Dirk bakt een appelcake, Eef maakt quiche, Hilde versnijdt de groenten en Gerrit neemt zijn verantwoordelijkheid met een zelf gebakken notenbrood, … Ook ik neem vanavond in het buurtcentrum van Wilsele deel aan deze Pot Luck. Een buffet dat organisch tot stand komt wanneer alle deelnemers het beste van hun culinaire zelf delen met hun disgenoten.
Samen werden wij, zonder het echt te beseffen, een actor in de zogenaamde Share Economy. Dit jaar in het gerenommeerde The Economist nog geroemd om zijn immens potentieel binnen het huidige economische model.
Het potentieel van deeleconomie werd onlangs ook opgemerkt door Bond Beter Leefmilieu, die een “workshop sharing” organiseerde. Verschillende deelinitiatieven, organisaties en beleidsmakers werden uitgenodigd om goede voorbeelden op te sommen en eventuele struikelblokken voor een goede ontplooiing ervan te signaliseren. De achterliggende agenda was om dit delen te promoten in de brede samenleving.
Het moet overigens niet verwonderen dat net BBL dit initiatief nam. Delen is immers goed voor het milieu. Een gedeeld goed kan er immers twee, tien, honderd … waard zijn. Waardoor er ook minder moet worden geproduceerd met steeds schaarser wordende grondstoffen.
Wat kan je onder deeleconomie verstaan? Eigenlijk veel te veel, dus waag ik me aan een eigen definitie: Deeleconomie omvat die consumenten in de reguliere economie die zich er op richten om het volledige nut van verbruiksgoederen, al dan niet monetair gewaardeerd, ten alle tijden en aan zoveel mogelijk mensen aan te bieden. Samen investeren om collaboratief te consumeren. En daardoor net consuminderen.
We investeren bijvoorbeeld samen in één fruitpers waar de hele groep gebruik van kan maken. Dat verhoogt enerzijds de efficiëntie in het gebruik van die ene fruitpers, en voorkomt anderzijds dat er meer fruitpersen geproduceerd moeten worden.
Delen, huren of lenen in plaats van kopen en bezitten. Was dat vroeger al niet iets waar mensen met een geitenwollen sok in hun sandalen voor streden? De Witte Beweging in Nederland pionierde vijftig jaar geleden in wat wij nu deeleconomie noemen. Toen in een context van steeds koelere, individulere, verstedelijkende samenleving. Vandaag is de motivatie toch net iets anders. Niet onze samenleving de afgelopen vijftig jaar groener of warmer werd. Het internet heeft er wel voor gezorgd dat delen een pak makkelijker en efficiënter georganiseerd kan worden.
Blijft de vraag of dit nieuwe delen een opstapje naar inclusie zou kunnen zijn, één van de idealen van weleer. Veel deelinitiatief blijft vandaag immers zeer anoniem. Hoe verwant voelen autodelers zich bijvoorbeeld?
In de hoek van duurzame voeding wordt er ook al heel wat af gedeeld. VELT leert ons samentuinen: het delen van een gemeenschappelijk stukje moestuin. Ook erg populaire is het delen zoals het is op de zelfplukboerderij: boeren delen samen met hun leden in de opbrengst en het risico van hun landbouwactiviteit. Deelnemers van het Biogrondfonds zullen in de nabije toekomst kapitaal delen om landbouwgrond vrij te kopen voor de biologische landbouw.
Gaan we naar de bereidde maaltijden: Thuis Afgehaald laat buurtbewoners hun kookkunsten delen met elkaar door een omschrijving van hun maaltijd en het aantal beschikbare vrije borden te communiceren.
Laat je fantasie eens de vrije loop: Wat als supermarkten samen met sociale instellingen een informatieplatform hadden waarop het aanbod voedseloverschotten snel kon worden gedeeld? Of als lokale producenten en consumenten samen een eigen winkel zouden delen, georganiseerd volgens de principes van lokale producten en eerlijke handel?
Beide ideeën zijn overigens erg haalbaar, want reeds verwezenlijkt in The People’s Supermarket en The People’s Kitchen. Dus wie neemt hier de handschoen op?
Op de jaaractiviteit in Wilsele zie ik niemand nog op sandalen rondlopen. Toch is het er wel een gezellig warme aangelegenheid. Wat hen bind: zelfbepalend kunnen zijn in hun consumeren van voedsel. Lokaal, Fair Trade en producten uitsluitend afkomstig uit agro-ecologische landbouw. Zij delen de lokale wereldwinkel als depotruimte en een beperkt takenpakket om de korte keten-transacties mogelijk te maken.
Deeleconomie staat hier op zijn sterkst omdat het lokaal verankerd is en wordt begeesterd door mensen die zich verbonden voelen rond het thema duurzame voeding. Wat van onderuit groeide, blijkt na vijftien jaar nog steeds een erg duurzame deling.