De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Het verschil tussen een gemiddeld en een goed onderwijssysteem
Onderwijs -

Het verschil tussen een gemiddeld en een goed onderwijssysteem

donderdag 2 september 2010 10:26
Spread the love

 

Algemeen leeft de overtuiging dat we het erg goed doen op onderwijsvlak, schrijft Geert Noels op zijn blog Econoshock.be, maar hij breekt tegelijkertijd een lans voor meer langetermijnvisie en doelgerichtheid in onze scholen. Noels somt 4 aandachtspunten op die een geleidelijke achteruitgang moeten voorkomen en merkt op dat landen als Nederland, Duitsland, Japan, en Finland gelijkaardige of betere onderwijskwaliteit bieden maar met lagere uitgaven. In Vlaanderen vinden kinderen naar schoolgaan saai en een plicht in plaats van een uitdaging.

Uit nader onderzoek van McKinsey in 2007 blijkt dat de hoeveelheid geld die in onderwijs wordt geïnjecteerd van geen belang is. Ook het aantal uren die de student in de school doorbrengt zijn irrelevant. Finse studenten bijvoorbeeld, maken het minste uren van alle ontwikkelde landen, maar scoren steevast hoog bij de globale best-performers.

Succesvolle scholen doen drie zaken, aldus McKinsey:

Ze benoemen de beste leraars (de kwaliteit van een onderwijssysteem is nooit beter dan de kwaliteit van haar leraars). Uit studies is gebleken dat wanneer gemiddelde studenten een leraar toegewezen krijgen die bij de 20% beste leraars behoort, diezelfde leerling automatisch in de 10% beste leerlingen belandt. Het zijn niet de landen die leraars het best betalen die de beste leraars binnenhalen, wel die landen waar de status van leraar in de maatschappij het hoogst is.

Ze halen het maximum uit elke leraar. In Singapore krijgen leraars minimaal 100 uur opleiding per jaar. In Japan en Finland moeten leraars een per week een halve dag les volgen bij een collega. Deze methode helpt het verspreiden van ‘best practices’. Ook de kennis die pensioengerechtigde leraars hebben opgebouwd gaat niet verloren, maar wordt zodoende doorgegeven.

Ze treden op wanneer bij een leerling de geringste achterstand wordt opgemerkt. Succesvolle landen blinken niet enkel uit in het benoemen van de juiste leraar opdat alles goed zou gaan, maar wel in wat ze doen wanneer de zaken slecht gaan.  Eén Finse leraar op 7 geeft bijles; één op drie leerlingen krijgt bijles. De 20% slechtste studenten in Singapore krijgen automatisch extra lesuren; leraars worden verondersteld na de gewone lesuren na te blijven om deze studenten bij te staan. 

Die vier aandachtspunten van Noels zijn:

1. Afglijden van het gemiddelde niveau
Volgens professor Van Damme is ons onderwijs te zeer gericht op de gemiddelde leerling. Bij de sterke leerlingen zit ons onderwijs niet in de top twintig in de wereld. Met andere woorden: echt intelligente leerlingen krijgen niet genoeg kansen om hun potentieel te ontwikkelen.

2. Aantrekken van goede en gemotiveerde onderwijzers

De op til zijnde generatiewissel in ons onderwijs moet benut worden om talentvolle jongeren te motiveren voor een baan in het onderwijs, schrijft Noels.

Eerder dit jaar verwoordde ex-premier Jean-Luc Dehaene dat zo; ‘Men mag niet vergeten dat ict een enorme invloed heeft op het bedrijfs- maar ook op het maatschappelijke leven. Die evolutie mag niet onderschat worden. Dat zorgt vandaag voor een enorm aantal problemen, waarvan het onderwijs er slechts een is. Mensen van mijn generatie kunnen proberen die zaken te begrijpen, maar eigenlijk doen we amper mee. Ik verwacht dus pas grote veranderingen in het onderwijs eens de digital natives aan de macht komen. Die jongeren hebben een totaal andere levenswijze dan wij. Ze denken en leven helemaal anders dan wij dat doen. Ze benaderen ook problemen op een andere manier. Hopelijk duurt het dus niet te lang meer voor een van hen het voor het zeggen krijgt.’

Geld lijkt niet echt een probleem om mensen voor het onderwijzerschap te motiveren. ‘De concurrentie met andere sectoren is toegenomen, maar de onderwijslonen zijn vandaag competitief, maar tegelijkertijd weinig motiverend. Beter doen, of extra mijlen lopen, wordt niet gevaloriseerd,’ schrijft Noels verder. Over het systeem van vaste benoemingen geeft Noels niet echt een waardeoordeel:  heet systeem van vaste benoemingen biedt stabiliteit, maar het kan leiden tot “vastgeroeste benoemden”.

3. Brain-drain

De echte toppers verlaten vaak ons land nadat ze twintig jaar op kosten van de gemeenschap hebben kunnen studeren. Volgens Noels ligt dit niet zozeer aan het onderwijs, maar aan het egalitaire denken in onze vergoedingssystemen. Talentvolle en gemotiveerde werkkrachten kunnen een pak meer verdienen in het buitenland.

Volgens het Nederlandse webmagazine Dagelijkse Standaard gaat het om een structureel probleem dat het bekende ‘brain drain’ probleem overstijgt. DS spreekt van ‘de blanke vlucht’. ‘Deze beter opgeleide, (boven)modale individuen en gezinnen uit de middenklasse gaan massaal op zoek naar ‘een beter bestaan in andere, minder drukke, minder dure, minder criminele oorden’. ‘

Volgens de DS vertrokken een half miljoen Nederlanders uit ‘de gezagsgetrouwe, hardwerkende, sparende en beleggende klasse’ het afgelopen decennium voor onbepaalde tijd naar het buitenland. Cijfers voor ons land zijn niet direct beschikbaar.

4. Studies worden niet afgestemd op het jobaanbod/ gebrek aan kennis van economie

Er is een gebrek aan afstemming van onderwijs en studies op toekomstgerichte activiteiten en de algemene kennis van de (wereld)economie is pover, schrijft Noels.

Het gebrek aan interesse voor economie was tot recent nog halllucinant en werd pas hervormd toen tienduizenden Belgische gezinnen aan den lijve de gevolgen van de bankencrisis moesten voelen.

Tot vorig schooljaar werd het belang van economie in ons onderwijs geminimaliseerd: 3 op 4 leerlingen verlieten de school zonder echt te weten wat economie inhoudt. Uit onderzoek bleek toen dat 73% van de leerlingen in het algemeen secundair onderwijs (ASO) nooit in aanraking komen met een basispakket economie, recht en financiën. Nog schrijnender was de vaststelling in hetzelfde onderzoek dat studenten uit het eerste jaar meer geneigd zijn economische initiatieven te nemen dan de laatstejaars. Onze jeugd leert het dus niet op school; integendeel, ze leert het af.  Pas een jaar later zou toenmalig Vlaams minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke ervoor pleiten om alle leerlingen van het secundair onderwijs de basiskennis van de economie bij te brengen.

Bron : Geert Noels Econoshock.be / Express.be

take down
the paywall
steun ons nu!