De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Lieven De Cauter (foto Bart De Waele)
Boekrecensie - Niels De Vos

Filosofische spleten

Niels De Vos las Het Boek der Openingen, een speels nihilistisch boek van Lieven De Cauter.

vrijdag 1 maart 2024 11:12
Spread the love

 

Stel je, om er maar meteen een gedrochtelijk woord tegenaan te gooien, een voorgeboortelijk denken voor, een prematuur denken, een embryonale filosofie: ontwaken in de baarmoeder van de wijsbegeerte, om vanaf daar – blindelings de gladde wanden aftastend, onbeholpen de ongeoefende, wankele benen strekkend – het verhelderende lichtschijnsel te midden van de omzwachtelende duisternis tegemoet te treden, iets zoals de flitsende aha van de openbaring te midden van een kleverige, verdovende nietsvermoedendheid.

Dit premature denken (laat het ons daar maar bij houden) ontsluit de verrassing, werpt ons in het spreekwoordelijke diepe, de koud-warme transgressies, de vrije ruimten tussen de vertrouwde conceptuele modellen – maar bovenal, zo laat cultuurfilosoof Lieven De Cauter in Het boek der openingen met zacht meesterschap gevoelen, voert het terug naar de eeuwige, vereeuwigende verwondering. Het premature denken is in die zin een positief gebeuren (haast in Nietzscheaanse, dat wil zeggen bevestigende zin) – het wijst een denken aan dat nog niet is verstard (in denkgewoonten, systemen, tradities, stokpaardjes, enzovoort), maar juist aandoenlijk tuimelt in en over zijn eigen onbevangen onbespraaktheid (die in het geval van een doorwinterde literator als Lieven De Cauter uiteraard gestalte krijgt als een hoogst ontwikkelde welsprekendheid). Het is een denken dat wil beantwoorden aan de wereld, dat elke vraagstelling een goedmoedig ‘ja’ wil toewerpen, een vroegrijp denken dat vroegtijdig wil uitbreken, zonder schema of (denk)systeem of zelfs maar een vooropgezet tekstkader om in plaats te nemen (in die zin spreken we misschien beter van een prematuur schrijven).

Het boek der openingen (dat bijna geheel en al berust op dit premature, ongebonden denken en schrijven) gaat, hoe kan het anders, over openingen – op de wereld, op de tijdsgeest, op het mens-zijn – en soms, ja, soms zijn die open(bar)ingen ook spleten (volgens De Cauter zelf had dit werk evengoed Het boek der spleten kunnen heten; veelzeggend is het motto van Lao-Tse dat het boek voorafgaat: ‘Alleen het niets wringt zich tussen wat geen spleten heeft.’). Dit ‘open boek’ bestaat uit fragmentarische aantekeningen, losse notities, dagboekgeschriften, embryonale geschriften, de kiemen van wat later zijn omvangrijke (gezaghebbende) werken zouden worden (De dwerg in de schaakautomaat, Archeologie van de kick, Capsular Civilization, Entropic empire, Ending the Anthropocene, Metamoderniteit voor beginners), die, met de vage droom van een losse gedachten bevattend (of omvattend) ‘boek der openingen’, zonder echte moderatie zijn neergepend in een tijdsbestek van meer dan drie decennia. De verzameling van die geschriften is in de hier samengebrachte vorm evenwel duidelijk geënt op een glasheldere structuur die niet alleen de liefde van de auteur voor de triptiek verraadt, maar zich evengoed als een emblematische gestalte van zijn oeuvre opdient, en als het ware terugkeert naar de kern van de filosofie, zijnde de eeuwige (kinderlijke) vraagstukken: wat is het ware? Wat is het goede? En: wat is het schone? Of zoals De Cauter het op de eerste bladzijde als ‘synopsis’ – en als filosofisch program, als intellectuele beginselverklaring, zouden we daaraan kunnen toevoegen – presenteert, telkens met een bijpassend antwoord dat als een neerslaande paradox het slot van het vraagstuk openbreekt:

I
[over het ware]
Alleen de overdrijving is waar.

II
[over het goede]
Men kan de wereld niet verbeteren zonder hem af te schaffen.
‘De wereld verbeteren’ betekent: zijn afschaffing tegengaan.

III
[over het schone]
De hele kunst bestaat erin zichzelf bij de haren uit het moeras van de middelmatigheid te sleuren.

Van daaruit, vanuit die klassieke constellatie, de hybris van de westerse filosofie zo je wilt, hetzelfde drieluik waarop heel wat reputaties zijn gebouwd (maar ook, vermoedelijk, vele haren in wanhoop uitgetrokken), vertrekt dit grote kleine boekje dat slechts iets meer dan honderdzestig bladzijden telt en dat vooral een vragende, zoekende, aldoor (af)tastende en daardoor eeuwig jonge filosoof aan het woord laat – een hooggeleerde amateur (in de zin van: liefhebber, generalist, flaneur) die zich, verwonderd over zijn eigen verwondering, afwendt van de geijkte (academische) route van het wijsbegerige schrift en zijn blik overal tegelijkertijd wil richten, zonder onderscheid tussen groot of klein, gewichtig of licht(hartig), bijdetijds of juist oneigentijds (unzeitgemäß) en die daardoor verrassend genoeg (of net niet) al voortijdig de hedendaagse urgenties op het spoor is: de ecologische crisis, transcendentaal kapitalisme, permanente catastrofe, capsulaire beschaving, noem maar op. Of De Cauter zelf:

