Ik wil vandaag wat kwijt over de kleur rood.
Een kleur die mij dierbaar is, als socialiste, als syndicaliste.
Maar ook een kleur die mij de laatste tijd zwaar valt.
Rood blijft achter.
Na de aanval. Na het puinruimen. Na het tellen van de doden.
Het kleeft aan muren, aan kleren, aan de binnenkant van onze oogleden.
Rood is geen idee.
Rood heeft een geur gekregen.
Die van metaal, van stof, van angst.
Het is de kleur van vernielde straten.
Van klaslokalen waar de banken leeg zijn gebleven.
Van ziekenhuizen zonder stroom, zonder water, zonder artsen.
Waar alleen nog wanhoop blijft hangen.
Rood is wat Israël achterlaat in Gaza.
Niet toevallig.
Niet per ongeluk.
Maar gepland. Als strategie.
Als genocide.
Rood is de kleur van wie niet meer terugkomt.
Kinderen, ingepakt in witrode lijkzakken.
Rood aanlopende gezichten van huilende moeders.
Rood in de ogen van een kind zonder ouders.
Rood in de keel van een volk dat naar adem hapt.
En bij ons?
Hier vraagt men om nuance.
Het is ingewikkeld, stelt men omstandig.
Hier zwijgt men in beleefde formuleringen.
Maar wie nu zwijgt, kiest niet voor vrede.
Wie zwijgt, laat begaan. Is medeplichtig.
Wie zwijgt, kiest voor een ander soort rood:
niet het rood van verzet,
maar het rood van schaamte.
Het rood van diplomatie zonder moraal.
Het rood van berekend zwijgen.
Laat ons rood herbeelden.
Als kleur van solidariteit.
Van protest.
Van zorg.
Van medemenselijkheid.
Geen van die woorden zijn populair.
Maar ze maken ons mens.
En dat is waar het op aankomt.
Als ABVV zeggen wij dit:
Kijk niet weg.
Kijk.
En als u gekeken hebt,
zeg iets.
Zeg het kalm of zeg het scherp,
maar zeg het.
Voor wie het zelf niet meer kan.
Wees duidelijk.
Wees moedig.
Wees mens.
Wees rood.
Niet het rood van bloed,
maar het rood van verantwoordelijkheid.
Rood als kleur van het hart.
Het rood van wat nog rest.
En wat we nooit mogen verliezen.
Lees hier alle speeches van de avond.