De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Het neoliberalisme, het basisinkomen en mijn tuinman

Het neoliberalisme, het basisinkomen en mijn tuinman

maandag 14 mei 2018 17:01
Spread the love

Onlangs zette ik een advertentie op een lokale Facebookpagina:

TUINMAN gezocht:  Gazonnetje (ong. 20 m2) maaien, tuintje klaar maken voor aanplant, enz… ong 2 à 3 uur werk € 9.00/uur, …

Vanaf de eerste reactie zag ik dat het anders zou eindigen dan wat ik verwacht had. Hoe dat kwam, lees je hierna.

Ik ben altijd een zeer sociaal geëngageerd en geïnteresseerd persoon geweest. Mijn intermenselijke houding is wellicht het gevolg van het samengaan van een ‘zwarte’ jeugd en de opvang van een jongetje door bijna een heel dorp. In mijn sociaal palmares zijn altruïstische acties, zowel individueel als in verenigingsverband, volop aanwezig. Maar ook zakelijk probeerde ik de behoeftes van mensen in kaart te brengen en er oplossingen voor te bedenken. Ik deed al aan klantenrelatiebeheer nog voor het letterwoord CRM (Customer Relationship Management) het levenslicht zag. Zaken die nu als normaal beschouwd worden zoals een vervangauto na ongeval, maandelijkse betaling van verzekeringspremies en bijkomende clubvoordelen als je klant bent bij een bank of verzekeraar zijn mijn ideeën.

De voorbije tijd zie ik een (r)evolutie. De advertentie en de reacties er op zorgden voor het duwtje om deze tekst te schrijven.

Scenario’s draaien

Wat ik in mijn jonge jaren wel eens deed was ‘scenario’s draaien’. Die gave heb ik tot op vandaag blijven oefenen. Je eigen levensweg is er altijd een van oneindig veel keuzes maken, meestal zonder te realiseren wat het gevolg van die keuze later zal zijn. Soms zat ik minutenlang in de klas geconcentreerd te puzzelen over welke gevolgen een bepaalde keuze zou kunnen hebben. De concentratie was zo diep dat niets uit mijn omgeving mij nog afleidde. Tot een oorveeg of een bordveger mij terug bij de les bracht.

Thans heet die werkwijze ‘ITTT’, If This, Then That. Met de rekenkracht van een computer kan men veel verder denken dan een mens dat kan. Daarom dat computers nu winnen bij het schaken. Maar toch is zo’n persoonlijke methode niet waardeloos geworden, al is veel thans al de ‘bekende weg’. Computers hoeven niet, zoals ik, terug te keren naar het moment van de keuze als bij het ‘scenariodraaien’ blijkt dat die keuze niet het gewenste resultaat heeft. Neen, zij rekenen alles tegelijkertijd uit. Zij beginnen ook niet, zoals ik, met slechts twee keuzes maar met alle denkbare keuzes. Zo rekende ik vroeger looplijnen van biljartballen uit bij het driebanden. Dat resulteerde soms in op het eerste zicht ingewikkelde punten. Er waren wellicht eenvoudigere uitvoeringen maar die waren minder bestand tegen mislukken.

En zo komt het ook dat ik al van bij de eerste reactie op mijn tuinman-advertentie met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kon zeggen welk profiel mijn nieuwe tuinman zou hebben.

CRM

Enkele jaren nadat ik mijn paper ‘De fullservice niche in de verzekeringsdistributie’ in het kader van de postuniversitaire opleiding verzekeringsmanagement aan de EHSAL Managementschool publiceerde (1991), kwam de Kredietbank op de proppen met haar CRM. Tijdens een groots opgezette studiedag werd aan iedereen die het wilde horen verteld dat de bank voortaan rekening ging houden met de (verzekerings) behoeften van de klant. Zonder de benaming te kennen bleek dat zij gingen doen wat ik al 20 jaar deed.

