Het kapitalisme met de vrije markt bracht ons na de oorlog veel technologische en maatschappelijke vooruitgang. Uit de naweeën van de oorlog werd ook de sociale zekerheid geboren. Vandaag dringt zich de vraag op of het recentere neoliberalisme, dat een uitwas is van het kapitalisme niet op zijn limieten botst.
Onmiddellijk na de oorlogsbrand van 40-45 slaagden de sociale bewegingen erin om de sociale zekerheid tot stand te brengen. Het dreigende communisme deed het bedrijfsleven overstag gaan om aan de werkende klasse veel toegevingen te doen. De achturendag, het vakantiegeld, de bijhorende vakantiedagen en tal van andere voorzieningen werden via de sociale zekerheid wettelijk ingebed en dit onder beheer van de sociale partners.
Bij de eerste olieschok in de jaren zeventig werd ons systeem onder druk gezet. De regering koos voor verschillende indexsprongen om onze concurrentiepositie te handhaven. De werkende klasse ging er collectief, tot op vandaag, op achteruit, dit omdat het bedrijfsleven de extra kost van de olie betaalde met de indexsprong. M.a.w. de werkers draaiden ervoor op opdat de winstmarges van de bedrijven zouden behouden blijven.
Eens Teacher en Reagen het neoliberalisme met een aanval op het syndicalisme hadden ingezet ging het van kwaad naar erger. De vakbonden werden aan banden gelegd, er waren nochtans problemen genoeg om actie rond te voeren.
Het kapitalistisch systeem werd omwille van zijn sociale scherpe kanten bijgevijld door christendemocratische en socialistische regeringen, dit onder druk van hun vakbonden.
Vandaag merken we dat de scherpe kantjes zo talrijk zijn dat ze niet meer bij te vijlen zijn.
Grote ondernemingen kopen kleinere op om nog groter te worden. Uiteindelijk zijn er vele sectoren waar nog maar een paar grote bedrijven over blijven en die kunnen dan prijsafspraken maken of mekaar niet te sterk beconcurreren.
Wanneer dit laatste gebeurt binnen maatschappelijk belangrijke sectoren wordt dit problematisch. Ik denk aan de grootbanken, de energieleveranciers en voedselproducenten. Deze giganten bepalen de prijs en de werkende klasse kan er alleen maar naar kijken.
Om de winsten zo hoog mogelijk te maken worden de lonen en de sociale bijdragen onder druk gezet, alles ter ere van het grootkapitaal. Ook de productiviteitsstijgingen zijn ongezien dit met massale ziekteuitval tot gevolg.
Regeringen die het kapitaal ter wille zijn laten alternatieve verloningen toe, die niks of weinig bijdragen tot de sociale zekerheid. Maaltijd- en ecocheques , bedrijfswagen, flexiejobs, pensioensparen omdat het eerste pijler pensioen onvoldoende is , de lijst is angstaanjagend lang. Daarenboven werd een deel van het loon door een vermindering van sociale bijdragen door de regering Michel gestolen.
Vandaag is het zover dat inkomsten uit verloning binnen het BBP relatief dalen t.o.v. inkomsten uit kapitaal. D.w.z. dat de ongelijkheid toeneemt.
Het wordt stilaan tijd om de knop om te draaien en het ongebreidelde kapitalisme een halt toe te roepen.
Op 9 juni krijgen we de kans om te kiezen voor partijen die een ander maatschappijmodel voorstaan. Een maatschappij waar men werkt om te leven en niet één waar men leeft om te werken. Een maatschappij waar iedereen ongeacht afkomst ,huidskleur,gaaardheid, cultuur, filosofische overtuiging of godsdienst dezelfde kansen krijgt .Een samenleving die het klimaat niet overlaat aan en systeem dat roofbouw pleegt op de rijkdommen van de planeet