https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2020/07/09/hoofddoekenverbod-beschermt-de-hoofddoek/
Ik begin met een kritische vraag bij de titel waarmee hij zichzelf bedacht. “Medewerker bij de Vrijzinnige Dienst” van de Universiteit Antwerpen. Spreekt die man voor de georganiseerde vrijzinnigheid? Want zo lijkt het wel.
Het eerste wat mij opvalt in zijn stuk zijn z’n tussentitels. Die klinken als steunberen. Met heipalen in de grond geslagen. “Islamofobe dictatuur”. “Auto-discriminatie”. “Grondwaarden van de democratische rechtsstaat”. “Identitaire doos van Pandora”. Stevige funderingen voor een bouwwerk dat lang, misschien wel eeuwig, zal blijven staan. Dat moet ook wel. Dat bouwwerk is volgens sommigen universeel. Het stut de westerse samenleving. En die is superieur. Slembrouck lijkt hier wel te zeggen: dit zijn de grondwaarden, hij noemt ze “het abc van de liberale rechtsstaat”, die door niemand mogen in vraag gesteld worden. Precies omdat ze ieders vrijheid stutten. Maar als je wat aandachtiger kijkt, blijkt het een wankel construct. Het is allesbehalve universeel. En het rammelt langs alle kanten.
België wordt door Slembrouck omschreven als een land dat “zoekende is om de toegenomen levensbeschouwelijke diversiteit leefbaar en de identitaire polarisatie beheersbaar te houden”. Dus met de toegenomen levensbeschouwelijke diversiteit loert nu de onleefbaarheid om de hoek. Ik vind dat een heel merkwaardig uitgangspunt voor iemand die zich afficheert als spreker voor de vrijzinnigheid. Ik herinner mij een tijd, nog maar enkele decennia geleden, waar de vrijzinnigheid als geheel op diezelfde manier in de ban geslagen werd.
Vervolgens gaat hij vlotjes over naar “het neutraliteitsgebod”. Alsof dat ergens in een wet of grondwet ondubbelzinnig en onaantastbaar vastligt. Tenminste, dat suggereert Slembrouck. Alleen vraag ik me af waarom er dan, nu al jaren lang, zoveel discussie over ontstaat. Dat moet dan toch zijn omdat noch de formulering, noch de draagwijdte, noch de praktische toepassing van dat neutraliteitsgebod ondubbelzinnig vastliggen. Dus toch niet zo’n stevige steunbeer.
Maar het zal dan wel aan de moslima’s liggen. Die begrijpen maar niet dat juist daarin de ultieme waarborg voor hun levensbeschouwelijke vrijheid ligt. Zal ik dat hier even in mijn woorden vertalen ? Want tja, waar hebben we dat nog gehoord? Wij straffen je, we treden hard tegen je op, maar je moet begrijpen dat het voor je eigen bestwil is. Later zul je dat begrijpen, en zul je ons dankbaar zijn. Leg je daar nu maar bij neer.
En eens gelanceerd op dit elan (in mijn visie een heel paternalistisch, autoritair, betuttelend elan) stoomt hij door. “Wie niet bereid is dat te aanvaarden en altijd en overal de eigen levensbeschouwelijke overtuiging centraal plaatst, pleegt een vorm van auto-discriminatie en ontneemt zichzelf kansen”. Eerst en vooral, Slembrouck, lees wat er staat in het stuk waar u zich tegen afzet.
https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2020/07/07/tegen-het-hoofddoekenverbod/
En wat jij ervan maakt, dat schreef Samia Bachiri nu net niet.
“dit is mijn leven, mijn keuze en mijn geloofsovertuiging. Ik dwing niemand om dezelfde keuzes te maken noch overtuig ik iemand in mijn religie te geloven door het dragen van een hoofddoek. Zolang ik dat blijf doen verhinder ik op geen enkele manier de ontwikkeling van een kritisch standpunt omtrent religie van iemand anders.”
Kijk, hier vervalst Slembrouck Bachiri’s standpunt. Daarmee wordt de discussie onzindelijk.
En ook deze heipaal gaat met mokerslagen verder de grond in. “Dat klinkt hard maar voor een absolute naleving van de islam moet je bereid zijn een hoge prijs te betalen”. Je hebt dus altijd de vrijheid om uitgesloten te worden. Daar heb je dan wel zelf voor gekozen.
