Toen Bart De Wever eind april zijn Paasakkoord bekend maakte, kreeg de woede over de besparingen in de vakbondskringen en onder de progressieven weer eens een boost. De reactie van Bert Engelaar, algemeen secretaris van het ABVV, in De Standaard van 30 april was veelzeggend: “Ik zie geen enkele meerwaarde in de deelname van Vooruit aan deze regering. Het is verdomd moeilijk om wat er nu op tafel ligt te blijven verdedigen.”
Meer dan honderd jaar geleden, in 1910, was de regeringsdeelname ook al een agendapunt op het 25ste congres van de Belgische Werklieden Partij (BWP), voorloper van Vooruit en de Parti Socialiste.
“Ik zie geen enkele meerwaarde in de deelname van Vooruit aan deze regering”
In 1911 schreven Louis de Brouckère en Henri De Man, vooraanstaande figuren van de BWP, twee artikels over die debatten en discussies die toen gevoerd werden in de BWP. Deze twee teksten, van deze meest gevormde marxisten van dat ogenblik in de BWP, zijn vandaag nog relevant en het bestuderen waard voor iedereen die een linkse koers wil aanhouden.
In een lang essay maakte Jo Cottenier, die vorig jaar plots overleed, aantekeningen bij die twee artikels. Het essay werd nog niet gepubliceerd. Hieronder vind je een samenvatting ervan. Wie het essay in zijn geheel wil lezen kan deze samenvatting overslaan en de volledige tekst hier lezen.
…/…
Aantekeningen bij ‘De arbeidersbeweging in België (1911)’
Het essay van Jo Cottenier start met het debat binnen de Belgische Werkliedenpartij (BWP) en de Tweede Internationale[1] van de Socialistische Partijen over een socialistische regeringsdeelname, een sleutelmoment in de geschiedenis van het socialisme.
In België, waar de Katholieke Partij al sinds 1885 het politieke monopolie (op regeringsdeelname) had, ontstond in 1909-1910 een discussie over een mogelijke coalitie tussen de BWP en de Liberale Partij om dat monopolie te doorbreken.
De kern van het debat: principes versus tactiek
Het debat draaide om de vraag of regeringsdeelname een tactische kwestie was of een principiële zaak. De rechtervleugel, vertegenwoordigd door kopstukken als Emile Vandervelde, zag regeringsdeelname als een tactisch instrument dat afhing van de omstandigheden.
Aan de andere kant stond de linkervleugel, onder leiding van Louis De Brouckère. Die argumenteerde dat de staat een instrument was van kapitalistische onderdrukking en dat socialistische samenwerking met een kapitalistische regering de arbeidersklasse zou verzwakken. De linkervleugel steunde zich ook op de besluiten van het zesde congres van de 2de Internationale (1904, Amsterdam) dat een regeringsdeelname principieel verwierp.
Regeringsdeelname leidde volgens De Brouckère tot verlies van revolutionair bewustzijn en mobilisatiekracht
Het debat werd beslist op het BWP-congres van februari 1910. Daar werd de resolutie van Vandervelde aangenomen, waarmee de deur werd geopend voor regeringsdeelname. Toch stemde een derde van het congres tegen, waarmee de verdeeldheid binnen de partij duidelijk naar voor kwam.
Historische en ideologische context van het debat
Het debat in België weerspiegelde grotere discussies binnen de Tweede Internationale, zoals tijdens de congressen van Parijs (1900) en Amsterdam (1904). Hier werd het revisionisme[2] van Eduard Bernstein, dat hervormingen boven revolutie plaatste, een belangrijk discussiepunt.
Figuren als Rosa Luxemburg (Duitsland), Lenin (Rusland) en Jules Guesde (Frankrijk) verdedigden een meer principieel marxistisch standpunt, terwijl anderen zoals Jean Jaurès (Frankrijk) en Vandervelde (België) pragmatische samenwerking met burgerlijke (rechtse) partijen verdedigden.