Twintig jaar eerder was ik het slachtoffer van het opkomende neoliberalisme. Omdat ik de school zonder diploma verlaten had, waren de kansen op de arbeidsmarkt voor mij eerder gering. Daarom behoorde ik toen al tot de groep die nu de ‘working poor’ genoemd wordt. Mijn eerste ‘jobke’ was tuinman. Daarna volgden er nog velen, dikwijls met avond-, nacht- of weekendwerk. Ze hadden één ding gemeen: ze werden slecht betaald. Toen de Arabieren in 1973 de oliekraan dichtdraaiden, zag het neoliberalisme zijn kans schoon om – na vele jaren van voorbereiding – zijn slag te slaan. Plots was er alleen nog nutteloos en overbodig werk voor hoog opgeleiden.

Voor mij zat er niets anders op dan als zelfstandige aan de slag te gaan en vooral te gaan studeren. Door te voorzien in de werkelijke behoeften van de klant kon ik een goed rendement halen en toch nog veel vrije tijd hebben. Die besteedde ik dan voor een groot stuk aan altruïstische activiteiten, waardoor er dan weer een goodwill vanuit de begunstigden ontstond.

Thans blijkt uit studies dat mensen die meer vrije tijd hebben die tijd meestal nuttig besteden. Ze besteden meer tijd aan hun kinderen (waardoor de kans op jeugdhulp daalt), doen vrijwilligerswerk (waardoor ze sociaal hoger aangeschreven staan), gaan terug studeren of nemen de zorg van een familielid of kennis op zich (waardoor die een betere levenskwaliteit krijgt). Het is ook gebleken dat minder lang per dag werken een hogere productiviteit oplevert. Henri Ford (auto’s) en W.K. Kellog (cornflakes) wisten dat al in de eerste helft van de vorige eeuw en stelden respectievelijk de 40-urenweek en de 6-urendag in.

Hoe komt het dan toch dat er nu overal ter wereld tegen een hongerloon veel uren moet gewerkt worden?

CRM is verworden tot een softwareprogramma dat verkocht wordt aan bedrijven. Salesforce (US) en SAP (Duitsland) zijn de marktleiders.  Wat nu belangrijk (geworden) is, is niet het neveneffect van meer rendement waardoor er meer vrije tijd beschikbaar komt, maar enkel meer rendement. Dat rendement kan er maar komen als er 1) de behoefte van de klant gekend is (ook al is ze eerst gecreëerd) en 2) dat dit tegen de laagste prijs geleverd kan worden. Daardoor worden we aangezet tot consumeren, ook van dingen die we absoluut niet nodig hebben.

Tegelijkertijd worden de mensen die het échte werk doen het slechts betaald. De bullshit jobbers houden dat streng bewaakt, want uiteindelijk zijn het de échte werkers die instaan voor het inkomen van de rijken en van de bullshit jobbers zelf. De (soms kunstmatig gecreëerde) behoefte van de klant wordt dus gelenigd door slecht betaalde werkers. Die gaan dan onderling nog met elkaar in concurrentie. Mensen die twee of zelfs drie jobs combineren zijn geen zeldzaamheid meer.  Vermits ik u als lezer niet onderschat, gok ik er op dat u nu ook al weet uit welke bevolkingsgroep de kandidaat komt die mijn tuintje voor € 9,00 per uur (of zelfs minder) wil komen onderhouden.

Bullshit jobs

Een tuinman is meestal een nodige job, tenzij je tuin een wildernis mag zijn. Een nodige job is het tegengestelde van een ‘bullshit job’. Deze term werd voor het eerst gebruikt in 2013 door David Graeber, een Amerikaanse antropoloog en hoogleraar aan de London School of Economics. Ook Bregman heeft het over bullshit jobs. Een bullshit job (in het Nederlands vertaald door Florie Barnhoorn als ‘flutbaan’) is een overbodige bureaucratische job die eigenlijk niet hoeft te bestaan, zo zeggen de beoefenaars ervan zelf! Denk aan financiële dienstverlening of telemarketing, of de ongekende expansie van sectoren als ondernemingsrecht, de onderwijs- en gezondheidszorg-bureaucratie, personeelszaken en public relations en al de ‘diensten’ die deze sectoren ondersteunen of beveiligen. Een recente peiling wees uit dat 37% van de Engelsen hun job betekenisloos vindt.

