De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Klein verhaal van konijnen en auto staanplaatsen aan Tweewaters

Klein verhaal van konijnen en auto staanplaatsen aan Tweewaters

zondag 23 september 2018 14:40
Spread the love

In een wereld, een nationaal territorium waar het Planbureau waarschuwt dat in de maand november, dat is een tijdstip op welgeteld 37 dagen van ons verwijderd, “sommige gemeenten tijdelijk zonder stroom zouden kunnen vallen”, hoeven wij de schijn niet meer  hoog te houden. Idem dito voor een universum waar de woordvoerders laten weten dat de collectieve politiekorpsen bang zijn omdat de man die agente Kitty heeft dood gekogeld in Lot een jaar of zeven geleden, binnenkort na een derde van zijn tijd met een enkelband de cel en de gevangenis mag verlaten. Als zelfs de Queen of the United Kingdom de les leerde, naar aanleiding van de dood en begrafenis van Princess Diana Lady Spencer, dat de mensheid niet meer in de eerste plaats behoefte heeft aan wilskracht, trots, een verhaal van doorzettingsvermogen of een heldhaftige stiff upper lip, wie ben ik dan om op dat oude spoor van Edgard Jacobs voort te ploeteren?

Soms heb ik inderdaad de stellige indruk dat wij collectief de schijn hoog hebben gehouden. Na de gruwelijke honger en paniek jaren van de laatste wereldoorlog. Dat wij daarom zo verslingerd zijn en blijven aan het eten van een grote brok gebakken vers vlees elke middag of avond. Dat wij daarom zo gehecht zijn (geweest) aan de illusie dat er wel degelijk grote “vooruitgang” mogelijk is sinds Auschwitz, Hitler en Göbbels, door… in automobielen “vooruit” te ijlen.

 

Alsof wij collectief en in persoon willen de levende ontkenning zijn van het majeure feit dat het leven altijd en overal tragische kantjes vertoont. Minstens telkens na elk vreugdesmoment van kort durende euforie, van bon – heur. Of dat wij in onze generatie de levendige ontkenning willen vormen van het existentieel feit dat de mens maar een klein wezen is op deze planeet, kindje van de grote Natuur, in een immense Kosmos. Van een Mission Impossible gesproken, een onbegonnen werk.

 

Juist vanuit een boze tegenbeweging tegen die massale maskerade heb ik jarenlang de pen in de hand genomen. Ben ik tekeer gegaan, als een van de felsten en een van de eersten tegen de de stijgende cijfers van geestelijke ongezondheid, maar ook tegen de automobiel. Die zware, zwarte machine die vandaag gelukkig zelfs door de belangrijkste krantenredacties van dit land verketterd wordt. (Karel en Bart (B & S), ik stuur een zwaai naar jou).

Op deze zondag waarin de regen hard neervalt op een uur voor het gebruikelijke vieruurtje met koffie, (ik ga een van mijn laatste papieren koffiefilters moeten gebruiken, het is niet duidelijk of ons budget zal toelaten er nieuwe te kopen voor het einde van de maand), is het onomstotelijk klaar:

De.zomer.is.voorbij.

 

Wat ben ik diep gelukkig en stil-uitzinnig blij geweest met die echte, lange, hete zomer. En  trouwens eveneens met de metaforische hoogzomer die wij nu duidelijk gehàd hebben. Deze van onze blanke beschaving. Die tijden van culturele, economische, militaire, ethische, literaire, universitaire, wetenschappelijke… hoogconjunctuur sinds 1962 die, zo valt te voorzien, intussen voor minstens een halve eeuw en misschien wel voor drie eeuwen, buiten menselijk bereik schuiven.

Sinds mijn bezoek aan het eiland Hvar in het midden van juni, weet ik ook weer wat duidelijker waarom ik bij leven vaak kon merken dat ik minder tot klagen over warme zomers geneigd was: het zit in mijn genen! Mijn directe voorvader leefde in het leuke, zonnige klimaat van Kroatië.

