Netwerk Vlaanderen en Greenpeace voeren actie tegen kolencentrales. Deze stellingname is thans niet verantwoord als men tenminste de energievoorziening in haar geheel beschouwt. Verzet nu, in België, tegen het gebruik van thermische centrales op steenkool, betekent kiezen voor kernenergie.
Ik acht het noodzakelijk dit punt ter discussie te stellen. Hierna volgt een meer gedetailleerde argumentatie.
A. De energievoorziening in haar geheel beschouwen.
Het zal u bekend zijn dat, als men niet het geheel van een probleem bekijkt, men dan tot verkeerde besluiten kan komen. Bekijkt men enkel de uitstoot van een kolencentrale op zich, dan is dat inderdaad onaanvaardbaar.
Men moet nochtans de uitstoot van de kolencentrale stellen t.o.v. de uitstoot van een schouw op ieder huis, appartementsgebouw, kantoorgebouw, openbaar gebouw enz… Ieder met een eigen installatie op fossiele brandstof.
De verwarming is inderdaad algemeen zo georganiseerd dat iedere woning, ieder gebouw, zijn eigen verwarmingsinstallatie heeft. Ieder gebouw zijn eigen ketel en zijn eigen schouw, zijn eigen CO2 uitstoot. De brandstof is daarbij, algemeen gesproken, aardgas of stookolie. Het voorgaande is de meest voorkomende vorm van verwarming. Zoals verder blijkt is het rechtstreeks omzetten van deze brandstoffen in warmte op lage temperatuur een verspilling, zelfs met een ketel van hoog rendement.
Los van deze “individuele” verwarmingsinstallaties gaat men in grote centrales enkel elektriciteit produceren. Daarbij worden enorme hoeveelheden warmte op lage temperatuur afgevoerd in het milieu.(1)
Het alternatief is namelijk stadsverwarming, gevoed door kleinere centrales, dicht bij de woonkernen. Het gaat dan om warmte-krachtkoppeling; elektriciteitscentrales waarbij de afvalwarmte gebruikt wordt voor ruimteverwarming en tapwater (warm water voor bad en keuken).
Zulke centrale kan eventueel op steenkool werken. Dit is o.a. het geval met de Amercentrale te Geertruidenberg in Nederland, die Tilburg en Breda van stadsverwarming voorziet (Deze centrale is nochtans geen tegendrukcentrale).
Ik stel dus de afzonderlijke productie van elektriciteit en van ruimteverwarming tegenover de gecombineerde productie van beiden. Zoals ge uw auto verwarmt met de afvalwarmte van de drijfkracht.
Het globaal resultaat, zelfs met een kolencentrale, is een belangrijke vermindering van de uitstoot van broeikasgassen.
Nu is de aanleg van stadsverwarming slechts verantwoord daar waar de woondichtheid en de aanwezigheid van openbare gebouwen voldoende groot is. Waar deze voorwaarde niet voldaan is, is het gebruik van een condensatie-ketel nuttig (2). Nochtans is een ruimtelijke ordening met individuele villa’s, ieder met een uitgestrekte tuin, ook om andere redenen niet verantwoord.
De elektriciteitsproductie van een kolencentrale en van een thermische centrale in het algemeen, kan voortdurend aangepast worden aan het verbruik. Dat is belangrijk om de milieu-schade te beperken, maar ook nodig gezien de veranderlijke productie van windturbines.
B. Kiezen voor kernenergie.
Verzet nu, in België, tegen het gebruik van thermische centrales op steenkool, betekent kiezen voor kernenergie.
Om dit duidelijk te maken volstaat een vergelijking van het vermogen van enkele centrales in België:
Kerncentrale van Doel: 2800 MW (Tihange vergelijkbaar). Kolencentrale van Ruien: 800 MW. Gascentrale van Drogenbos (STEG): 460 MW.
Het vermogen van de kerncentrales is dus vele malen groter dan dat van de beschikbare thermische centrales.
Daar tegenover moet men ook het vermogen stellen van 30 MW voor de 6 grote windturbines van de Thorntonbank , met in de toekomst 300 MW met 60 een heden. Dit is dus eveneens een zeer klein vermogen.
Om de kerncentrales te kunnen sluiten moet men vooreerst duidelijk stellen wat de werkelijk verantwoordde toepassingen zijn van elektriciteit. De zeer grote verspilling van elektrische energie in de industrie, de kleine ondernemingen en de huishoudens moet gestopt worden (3). Een aantal frappante voorbeelden zijn de pompcentrale van Coo en het gebruik van airco (wat in wezen elektrische verwarming is). Het gaat dus over wat anders dan het gebruik van spaarlampen (4).
Maar zelfs onder die voorwaarden is het zeer moeilijk de verantwoordde behoeften aan elektrische energie te voorzien met andere middelen. Dit blijkt uit de bovenstaande waarden. Ruien, de grootste thermische centrale, heeft slechts een vermogen van 800 MW. Doel en Tihange samen 5800 MW.
Door de veranderlijke windsterkte komt de productie van de windturbines overeen met hun vol vermogen gedurende 40% van de tijd. Met een volledig park van 60 windturbines betekent dit slechts 120 MW (300 MW ´ 0,4).
Opdat deze en andere hernieuwbare energieproductie zich verder zou kunnen ontwikkelen en de sluiting van de kerncentrales zou mogelijk zijn, moet men op dit ogenblik verder werken met thermische centrales op fossiele brandstoffen. In een later stadium kan men dan ook de kolencentrales sluiten.
Als men vandaag de productie van een kolencentrale stillegt, dan stopt ook de uitstoot van schadelijke stoffen. Bij een kerncentrale vormt de afval een belasting voor komende generaties.
Samenvattend kan men besluiten dat de acties er vooral op gericht moeten zijn om energie doelmatig te gebruiken en grote verspillingen te stoppen.
De bouw van nieuwe kolencentrales is slechts verantwoord als tegelijk de kernenergie wordt afgebouwd en men afziet van de gevaarlijke verlenging boven de levensduur van 40 jaar van de kerncentrales.
Ook voor warmte-krachtkoppeling in kleinere centrales die een net van stadsverwarming voeden, is kolen als brandstof aanvaardbaar.
Men mag het huidige probleem van de klimaatopwarming door broeikasgassen niet naar de komende generaties verschuiven door ze op te zadelen met kernafval.
(1) “Overproductie”, Ir J.Vroman, www.indymedia.be/en/node/31924
(2) Bij de definitie zelf van de warmte-inhoud van een brandstof, houdt men geen rekening met de condensatiewarmte van de waterdamp in de rookgassen. Daardoor kan men tot een rendement komen groter dan 100%. In wezen wordt deze warmte natuurlijk ook geleverd door de brandstof.
(3) “Een onsamenhangend energiebeleid”, Ir J.Vroman, VMT Vlaams Marxistisch Tijdschrift, jaargang 43 Nr. 4, blz 32-35.
(4) “Licht in de duisternis”, Ir J.Vroman, Humo Nr. 3357, 4 jan 2005, blz 146.