Het onlogische aan deze overbodige of nutteloze bullshit jobs is dat ze goed tot zeer goed betaald worden en dat de rijken van deze wereld ze proberen in stand te houden. Daar is een goede reden voor. Deze overbodige functies verbergen het feit dat er door technologische vooruitgang niet voldoende écht werk voor iedereen is. Mocht uitsluitend het échte werk onder alle mensen verdeeld worden, dan kwam er voor iedereen zeer veel vrije tijd. Dan zou ook duidelijk worden wie écht een goed loon verdient.

Deze vaststelling is niet recent. Ze werd gemaakt door misschien wel de meest beroemde econoom ooit, de Brit John Maynard Keynes, in 1930 bij het begin van de Grote Depressie. Zijn essay ‘Economische mogelijkheden voor onze kleinkinderen’ (wij dus) voorzag een zee van vrije tijd tegen 2030 omdat de westerse levensstandaard tegen dan minstens verviervoudigd zou zijn. Keynes was echter niet de enige die veel vrije tijd voor werkenden in het vooruitzicht stelden. Benjamin Franklin (founding father van de USA), Karl Marx (jawel!) en John Stuart Mill (de grondlegger van het liberalisme) gingen hem voor. Ze kregen allemaal gelijk. Tot 1980 zijn we steeds minder gaan werken.

Behoefte

Op het eerste zicht zou je denken dat alleen ik de behoefte heb om mijn tuin te (laten) onderhouden. Het gras stopt immers niet met groeien en bloemen en plantjes moeten nu eenmaal gezaaid of geplant worden. Deze behoefte vertaalt zich in het vooruitzicht van een schone, welriekende tuin waarin het aangenaam vertoeven is of waarvan het leuk is om naar te kijken. Ook mijn bovenburen genieten er op die manier van. Het plezier om in de tuin te werken heeft ook een waarde. Denk aan de vele volkstuintjes. Bovendien is het goed voor de gezondheid.

Ik had gemakkelijk een professionele tuinman/-bedrijf kunnen laten komen, er een afgesproken vergoeding voor het geleverde werk aan gegeven, en het was in orde. Maar ik deed iets wat niet erg gebruikelijk is: ik zette er een uurloon bij (€ 9,00).

Dat leverde meteen reacties op die – op enkele nietszeggende antwoorden na – eigenlijk allemaal hetzelfde betekenden: “Jouw prijs is de mijne niet”. Onbewust zette elke respondent zich in een positie die een evenwicht zoekt tussen de geleverde prestatie en de behoeftevervulling die daartegenover moet staan.

Er is een groot verschil tussen een tuinbedrijf met personeel dat boven op een redelijke winst zeer veel onkosten noodgedwongen moet doorrekenen en een gepensioneerde die graag in de tuin werkt. Over deze laatste kan je zelfs zeggen dat je een behoefte kan lenigen die geen geld hoeft te kosten.

Tussen deze twee uitersten zit ook een groep mensen die in een situatie zitten waardoor ze bereid zijn om mini-jobs, flexi-jobs of wat voor slecht betaalde kut-jobs ook te aanvaarden. De Britse econoom Guy Standing noemt deze nieuwe, voor het kapitalisme gevaarlijke bevolkingsgroep het ‘precariaat’. Bregman noemt dat een groeiende meute met lage lonen, tijdelijke contracten en zonder politieke stem. In deze groep zijn vrouwen over vertegenwoordigd, onder hen zeer veel alleenstaande moeders. Kan iemand raden van welke bevolkingsgroep de kinderen het meest in de voorzieningen van de jeugdhulp zitten?

Jeugdhulp

Nadat het Vlaams parlement in 1999 met schaamte had vastgesteld dat er dringend wat moest gebeuren in de Vlaamse Jeugdhulp werd de volgende Vlaamse regering (1999-2004) opgedragen maatregelen te treffen. Toenmalig minister van  Welzijn en Gezondheid, Mieke Vogels, riep mij ter hulp. Samen stelden we een blauwdruk van een antwoord op de behoeften van ouders van kinderen met hulpvragen op. Na veel besprekingen met veel betrokkenen mondde dit uit in het Decreet betreffende de Integrale Jeugdhulp (7/5/2004). De invoering van het Decreet liep niet van een leien dakje.