Dat leven dat zijn aanvang nam, na de obligate passage in de “materniteit” van het Sint Rafaëlziekenhuis van Leuven, de stad van het Leven aan de Dijle, in het burgerhuis dat toebehoorde aan grootvader Constant Hublou. De goed boerende hoofdboekhouder annex weduwnaar. Moeder en ik trokken bij hem in na mijn geboorte einde juni 1962, slechts een paar maanden verwijderd van de geboortedag van christendemocraat Kris Peeters. Van een vader was toen nog geen sprake. Een jaar of twee later zijn wij naar Diestsevest 121 verhuisd, en is de voedstervader Heinrich ons leventje binnen gekomen. In dat pand, dat momenteel te koop staat en merkbaar nogal uitgeleefd is, met zijn zeven wooneenheden en grote houten poort naast de inkomhal, bewoonden wij tot het vertrek van papa in maart 1966  naar de USA, het appartement op het gelijkvloers. Dat was voorzien van een royale tuin, die aan de grote beek grensde die op die plek merkwaardigerwijs een halve kilometer parallel stroomt aan de Dijle rivier. Die omgeving, een dijk tussen twee rivieren die is voorzien van een wandelvoetpad én een fietspad, die zijn afgezoomd met vijftien jaar oude loofbomen, heeft sinds kort officieel een naam gekregen: Tweewatersstraat.

 

Konijn
Minstens zo goed als onze cultuur zich herinnert wat er in de Bijbelverhalen staat, herinner ik mij persoonlijk helder en met van fijnzinnige nostalgie krullende lippen, hoe mijn papa enkele keren het pand heeft verlaten in die jaren, om een ontsnapt konijntje terug te halen. De beestjes waren, gedreven door hun instinct dat op vrijheid en kinderzegen is gericht, onze toch niet kleine tuin achter zich gaan laten, zij zwommen het stroompje over, en werden dan grazend in de bermen opgemerkt door passanten. Mensen die een wandeling maakten met hun hondje, of die terugkwamen van het werk bij Artois of in de cafés aan de stationsbuurt, of bij de Boerenbond. Hoe die Leuvenaars op het idee kwamen bij ons om de hoek in nummer 121 aan te bellen, ik weet het nog altijd niet. Maar ik bewonderde wel paps die er drie keer in slaagde het losbrekende wezentje terug te halen, weliswaar met de hulp van moeder. Niet lang daarna zou hij dus zelf losbreken uit de Vlaamse leem en zijn geluk gaan beproeven in het land waar de Amerikanen het grote genie van de Luftwaffe, Werner von Brown, naar toe hadden “uitgenodigd” na afloop van de vijandelijkheden. Zijn heerlijke geest zou mee de basis leggen voor de Apollo-projecten die een jaar of vijf na mijn peutertijd, 25 jaar na het einde van de oorlog, de eerste man op de maan zouden zetten.

In die tuin van ongeveer vijftig bij dertig meter, leerde ik door persoonlijke ervaring het wondere feit kennen, dat de contacten tussen mens en dier echt mogelijk zijn. Moeki, het grijze moederkonijn, liet zich graag strelen door mijn kinderhandje. Ik merkte dat het tot mij sprak, op rustige, ernstige, vriendelijke, gereserveerde, menselijke toon. Zonder woorden. Grote liefde voor de dieren, die fellow creatures op onze planeet, heeft mij er precies dertig jaar later, in 1994, toe gebracht op herten en everzwijnen te jagen in Hertogenwald, aan de boorden van het grootste natuurgebied van dit land, dass Hohes Venn. Ja, “de Jager heeft een hart voor de natuur”, in mijn geval zelfs een groot hart.

Heel triest en bijzonder onbegrijpelijk, heb ik die dag dat keerpunt bevonden toen de huisbaas bij ons op bezoek kwam, met de aankondiging dat wij moesten gaan verhuizen. De late vijftiger of vroege zestiger, hij moet nu al lang dood en begraven zijn, ik zie zijn gezicht nog een beetje glunderen met beginnend grijzende haren, had enthousiaste plannen met zijn pand. “De auto is de toekomst!” had hij strak gesproken. “Hier kunnen wel 21 auto’s staan!” had het geklonken. Ik merkte dat mama Maria en papa Heinz, die beiden gewoonlijk toch best wel in staat waren geweest kritisch te dialogeren, bijzonder weinig weerwerk geboden. Als driejarige had ik nog geen benul van de macht van geld en vastgoed bezit, ik moet het toegeven, op dat punt was ik de mindere van Adhemar van Nero. De plannen van de rare rijke man behelsden het met een laag beton overgieten en overkappen van de tuin waar ik mijn eerste liefdesgeschiedenis buiten het gezin had meegemaakt.  Ik vond dat je reinste waanzin. Mijn opvoedingsproject in deze door de ouders gezellig met souvenirs en plaatjes, tapijten en bordspellen uit een tiental landen ingerichte ruimte, was nog lang niet ten einde. Ik hield van deze woning en van onze tuin. En van de konijntjes die hem nog altijd bewoonden, ook al was Moeki intussen aan een hartaanval gestorven. Ter plekke  wist ik  voor eens en altijd dat niet de huisbaas maar ik het bij het rechte eind had. Wie was de man per slot van rekening om zich te meten met een jongen van bijna vier die, zo zou spoedig blijken, een IQ van 145 had? De jongen die de naam Stefaan kreeg, de Eerste Martelaar van de Kerk, die door zijn ouders geregeld beluisterd werd, hoewel zij zelf een uiterst verfrissende bron van honderden interessante en doorleefde verhalen vormden. Gerijpt en gesterkt door belevenissen en problemen opgelost tijdens hun beider wereldreizen (paps) en werk expedities in dertien Europese landen (mama).

