zoektocht naar wat de mens werkelijk goed doet, naar good practices die zijn geworteld in de menselijke geschiedenis en natuur, op 26.I.18.

 

Volgens sommige onderzoeken kijkt de gebruiker wel 211 keer op zijn electro – ding door heen de dag. Voor velen zijn de alarmbellen in het hoofd gaan rinkelen nu blijkt dat zij meer tijd met Het Ding bezig zijn door de dag dan dat ze tv kijken.

 

 

In vroeger eeuwen had men voor zo een gedrag een woord: je bent behekst.

 

 

De smartphone, het toestel dat toch door miljoenen mannen en vrouwen zonder voorbehoud aan het hart wordt gedrukt,  wat is me dat toch. Idolatrie is het! Afgoden verering. Doodsgevaar voor de ziel, ha.

 

De algoritmes die dopamine-beloningen gebruiken als lokaas tussen onze oren zijn extreem sterk. Het is mij een raadsel hoe ik er mij zelf eindelijk heb kunnen aan ontrukken, vorige week, door van een zeven jaar lopend dagelijks gebruik van ‘Farcebook’ af te stappen. En bij God, wat is mijn leven in kwaliteit verhoogd sinds die avond! Ik herontdek de avondwandeling, de goede slaap, de roman en meer. Een eeuwenoud middel heeft mij geholpen bij het weer wat meer vrij en vredig mens te worden: de huiselijke gezelligheid in de kinderjaren. Een leven waar ik een merkwaardig sterke herinnering aan mocht bewaren; en dan ook de verhalen van volwassen mensen toen, over het gewone menselijke bestaan. Tijdens de eerste tweeduizend dagen van mijn leven, over dat wat het algemeen menselijk patroon was geweest gedurende vele eeuwen.

Ja, vergeet het niet,  in de jaren tussen en na de grote oorlog, stond bij vele mensen in de ruime woonkamer de pot koffie altijd op de stoof; warmte en een bakje koffie-troost, iedere bekende kon daar op elk moment voor langskomen, binnenstappen langs de niet gesloten achterdeur. En daar gebeurt het dan.

 

Het echte leven.

 

 

Bij elkaar op verhaal komen.

 

 

Mannen en vrouwen bij elkaar, kinderen spelend in het decor. Met na een uurtje praten, een wondere glinstering in de ogen. Want van gezicht tot gezicht, van oor tot oor, heb je samen het Wonder van het Leven mogen verwoorden. In de anekdotes van de gewone dag. Je mocht ervaren dat je iets betekende, misschien zelfs heel wat, in de ogen van de mensen die er voor jou echt toe doen. Hoe onbetaalbaar is dat. Je kon tenslotte, als de spanningsboog van de ont – moeting rond was, de kop in de gootsteen zetten, en weer verder, wat de uitdagingen ook gingen zijn van het leven. Een mensenleven dat nota bene veel minder comfort kende dan het onze vandaag. Uitdagingen. Van het beslaan van een paard met een nieuw hoefijzer, verhit in het vuur, tot het schrijven van een krantenstuk, of het wassen van een partij linnen met de hand op de geribde plank, of het vellen van bomen met eigen grote bijl.

 

De grote schrijver en kritische activist Kurt Vonnegut overleefde het grootste bombardement met conventionele wapens op een stad, een stad die veel scholen, voedingsnijverheid en ziekenhuizen telde, en geen enkel militair doelwit. Een bombardement van de geallieerden, de Engelsen en de Amerikanen. Dresden. Het tapijtbombardement, voor het eerst toegepaste tactiek. Hij zat in een kelder van een oud slachthuis, als gevangene, als Amerikaan met Duitse wortels. Die man bedacht tal van diepzinnige en leuke aforismen, jaren later. Dat mij het sterkst treft gaat zo:

“We are here on Earth

to fart around.

Let nobody tell you

any different”.

– “De reden waarom wij leven,

is om samen te ouwehoeren.

Laat niemand je iets anders wijsmaken.”