Er waren verkiezingen geweest, CD&V en N-VA traden toe tot de regering en Groen! werd naar de oppositie verwezen. Al bij de besprekingen lagen vooral de verzuilde voorzieningen onder aanvoering van hun koepels dwars. Inge Vervotte (CD&V), nieuwe minister van Welzijn, gaf onmiddellijk € 27.000.000,00 aan de sector, het Decreet IJH werd ter discussie gesteld en er kwam een nieuw Decreet Integrale Jeugdhulp (12/07/2013). Nu zonder rekening te houden met de behoeften van de ouders maar integendeel wel tegemoetkomend aan de behoeften van de sectoren.

Vooral de kinderen in (kans)armoede kregen het zwaar te verduren. In de plaats van het vervullen van behoeften kwam een verarming. Er kwamen bovendien nog (kans)armen bij. Doekjes voor het bloeden, zoals opvoedingswinkels, bereikten enkel de beter gesitueerde gezinnen.

Nog steeds worden kinderen door de jeugdhulpinstanties aangezogen, steeds meer worden ouders op hun ‘verantwoordelijkheden’ gewezen en verder in de verdrukking geduwd.  Jeugdhulpactivisten nemen de laatste twijfels weg. Nu wijst zo goed als heel de Gemeenschap naar de ouders als het fout loopt met de opvoeding van kinderen. Niettegenstaande alles vol zit, is de honger van de jeugdhulp-industrie niet gestild en wordt nu ook de onderkant van de middenklasse een doelwit.

Neoliberalisme

Het kan niet anders of deze evolutie past in een strategie. Een strategie van steeds minder vrijheid voor de bevolking en het bewaren van het status quo.  Koppel daaraan nog de verhoogde veiligheids- en controlemaatregelen (zoals meer camera’s, meer politie en bewaking, enz….) en je ziet een snelle verschuiving van de verzorgingsstaat naar de controlestaat. Diegenen die ons daarvoor moeten behoeden, de verkozen parlementsleden en de Pers, zitten vast in een particratie-logica die alleen al omwille van haar voortbestaan meegaan in deze strategie.

Het is eigenaardig om vast te stellen dat de grondleggers van het neoliberalisme, Hayek en Friedman die heilig geloofden in de kracht van ideeën, de toevloed van ideeën gestopt zagen door hun felste aanhangers, Ronald Reagan en Margareth Thatcher. Managers en technocraten bepalen nu de grenzen van het politiek haalbare. Onze politieke partijen doen niet meer aan politiek maar aan een virtueel behoud van de macht. Macht die ze zelf niet meer hebben. De bankencrisis zag niemand aankomen en, erger nog, niemand had een idee voor een oplossing.

Als we nu denken dat het neoliberalisme zijn grenzen bereikt heeft, dan vergissen we ons. Er zullen dus nog financiële crisissen volgen waartegen we nog altijd niet gewapend zijn en waardoor de verarming zich nog dieper zal wortelen. De ongelijkheid tussen (zeer) rijk en arm is nog nooit zo groot geweest.

Tenzij er nieuwe ideeën komen….

Marx

Karl Marx is – na decennia – weer in de belangstelling omdat het de 200ste verjaardag van zijn geboortedag was. Zijn werk heb ik nooit gelezen. In de jaren dat ik opgroeide was immers alles wat naar communisme rook op zijn minst verdacht, zelfs slecht en zeker te vermijden.

De recente publicaties over Marx las ik wel. Zo las ik gaandeweg dat er zich tegenwoordig een enorme onderhuidse beweging aan het opbouwen is. Een beweging die je in het algemeen tegenstander van het kapitalisme zou kunnen noemen. Maar daarom is die niet meteen ook een voorstander van de ideeën van Marx. Al zijn sommige standpunten tot die van Marx terug te voeren.

Vanuit de ‘Occupy’ beweging zijn al enkele grote publicisten naar voren getreden. Die zoeken naar parallellen of tegenstellingen met Marx’ gedachtegoed.  Naar mijn mening slagen ze niet al te best in hun doelstellingen omdat ze twee zaken onvoldoende aandacht geven: Marx was een filosoof en hij leefde in de negentiende eeuw. Zijn werk of standpunten onverbloemd vertalen naar een politiek-sociaal oeuvre in de eenentwintigste eeuw lijkt mij niet vanzelfsprekend. Bovendien, Marx was naar eigen zeggen zelf geen marxist.