De Man bekritiseerde de afwezigheid van ideologische debatten en het ontbreken van een duidelijke socialistische visie
In België had de invoering van het algemeen meervoudig stemrecht in 1893 de BWP politieke vooruitgang gebracht. De partij richtte zich steeds meer op pragmatische hervormingen en parlementair werk, wat volgens critici zoals De Brouckère leidde tot verlies van revolutionair bewustzijn[3] en mobilisatiekracht.
(het algemeen meervoudig stemrecht gaf één stem aan elke mannelijke burger van 25 jaar. Burgers die gezinshoofd waren, een hoger diploma, een huis of een fortuin hadden, kregen één of twee stemmen extra, nvdr)
Kritiek van De Brouckère en De Man op de BWP
De twee artikels van Louis De Brouckère en Henri De Man in 1911 vormen een scherpe kritiek op de ‘verburgerlijking’ (lees verrechtsing) van de BWP. De Man bekritiseerde de afwezigheid van ideologische debatten, de afwezigheid van theoretische kaders binnen de partij en het ontbreken van een duidelijke socialistische visie.
De Brouckère waarschuwde dat samenwerking met de Liberale Partij zou leiden tot de achteruitgang van de BWP en dat de partij haar kracht moest putten uit de klassenstrijd, niet uit regeringsdeelname.
De BWP mocht niet vergeten dat haar kracht lag in de coöperaties, de vakbonden en de volksorganisaties
Beiden benadrukten dat de BWP niet moest vergeten dat haar kracht lag in de arbeidersbeweging, met coöperaties, vakbonden en volksorganisaties als basis. De Man en De Brouckère probeerden via vorming en ideologische reflectie een alternatief te bieden, maar misten een revolutionaire praktijk.
Na het debat: de regeringsdeelname
De uiteindelijke regeringsdeelname van Vandervelde in 1914 en de steun van de BWP voor de Union Sacrée (de regering van nationale eenheid) tijdens de Eerste Wereldoorlog bevestigden de richting van de partij. De reformistische stroming die nu de boventoon voerde binnen de BWP nam afscheid van het internationalisme en haar oppositie tegen oorlogen.
Louis De Brouckère trok zich terug en verzoende zich met het reformisme om de eenheid in de partij te bewaren. Terwijl Henri De Man later bekend werd met het Plan van de Arbeid (1933). Uiteindelijk verviel De Man in collaboratie met het nazisme tijdens de Tweede Wereldoorlog, wat zijn politieke erfenis sterk aantastte.
Het debat weerspiegelt de bredere spanningen binnen het socialisme tussen reformisme en revolutionair marxisme
Het debat over regeringsdeelname binnen de BWP weerspiegelt de bredere spanningen binnen het socialisme tussen reformisme[4] en revolutionair marxisme. Het illustreert hoe tactische keuzes en pragmatisme vaak socialistische idealen en klassenstrijd hebben ondermijnd.
De kritiek van De Brouckère en De Man legde de structurele zwakten van de BWP bloot, maar hun ideeën vonden weinig weerklank binnen een partij die steeds meer richting reformisme opschoof.
Het hele essay van Jo Cottenier zelf vind je hier.

Jo Cottenier
De biografie van Jo Cottenier kan je hier lezen.
Meer info over de ‘Jo Cottenier Stichting’
Volg onze Facebookpagina.
Wil je ons contacteren: stuur een email naar fondationjocottenierstichting@gmail.com
Notes:
[1] De Tweede Internationale werd opgericht werd op 14 juli 1889 en verzamelde alle toenmalige socialistische politieke partijen en vakbonden.
[2] Revisionisme is een stroming binnen de arbeidersbeweging die het marxisme wil herzien (reviseren). Revisionisme is nauw verwant met het reformisme.
[3] De revolutionaire stroming (de revolutionairen) streven naar het socialisme en willen dat bereiken via een sociale omwenteling van onderuit. Wat niet wil zeggen dat deze stroming tegen hervormingen is. Maar zij stellen deze hervormingen in functie van hun streven naar een socialistische omwenteling. Deze stroming steunt zich op het marxisme.
[4] Reformisme is het streven naar hervormingen binnen het bestaande kapitalistisch systeem. Het is een stroming binnen de arbeidersbeweging die zich afzet tegen de revolutionaire stroming die een systeemverandering voorstaat.