Maar we viseren de moslima’s niet hoor. Steevast komt nu, puur voor de vorm: “dat geldt overigens voor alle levensbeschouwingen”, wat echt nonsens is. Eén blik op de geschiedenis van hoe met levensbeschouwingen werd omgegaan in de voorbije decennia weerlegt dit argument genadeloos. Daar klopt echt geen letter, geen iota van. Maar het werkt altijd.
En daarmee komen we bij de hoofdschotel. De “grondwaarden van de democratische rechtsstaat”. Het neutraliteitsgebod (laten we dus van Slembrouck aannemen dat het ondubbelzinnig vastligt) “viseert alle overtuigingen die omwille van hun specifieke aard een schijn van partijdigheid creëren”. En deze fundering wordt dan gestut met tal van verwijzingen naar bronnen, vonnissen en standpunten uit Finland, Zwitserland of van bij ons. Als ik daar een voltijdse dagtaak van zou maken, vind ik zonder de minste moeite net zoveel materiaal om het tegenovergestelde standpunt neer te zetten. Cherry picking heet zoiets. Je ‘bewijst’ wat je maar wil. Het maakt de fundering in dit debat zeker niet steviger.
Want hoe moet iemand die binnen de democratische rechtsstaat al zijn of haar rechten wil uitoefenen er dan wel uit zien? Wanneer wekt zijn of haar verschijning geen “schijn van partijdigheid”, in de zin zoals bedoeld door Jurgen Slembrouck? Ik vind dan alleen een goede typering terug in de fictieve personages die ooit door een Nederlandse politicus zijn bedacht als rolmodel. Henk en Ingrid. Ongetwijfeld een politicus zonder een “schijn van partijdigheid”. Een politicus die, zonder met z’n ogen te knipperen, zal beweren garant te willen staan voor de grondwaarden van de democratische rechtsstaat. Zijn naam: Geert Wilders.
Het neutraliteitsgebod heeft geen wettelijke basis. Dus wanneer de overheid iets gaat verbieden waar geen wettelijke grondslag voor is, dient de overheid de rechtsstaat niet. Als illustratie denk ik terug aan de discussie van enkele zomers geleden (2015) over de burkini. Er bestaat geen enkele wettelijke verplichting op een strand om bloot te zijn. Niet bij ons, en niet in Frankrijk. De gemeentebesturen en gendarmes die toen optraden tegen vrouwen om ze te dwingen hun kledij uit te trekken hadden daarvoor geen enkele wettelijke basis. Ze gingen dus hun boekje te buiten, en zijn daar naderhand ook voor veroordeeld.
De moslims en moslima’s gaan zich terecht afvragen: Als we ons hieraan conformeren, wat gaat dan de volgende eis tot aanpassing zijn om een volwaardige plaats te mogen innemen?
Dat is niet alleen een vraag voor moslims en moslima’s. Het is de meest fundamentele vraag voor ieder van ons. Want ieder van ons met eigen gedachten of gedragingen is wel iemands andersdenkende, andersvoelende of andersdoende.
Tot slot. Ik krijg een heel griezelig gevoel bij de scherpte van de blik van Jurgen Slembrouck om anderen te beoordelen, en een kader te creëren om wie buiten dat kader valt te veroordelen. “Het abc van de liberale rechtsstaat” noemt hij dat. Als je ’t mij vraagt weinig liberaal, en niet op recht gefundeerd. Maar in een andere betekenis is het zeker heel rechts.
Die scherpe blik om anderen genadeloos te doorzien, beter dan zij zichzelf begrijpen, die vind ik alleen terug bij de kampcommandant, die bliksemsnel en zonder aarzeling de gevangenen bij hun aankomst in het kamp in twee groepen verdeelde. Wie meteen de dood in gejaagd werd, en wie nog, misschien even, als slaaf mocht blijven leven.
Als vrijdenker (als ik dan toch in een hokje moet passen) vind ik het griezelig om die scherpte te ontwaren bij iemand die spreekt in naam van de vrijzinnigheid, of de verlichting. Het zal dan toch eerder antiverlichting zijn. (met dank aan Ico Maly voor zijn analyse). Modieus, hedendaags, in lijn met de gevestigde nieuwrechtse mainstream, ongetwijfeld. Maar even griezelig.