Basisinkomen

Ik las net de bestseller (250.000 exemplaren verkocht in 30 landen) ‘Gratis geld voor iedereen’ van de Nederlandse historicus Rutger Bregman. Het boek gaat niet alleen over het basisinkomen maar ook over een 15-urige werkweek en een wereld zonder grenzen.

Samen met vele andere slimme koppen pleit Bregman voor een basisloon voor iedereen. Alhoewel ik er een zeer grote voorstander van ben, ga ik hier geen pleidooi houden voor het basisinkomen of andere vormen van gratis geld. Ik ga hier ook niet ingaan op de argumenten van de voor- en tegenstanders. Ik kan enkel zeggen dat ik de argumenten van de voorstanders degelijker vind.

Sinds de bankencrisis is Bregman de eerste die ons opnieuw doet dromen, net zoals Thomas More in zijn boek Utopia (1516) deed. Raar maar waar, ook de neoliberalen Hayek en Friedman pleitten voor een basisinkomen.

Wat mij veel meer bezighoudt is het wegwerken van de (kans)armoede. Een algemeen en onvoorwaardelijk en voldoende hoog basisinkomen zou inderdaad de armoede in één beweging wegvegen. De herverdeling van de rijkdom in onze maatschappij zal echter zeer veel tijd in beslag nemen; de verliezers zijn immers de (super)rijken. Die bepalen nu al in grote lijnen de koers van de politici. Deze laatste mogen nog wat semantische discussies voeren, zowel in de (sociale) media als in het parlement, als de inperking van de vrijheid, de verarming van de bevolking en het oplopen van de bedrijfswinsten maar door gaan.

Natuurlijk zal het kapitalisme ooit ontploffen, maar hoelang gaat dat nog duren? Misschien zullen we eerst terug moeten naar een periode zoals in de tijd dat Marx in Londen leefde, in de goorste armoede die je je maar kan voorstellen? Hoe lang heeft toen de revolutie van de Proletariërs op zich laten wachten? Moeten de (kans)armen van vandaag datzelfde lot ondergaan? Of zijn er misschien nu beschaafder manieren om iedereen een leefbaar bestaan te bezorgen?

Een gepensioneerde heeft al zoiets als een basisinkomen. Sinds 2015 mogen de meeste gepensioneerden onbegrensd bijverdienen. Ze betalen ook geen belastingen voor zover ze onder het niet-belastbare inkomstengedeelte blijven.

“De zegeningen van de technologie hebben voor veel ongelijkheid gezorgd”, zegt Bregman. “Om die ongelijkheid de wereld uit te helpen zit er uiteindelijk maar één ding op: herverdelen”. Hij verwijst ook naar Thomas Piketty, een Franse econoom en auteur van de bestseller Le Capital au XXIe siècle, die het onwaarschijnlijk vindt dat er een stevige groei of hoge belastingen op kapitaal zullen komen; tevens vindt hij het ongewenst dat de herverdeling er door middel van een derde wereldoorlog zou komen. “We moeten het kapitalisme beschermen tegen de kapitalisten”, citeert Bregman Piketty.

Uit een enquête van de FOD Economie bleek onlangs dat een kwart van de Belgen zich geen onverwachte uitgave van meer dan € 1.100, kunnen veroorloven. Een kwart van de gezinnen kan ook geen week vakantie nemen, zo blijkt. Het is goed dat Bregman ons een utopie voorspiegelt. Vroeg of laat (ik denk eerder laat) wordt die wel werkelijkheid. Zo ging het ook met de vijfdagenweek, het vrouwenstemrecht en het homohuwelijk. Maar daar heeft dat kwart van de Belgen nu niets aan.

Vermits ik al gesteld heb dat de politieke partijen keurig aan de leiband van de rijken lopen, zullen de mensen zelf nieuwe wetten moeten maken. Wetten die vooral de kapitalisten tegen hun eigen ondergang beschermen door er voor te zorgen dat die rijken niet nòg rijker worden, de ongelijkheid niet nòg groter wordt en tenminste in het begin de armen uit de armoede halen.

