Is de 2 % bijdrage aan de NAVO nodig ?
Het voorstel van EU-parlementslid Ivo Belet voor een meer Europees defensie- initiatief als antwoord op het voorspelbaar NAVO-discours van president Trump, is een goed begin. Spijtig genoeg was er geen grondiger Europees antwoord op het te verwachten pleidooi van Mr. T.
Er van uitgaande dat de (tegen)aanval de beste verdediging is, enkele elementen voor een samenhangend Europees antwoord samen gezet :
Vermits de recente interventies van de NAVO (in Afghanistan, Irak, Lybië, Syrië, …) op zijn zachtst gezegd geen blijvend positief effect hebben opgeleverd, stellen we voor het militair budget van de NAVO te verlagen tot 1 % van het BBP. Een te groot zelfvertrouwen op de militaire superioriteit leidt immers –zoals blijkt uit de laatste interventies- tot de verkeerde beslissingen, foute strategische opties, … Al is niets doen ook geen oplossing. Bovendien investerende NAVO-landen al veel meer in defensie dan de andere landen.
Blijkbaar moeten de diplomatieke inspanningen, gesteund op degelijk historisch (1) en geografisch voorbereidend studiewerk, opgedreven worden. Evenals de capaciteit tot peacebuilding en peace-education. Ontwikkelingssamenwerking, eerlijker economische mundiale structuren, … maken daarvan natuurlijk een belangrijk onderdeel uit.
Op basis van deze elementen moet een nieuwe berekening gemaakt worden. Het zou me niet verbazen dat zou blijken dat de VS dan een serieus debet heeft, zeker als we er de economische return van de Europese bestellingen voor de Amerikaanse oorlogsindustrie aftrekken !
Het was dan ook verbazend en ontgoochelend dat de Europese leiders en politici geen antwoord hadden op de voorspelbare 2 %-mantra van president Trump.
(1) Op basis van geslaagde voorbeelden na WO II (West-Duitsland en Japan) blijkt dat een economische heropleving die de plaatselijke bevolking ten goede komt essentieel is. Naast psychologische en culturele elementen: de verslagen vijand niet te veel vernederen, alle bevolkingsgroepen terug betrekken bij het nieuwe systeem/land, voldoende autonomie voor elke bevolkingsgroep (waardoor de vaak arbitraire koloniale landindeling een beetje kan gecompenseerd worden), versterking van regionale samenwerkingsverbanden (naar het voorbeeld van de OEES en EGKS), …
Hopelijk kunnen de Europese parlementsleden de steek die de Europese staats- en regeringsleiders lieten vallen, oprapen 100 jaar na het einde van WO I. En zeker de Vlaamse EU-parlementariërs kunnen daarin een mooie symbolische rol spelen.
Reactie Ivo Belet:
We delen uw analyse, zeker over het belang van ontwikkelingssamenwerking in het globale verhaal over veiligheid.
De problematiek wordt ook nader behandeld in het boek De kloof, dat een breder verhaal brengt en dieper ingaat op de nood aan een ambitieus nieuw pact met Afrika om kansen en perspectief te creëren.
Op defensievlak moet de eerste prioriteit zijn dat we de huidige uitgaven van de Europese lidstaten beter laten renderen, door nauwere samenwerking op vlak van pooling & sharing, het samen uitvoeren van missies en het ontwikkelen en aankopen van materieel.
Reactie Kathleen Van Bempt:
Het ontwikkelen van een Europees defensiebeleid staat sinds het aantreden van president Trump inderdaad hoger op de politieke agenda dan pakweg een jaar geleden.
Deze veranderde context zou als positief gevolg kunnen hebben dat de EU op vlak van buitenlands- en veiligheidsbeleid eindelijk volwassen wordt. We kunnen immers niet om de VS blijven rekenen om voor onze veiligheid in te staan, we moeten dit zelf in handen nemen. Dat kan enkel door een écht Europees buitenlands en defensiebeleid op poten te zetten, mét een Europees leger die naam waardig. Hiertoe moeten de investeringen in defensie van de verschillende lidstaten op elkaar afgestemd worden en moet er gericht geïnvesteerd worden in capaciteiten waar vandaag een gebrek aan is én die onderling compatibel zijn. Zo is het bijvoorbeeld binnen een Europese context onzin dat België investeert in nieuwe gevechtsvliegtuigen die in Europees opzicht overbodig zijn.
Zo’n écht Europees defensiebeleid zou ook toelaten ons op een geloofwaardige manier te verzetten tegen de 2%-fetisj van President Trump. Want écht investeren in vrede en veiligheid is slim investeren. Sp.a pleit dan ook voor een eigen, slimme, Europese 2%-norm waarbij 1% uitgaven voor EU-defensie aangevuld wordt met minstens 1% uitgaven voor duurzame ontwikkeling. Zo worden eveneens de oorzaken van een heel aantal conflicten aangepakt. Dat lijkt me zinvoller dan rigoureus te blijven vasthouden aan die arbitraire 2% norm.
Reactie Bart Staes:
Ik ben er echt niet van overtuigd dat de 2%-norm van Trump steek houdt. Ik deel in deze de analyse van Pax Christi Vlaanderen.