Met de gruwelijke smartphoneverslaving op de voorgrond,

wordt me elke dag duidelijker wat hij bedoelde met die spreuk,

en hoe terecht ze gaat.

 

 

De blitzkrieg die de smartphone tot slavendrijver van een meerderheid van soortgenoten heeft gemaakt, (ik heb de mijne bewust niet vervangen toen hij in het buitenland uit mijn handen kapot gleed bij het maken van een foto van een gekruisigde Jezus tegen een oude 34 meter hoge toren), doet mij terugdenken hoe ik in 1994 de televisie thuis losliet. Ik walgde bijna van de fake world die zij was gaan betekenen, de overmatig populaire kijkdoos. Mijn merkwaardige jeugd, onder anderen als bemiddelaar tussen zeer verschillende, machtige volwassenen, en als vogelkijker en reservatenbeheerder, heeft mij wellicht een gevoel gegeven voor wat het Echte Leven is. En voor de Magie van dat Echte leven. Die Magie is veel groter dan alle klatergoud machientjes op een hoop.

 

Het is als met het wonder van het geven van een cadeau: alleen als je je echt riskeert, kan je een echte beloning ontvangen.

 

 

Voorgeprogrammeerd geluk, het is een contradictio in terminis.

 

Meer techniek? Het is een letterlijk miljoenen jaren oude vraag.

Als historicus met een liefde voor de prehistorie, is het mij duidelijk, dat sinds de mens het “vuistbijl van silex” uitvond, het mes, het leven interessanter en beter is geworden, dat de brute natuur meer onder controle is gebracht, wat vele vormen van rijkdom heeft opgebracht. Neem alleen al het domein van de wapens, van pijl en boog tot buskruit, karvelen met kanonnen… het heeft ons heel ver gebracht, ook in confrontatie met andere culturen. Maar is die vooruitgang niet in grote mate een schijnvooruitgang gebleken? Is Techniek niet een slang die ons stilaan dreigt te wurgen, en in eigen staart bijt? Gisteren nog sprak ik met Jacqui, een pastoraal actieve zestigster die opmerkte, “Als de Afrikaanse volken zo veel deugd halen uit hun sterke socialisatie, het brengt hen toch niet het paradijs, kijk maar, ze ontvluchten hun landen met duizenden!? Meteen heb ik geantwoord dit: “Misschien toch ook omdat zij een vals beeld hebben van “Paradijs Europa”: kijk naar het eigen Belgenland: elke dag, en ik maakte een gebaar van een mes dat over de keel ging, plegen negen mensen hier zelfmoord. Is dat niet ook juist een grote Vlucht?!”

De wereld van de effectiviteit heeft ons niet zo ver gebracht als we vaak voetstoots aannemen. De dreiging is dat de mens ontzield gaat worden (het beeld van de Zombie). Software bijvoorbeeld, wordt altijd door mensen ontworpen; de ziel kleurt het algoritme. Het is bekend dat de laatste tijd veel kinderfilmpjes bulken van vreemd, akelig geweld! Het is de ingenieur die hier zijn frustraties en demonen in zijn product stopt. Nihil nove sub sole; Sophocles blijft actueel. De mens zit vol demonen, het is aan hemzelf om ze te bestrijden, niet aan protheses die hij ter hulp roept. Het is natuurlijk waar, een gezonde dosis technische hulpmiddelen helpt: zelfs de heilzame Boodschap van de Joodse Messias kon maar zoveel impetus ontwikkelen dankzij het wonder van de geschreven taal, gekoppeld aan het schrijversgenie van de evangelisten, later de drukkunst. En ja, ik maak op dit eigenste moment gebruik van tekstverwerker en internet. Er is ook de grappige kracht van uitspraken die geregeld opduiken als deze van een achttiende eeuwse literator :

“Die boekdrukkunst die we nu hebben uitgevonden… Zooo veel boeken, dat gaat ons geen goed doen!”