 

Op die manier ben ik dus een van de eerste haters van auto’s in dit landje geworden. Natuurlijk zijn bij die eerste aanvaring in latere levensfases nog andere trauma’s gekomen. Dat is een ander verhaal waard. De meest effectief activistische autobestrijder ben ik wellicht nooit geworden. Nooit heb ik met een grote stalen nagel krassen gemaakt in de lak van een auto, in het voorbijgaan. Zoals, als ik het mij goed herinner, Herwig nog heeft gedaan, de bioloog die in de jaren zeventig mijn makker was en ornitholoog tijdens de Dijlevallei tochten en buitenlandse observatie – en belevingsreizen met de Wielewaaljongeren. Herwig was ook de tekenaar die mij als hoofdredacteur materiaal voor het contactblad “De Vallei” aanleverde. En hoewel ik honderden keren zin in heb gehad, heb ik slechts één keer een banaan in de uitlaat van een verkeerd gestalde auto gestopt, zoals Eddy Murphy het de wereld voordoet in een van zijn komieke & machismo Hollywood rollen.

Wel heb ik onlangs, toen ik in een zachte regenbui langs die dijk wandelde, en een bepaalde drang voelde in mijn innerlijk, het dier in de mens volkomen zichzelf laten zijn, en ik heb mijn mannelijke ‘vlag’ geplant op ‘mijn terrein’ aan de betreffende oeverwal. Wees gerust, beste vrienden, er is geen risico dat ik een boete oploop: ik werd niet op heterdaad betrapt, en er is ook geen corpus delicti. Dat heb ik gevat met behulp van de kunststof zakjes die ik altijd bij me heb als ik met mijn trouwe viervoeter op stap ben, en heb ik laten vallen in het meest nabije vuilbakje.

Iets dat ik hier niet mag  vergeten te  vermelden: het project van de kleine bouwpromotor is mislukt. De auto’s bleken niet zo snel te kunnen vertragen op de Diestsevest om in een hoek van negentig graden binnen te rijden, zo heb ik het mij altijd voorgesteld. Na een jaar of tien, waarbij de garage achter de mooie grote houten poort met de koperen handknop zo goed als leeg heeft gestaan, is het reclamepaneel “Parking” aan de gevel  weggenomen. Als ik over de daartoe nodige fondsen zou beschikken, ik kocht het pand meteen zelf op, het staat te koop via makelaar Degelin. En dan zag ik persoonlijk toe op de werken om de laag beton weg te halen, en op die manier dat litteken op mijn ziel en op de huid van Leuven weg te nemen. Met de rest van mijn kapitaal zou ik natuurlijk terug wat konijntjes introduceren na het aanleggen van een grasweitje. Yves Leterme, die vandaag onder vuur ligt in zijn bedrijf in Scandinavië, zou volgens De Standaard in zijn gloriejaren als premier hebben in de context van een herfstige regeringsverklaring de gevleugelde woorden hebben gesproken: “Ieder heeft recht op zijn beetje waanzin”. Nostalgie en een dergelijke zachte manier van wraak nemen lijkt mij best een verdedigbare soort gekte.