Bregman roept op om de Politiek met een hoofdletter te beoefenen. Hij heeft het dan niet over bestuur maar over revolutie. Hij haalt de mosterd bij de Amerikaanse jurist Joseph Overton. Die zegt ongeveer hetzelfde als ik beweer dat onze politici in het keurslijf van de particratie vastzitten. Enkel het volgende keer opnieuw verkozen worden telt. Wie buiten het zgn. ‘Raam van Overton’ stapt, maakt zich onmiddellijk onverkiesbaar. Door de partij(en) zal hij of zij “onrealistisch” of “onredelijk” genoemd worden. “Enkel door dingen te roepen die schokkend en radicaal zijn”, zegt Bregman, “zullen iets minder radicale ideeën ineens best redelijk klinken. Zodoende wordt  het ‘Raam van Overton’ toch wat opgeschoven”.

Ik denk dat het anders kan. Laten we even naar de Verenigde Staten kijken. Niet naar Trump, die een schoolvoorbeeld is van het naar zich toetrekken van het ‘Raam van Overton’, maar naar de 22 , vooral oostelijke, Staten die de directe democratie gebruiken. Daar kan tot op lokaal niveau van een county (vergelijk het met een gemeente of stad) door de bevolking besloten worden om een nieuwe wet te maken. Zo’n gemeentelijk bevolkingsinitiatief kan bij ons ook.

Men kan een gemeentelijk initiatief opstarten om, bijvoorbeeld, de controle op het leefloon af te schaffen of om een groep van hobbytuiniers toe te laten te gaan werken bij mindervaliden of ouderen, enz…..

Tuinman

Het is merkwaardig om achteraf vast te stellen dat toevalligheden en het samenlopen van omstandigheden kunnen leiden tot een beter begrip van situaties, je ogen kunnen openen of zelfs je mening kunnen doen veranderen. Maar dank zij ITTT wist ik op voorhand grotendeels hoe het ging aflopen.

Vooreerst de advertentie zelf. Ze was spontaan opgesteld, zonder nadenken. Daardoor was ze ook onzorgvuldig. Er stond helemaal niet bij dat ik eigenlijk een hobbytuinier in gedachten had. Bovendien was er niet gespecificeerd of het uurloon bruto of netto was en is het gebruikelijk dat loononderhandelingen discreet gebeuren.

De sociale media zijn wat ze zijn; je kan moeilijk fouten herstellen.

Van zodra ik de eerste reactie zag -“Daar start ik mijn auto nog niet voor op”- wist ik wat er ging gebeuren.

De discussie zou zich uitspinnen over het uurloon, niet over de hele waarde van de job. Het plezier hebben in het onderhoud van een minituintje zou niet ter sprake komen. Evenmin als de gezonde beweging die een gepensioneerde best kan gebruiken, het helpen van een invalide of het gezellig bijpraten bij een tas koffie of een pintje om de eenzaamheid een beetje te verdringen……

Volgens mijn scenario zou ik uiteindelijk een kandidaat krijgen die:

  • bereid is om aan het geadverteerde tarief te werken,
  • hoogstwaarschijnlijk al werkt met een parttime-, mini- of flexi-job,
  • zo goed als zeker een vrouw is,
  • die 8 op 10 een alleenstaande moeder is,
  • mogelijks al 2 jobs combineert of dat nu gaat doen.

Ik kreeg gelijk. Ik ken nog niet alle details, maar drie van de vijf voorwaarden zijn vervuld.

Maar wat zou ik nu moeten doen? Ze gewoon het werk geven? Of zeggen dat we met z’n allen verkeerd bezig zijn? Wachten tot ik het juiste profiel vind, nl. een gepensioneerde hobbytuinier? Of toch maar kiezen voor de wildernis?

Suggesties zijn welkom, maar ik weet al lang wat ik ga doen. En dat ga ik niet op Facebook zetten.

Marcel De Beukeleer,

12/05/2018

take down
the paywall
steun ons nu!