Dat lijkt eerst belachelijk. Maar als je dieper schouwt, is onze cultuur dan echt zo goed bezig? Zou een wereld met minder boeken en minder nadruk op de technieken (van communicatie, for a start) niet b e t e r zijn? Mij lijkt dat iets anders dan de prothesen die Noah Yuval Harari in “Homo Deus” zo bezingt, de echte bronnen van heil zijn, voor eens en altijd: 1. de moed 2. de geestelijke gezondheid (innerlijke vrijheid & innerlijke vrede) van de persoon en 3. Het menselijke geweten. Een knap staaltje, een allegorie van formaat in dit verband is de nieuwe Spielberg, “The Post”, die ik gisteren schouwde. Natuurlijk kon krantenbaas Kay Graham (Meryl Streep) alleen maar haar bijdrage leveren tegen de corrupte Nixon Administratie dankzij de drukpersen. Toch staat vasts dat in dat grote verhaal vooral de genoemde trits van kwaliteiten/talenten bij haarzelf en haar medewerkers (Tom Hanks) de doorslag te geven. Het hart verzorgen, met elkaar in ontmoeting gaan, luisteren en praten, en lastige taken als Vergeving en Heroïek beoefenen, dat lijkt het waardevolle pad. Mens sana in corpore sano.

Maxi Cosi

Veel heil verwacht ik persoonlijk van de trage maar enorme Soft Power van wat ik zou willen noemen “Deeply Good Practices”. Methodes van leven die in onze menselijke geschiedenis én natuur zijn geworteld, en juist door een millennium van overmatige techno love ten onrechte vergeten zijn in het welvarende Noorden. Van “technieken” zoals deze waarbij de vader, de moeder, de tante, de buurvrouw, de oudere zuster of broer… de baby draagt op het eigen lichaam tijdens de eerste duizend dagen. In warm huidcontact, zodat het wonder van “de hechting” kan plaatsvinden. Waarbij het jonge mensenkind op tastbare manier het wonder van de Liefde en de Zorg leert kennen. En op die manier tot geloof in mens en wereld (en Goede God) komt. “Het kind op je buik of op je rug dragen, de baby veel affectie geven, dat is iets dat de werking van het brein ten goede komt, een leven lang”. Dat is het hoge woord dat de ezelsbrug slaat tussen tedere liefde en Denkkracht. De visie die ik persoonlijk mocht beluisteren uit de mond van de geniale onderzoeker Kreuzfeld van het befaamde Max Planck Institut tijdens “The Mind – Brain Congres” in Leuven in 1995. Tant pis voor de producent van de Maxi Cosi. Dat ding is rijp voor de historische vuilnisbelt van duizenden commercieel gestimuleerde “nieuwe” en “populaire” uitvindingen en modetrends die in realiteit getekend blijken door… sluipende nefaste bijwerkingen. SNB, een formule die misschien toch ook juist opgaat voor de verleidelijke smartphone en zijn talrijke apps!

 

 Laten wij in al dat enthousiaste meelopen voor technologie niet vergeten dat alle communicatie die via digitalisering plaats vindt, in feite rekenwerk betreft. Alles is omgezet naar het binaire talstelsel. Contact/geen contact. Dat is niet bemoedigend. De beste interpretatoren van de meest heilige teksten van onze beschaving merken in dit verband terecht op: 

 

 

“Ce qui est compté,

ne peut être beni” –

 

 

 

(Lytta Basset, Pastoraaltheologe en schrijfster, deskundig in psychologie en in de talen van de Bijbel.)

 

 

Stef Hublou Solfrian

 

Creative Commons Apply

 



Mensen die door ongelofelijk, onvoorstelbaar lijden zijn gegaan, ontwikkelen heel soms een diep doorzicht in wat de mens is, en de levensrealiteit. Voorwaarde is dat je ook in het heetst van de strijd blijft denken,
blijft zien, blijft analyseren en registreren.
Zo Kurt, zo Bart, zo Stef.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ik mag hier graag naar mijn recensie van het werk van Noah Yuval Harari verwijzen: http://community.dewereldmorgen.be/blog/stefaanhublou/2017/08/04/wat-te-denken-van-de-homo-deus-het-cyborg-toekomstbeeld-van-prof-y-noah-harari

 

 

 

take down
the paywall
steun ons nu!