“Een nuchtere blik op de cijfers toont de irrationaliteit van de 2%-norm. De NAVO-landen gaven in 2016 al het duizelingwekkende bedrag uit van 881 miljard dollar. Ter vergelijking: Rusland gaf in datzelfde jaar 69,2 miljard uit, dertien keer minder dus dan alle NAVO-landen samen. Zelfs zonder de Verenigde Staten geven de Europese NAVO-landen nog steeds meer dan 3,5 keer zoveel uit aan militaire uitgaven als Rusland (254 miljard dollar).
Het blijft dus een goed bewaard geheim op welke realiteit de NAVO-mantra om méér militaire uitgaven te budgetteren berust. Als Europese NAVO-landen al jarenlang 3,5 keer zoveel uitgeven als Rusland moet het debat niet gaan over meer middelen, wel over een efficiënter en rationeler beheer van de bestaande middelen. In plaats van meer te spenderen, moet er eerst en vooral slimmer gespendeerd worden.
In België gebruikt minister van Defensie Steven Vandeput de NAVO-norm om de enorme stijging van het defensiebudget (vanaf 2019) te verantwoorden. Het hele debat over de toekomst van het Belgisch leger is dus in hetzelfde bedje ziek: de minister hanteert een enge focus op een verhoging van de uitgaven in plaats van een open en eerlijke discussie over wat voor leger België juist nodig heeft. In plaats van te kiezen voor een leger dat zich specialiseert in een aantal capaciteiten waar op mondiaal niveau sterke vraag naar is (bijv. voor VN-vredesoperaties), maakte minister Vandeput vooral géén keuzes in zijn Strategische Visie voor defensie (juli 2016). Defensie wil onder meer 15 miljard euro (die er niet zijn) uitgeven aan de aankoop van 34 nieuwe gevechtsvliegen, terwijl er op Europees niveau al een overcapaciteit aan gevechtsvliegtuigen bestaat.
Het vasthouden aan een breed inzetbaar leger is financieel niet haalbaar en bovenal weinig effectief. Het zou wijzer zijn als het Belgisch leger inzet op een aantal Europese capaciteitstekorten of via VN-vredesoperaties optreedt als effectieve beschermingsmacht voor burgers in conflictgebieden. Dan zijn onbetaalbare en overbodige capaciteiten als gevechtsvliegtuigen niet nodig. Zo’n leger kost een pak minder geld, en draagt veel meer bij aan de internationale vrede en veiligheid. Nieuwe gevechtsvliegtuigen kannibaliseren de middelen van het Belgisch leger en verhinderen het leger te transformeren tot een effectieve en efficiënte burgerbeschermingsmacht en te investeren in conflictpreventie, vredesopbouw en ontwikkeling, mechanismen die wel leiden tot veiligheid en stabiliteit.
In Belgische beleidskringen leeft een kritiekloos geloof in collectieve defensieorganisaties als de NAVO. In theorie is België tegelijk voorstander van sterke collectieve veiligheidsorganisaties als de Verenigde Naties (VN) en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), maar in de praktijk investeert ons land maar een fractie van haar budget in concrete investeringen in zo’n organisaties.
De enge focus op collectieve defensieorganisaties als de NAVO gaat dus duidelijk ten koste van investeringen in collectieve veiligheidsorganisaties. Dat is problematisch. De NAVO is te vergelijken met een enorme militaire hamer die overal een spijker in ziet, ongeacht de aard van het probleem. Dit is logisch voor een defensieorganisatie die enorm veel investeert in militaire middelen: de hoge uitgaven moeten worden gerechtvaardigd, dus wordt er snel(ler) militair ingegrepen, terwijl andere niet-militaire pistes onvoldoende onderzocht worden. Grotere investeringen in VN-vredesoperaties en VN- mechanismen rond conflictpreventie en vredesopbouw bieden voor een kleinere kost nochtans een grotere kans op een duurzame oplossing van veiligheidsproblemen.
Op internationaal niveau beweegt er ondertussen heel wat rond een nieuwe generatie van VN- vredesoperaties. In 2015 werd voor het eerst in vijftien jaar een grondige evaluatie van VN- vredesoperaties gepubliceerd. In 2015 en 2016 vonden in New York en Londen twee grote internationale toppen plaats over de toekomst van VN-vredesoperaties. Grootmachten als China en de VS (onder Obama) beloofden opnieuw veel sterker in te zetten op VN-blauwhelmen .
Binnen de VN bestaan verschillende mechanismen voor conflictpreventie en duurzame vrede. Die blijven echter chronisch ondergefinancierd en krijgen nauwelijks politieke aandacht. Het Department for Political Affairs (UN DPA) bijvoorbeeld is het centrale VN-orgaan voor conflictpreventie en duurzame vrede. UN DPA houdt zich onder meer bezig met het uitsturen van speciale VN-gezanten om nationale of regionale capaciteiten voor conflictpreventie op te zetten en het uitsturen van gekwalificeerde bemiddelingsexperts. Daarnaast bestaat er ook een VN-Vredesopbouwfonds dat 120 projecten in 20 landen financiert. Deze projecten gaan over de uitvoering van vredesakkoorden en ondersteuning van een politieke dialoog, de promotie van vreedzame conflictresolutie- en samenlevingsinitiatieven, de heropleving van de lokale economie en het herstel van bestuur en basisdiensten.