De ironie van God (laten wij die onbegrijpelijke Pestkop niet altijd Het Lot noemen), bestaat erin dat in dat deel van de stad van mijn leven nu een grote openbare ondergrondse autoparking in gebruik is!  Die draagt als naam… “Parking Tweewaters”. Deze ruimte ligt onder en deels naast het beroemde luxueuze, langgerekte, spierwitte  flatgebouw van architectenbureau Beel. Vanmorgen toen ik erlangs wandelde, merkte ik dat die rijke luizen goed voor zichzelf laten zorgen: zelfs de ondergrondse bakken voor recyclage afval zijn van een elektronisch cijferslot voorzien dat een luide piep gaf in de stille zondagmorgen, toen een solitaire, in donkere tinten geklede dame er van gebruik maakte. Een beetje burger wil geen mensen van de lagere klasse gebruik weten maken van zijn vuilbakken, toch, en zo een beetje meer mogelijk maken dat dat menselijk wrakhout de eindjes aan elkaar vermag te knopen, nietwaar? Il faut connaître sa place et sa classe.

 

De ironie gaat nog verder, want kijk, aan de dieren, konijnen inbegrepen, is door de Tijdsgeest recht gedaan: zij kunnen nominaal allemaal terecht in het witte woongebouw dat immers als  naam kreeg “De Ark”. Er is al iets verbeterd tegenover het jaar zesenzestig, maar er wordt toch vooral lippendienst beleden aan de dieren. En aan het zoogdier in de mens, for that matter. Waarom zouden anders de psychiatrische instituten vrolijk uitbreiden en bijbouwen op vele plaatsen, niet alleen in de campus Sint Kamillus in Bierbeek en aan de rand van Heverleebos, op de voormalige site van de paters Salesianen? De warmte zoekende mens blijft vaak op zijn honger. Terwijl de heren en dames die hun ziel tijdens de werkuren verkopen, en die onpeilbare leegte graag mogen opvullen door in reuzen auto’s van het type met de drietand op de radiator te rijden, eigenlijk intrieste menselijke figuren die als geen ander de aarde naar de maan rijden, nog altijd ruim baan krijgen. Quosque tandem abutere patientia nostra!

Het geeft de ecologische activist in mij voorts wel enige voldoening, dat tegenwoordig, precies 52 jaar na die dramatische uitzetting van konijn en mens uit het mooie pand in kwestie, de meeste automerken letterlijk hun modellen ‘de staart laten intrekken’ als waren het ijzeren, maar bange, gealarmeerde honden. De meeste auto’s worden zo gebouwd dat de voetganger de uitlaatpijp niet meer te zien krijgt. Die gifgas blazende pijp, dat is natuurlijk de slechtst denkbare PR & Marketing! Indien er geld en winst mee te rapen vallen, is de tijdgenoot wel best in staat zijn slimste beentje voor te zetten.

Ik hoop dat ik het nog zal meemaken, dat de straten vrij zullen zijn van auto’s die gifgassen uitstoten. Die tuigen opgetrokken uit plaatstaal die de concurrentie aangaan met mens en dier om zuurstof in de lucht, en degene die zij hebben ‘geademd’ als vergiftigd geschenk weer uitblazen. Na je misschien niet omver te rijden aan de legale (!) dertig- of vijftigduizend meter per uur  waarmee zij in de straten en de steden van dit land hun reisjes maken.  En als het even kan, Sinterklaas boven de wolken, wil ik graag dat er door het jaar meer dan een keer echte autoloze zondagen ingericht worden, waarbij dan heel veel paarden samen met de mens opnieuw bezit nemen van de straten. Want het is toch een waarheid als een koe? Alleen daar waar er voor elke mens een of meer grote dieren aanwezig zijn, kan het leven werkelijk ‘”menselijk” blijven heten. Om dat in te zien,  moet je toch geen Bronco of Mustang bezitten of, godbetert, er eentje zijn.

Tips

– Aanbevolen lectuur: Butcher’s Crossing van John Williams.
– Aanbevolen muziek bij het lezen: Third Symphony door Arvo Pärt, of, als je niet terugdeinst voor zware kost, “Lamentate” van dezelfde generatiegenoot die groot werd en leed onder het Russische communistenregime.
– Aanbevolen film: “Dances with woolves” (1988), waarin de medicijnman van de Lakota’s aan John Dunbar also know as Umani Tutanko Obwaji, een grappig epitheton meegeeft na zijn huwelijk met de indiaans-blanke vrouw Staat met een vuist, waarin konijntjes figureren.

 

Creative commons gelden voor het delen van foto’s en teksten via deze Nieuwssite.

 

take down
the paywall
steun ons nu!