Ik voorspel de komst van een neochaotische cultuur. Berichten uit het ongerijmde, bewijzen van de voort durende furie van de moderniteit, voorbij de postmoderniteit: transmoderniteit, metamoderniteit. De opkomst van de capsulaire beschaving, de permanente catastrofe en de Nieuwe Wereldwanorde als Entropisch Imperium. (2001)

Chaos in de eigenlijke (mathematische en natuurkundige) zin verwijst niet zozeer naar wanorde (want dat heeft veeleer verband met entropie) maar naar onvoorspelbaarheid. De filosoof De Cauter heeft dit begrepen, de schrijver De Cauter heeft dit, diezelfde onvoorspelbaarheid als kenmerkende verschijningsvorm van de late moderniteit, hier haast als een esthetisch program ingezet. Maar meer nog dan een verrassend wentelen en kantelen van de onderwerpen (waarvan de richting inderdaad niet kan worden aangenomen) laat zich in eerste instantie een openhartige, frivole, filosofisch-dichterlijke snelheid van schrijven gevoelen. De auteur is, zo lijkt het wel, niet alleen de lezer maar ook bij momenten zichzelf altijd een stap voor. (‘Mensen met geheugenverlies, zoals ik, moeten sneller denken dan hun eigen herhalingen,’ aldus De Cauter zelf). Door een speelveld te betreden dat niet wordt begrensd door formele (vorm)vereisten, geeft hij gestalte aan een boek dat niet is opgevat als een welomlijnd, op een markt(behoefte) aangesloten ding, aan iets zeldzaams kortom dat als zodanig mag worden gecelebreerd.

Een hoogst persoonlijk werk, zo mag Het boek der openingen daarom ook worden genoemd, met hier en daar oprecht ontroerende ontboezemingen, in De Cauters intussen, sinds de De Oorsprongen en Van de Grote Woorden en de kleine dingen geheel eigengemaakte spreektalige, lapidaire stijl. Een stijl ook die een heldere eenvoud niet schuwt om sommige, door zware begrippen verduisterde denkbeelden op te klaren (nogmaals: zonder zich daarmee in het anti-intellectualistische korset van de publiceerbaarheid te hijsen).

Het boek der openingen is eveneens, zoals gezegd, een embryonaal boek: het werk dat alle andere werken bevat, in de kiem althans, dat wil zeggen: het bevat de oerideeën, de eerste intuïties, de ongeordende overpeinzingen en reflecties over de verschijnselen van de (meta)moderniteit, waaromheen later het hele oeuvre zou worden opgebouwd – het bevat met andere woorden alle teksten en boeken die Lieven De Cauter al had geschreven en die hij nog zou schrijven, het is zijn intellectuele schatkist, zijn filosofische dagboek, de cerebrale en tegelijk sentimentele getuigenis van een denker die de ruimten van de twintigste eeuw heeft zien overlopen in de ruimten van de eenentwintigste eeuw, en daar, met Brussel als vaste uitvalsbasis (niet de minst slechte plek om de historiciteit van de wereld te overdenken), een onweerstaanbaar en bij tijden briljant filosofisch-literair commentaar op heeft geleverd.

Over wat wordt geschreven of gedacht? Geen exhaustieve opsomming, maar een kleine greep uit het geheel: de bijna-gemeenplaats, de verzameling van alle verzamelingen, rococo van de metropool, de wetten der sociodynamica, filosofische ironie, Zeitgeist, maar evengoed: over gerechtigheid, trouw, tranen (meer specifiek: wenen), mystiek en rebellie en wat De Cauter ‘de pantheïstische Eros’ noemt (een gloedvolle evocatie van een volmaakt bevrijd liefdesspel). Met, te midden van dat alles, terloops verrukkelijke aforismen en filosofische impressies, zoals: ‘Theologie en pornografie zijn en blijven twee prachtige, of althans krachtige termen voor de uiterste polen van het denken.’ Of: ‘Eenvoudige waarheden plooien zich, vroeg of laat, open in dubbelzinnigheden, in complexiteit, in het vuurwerk van de dialectiek, en lopen uiteindelijk stuk op hun onderliggende paradox. Zoals ook omgekeerd complexe gedachten zich, vroeg of laat, samenplooien tot eenvoudige waarheden. Dat is de basisbeweging. De hartslag van alle denken.’ Of ook nog: ‘De losbandigheid is niet het tegendeel maar de ware steunbeer van de huwelijkstrouw. Daar ben ik heilig van overtuigd. Helaas ben ik de enige. Hier in huis toch.’

De Cauter levert zo een speels nihilistisch boek af dat, zoals het een goed nihilisme betaamt, geen specifieke lezer op het oog heeft maar voor allen en voor niemand is geschreven – over (zo laat zich raden) veel slapeloze nachten, vroege ochtenden en zich langzaam uitstrekkende, in uitgestorven cafés doorgebrachte namiddagen heen. Het droomboek van een beginnende denker en jonge dichter, later auteur van lovenswaardige filosofische werken, nog later welgekende professor die zijn emeritaat tegemoet kijkt. Maar veeleer dan tektonische verschuivingen en harde breuklijnen openbaart zich in dit merkwaardige, bijna een halve eeuw omvattende werkje juist een continuïteit van denken en schrijven, een continuïteit ook van persoonlijkheid, een continuïteit die op zichzelf verwonderlijk en meeslepend is, want niet vlak en rechtlijnig maar van meet af aan hobbelig, bochtig, uitwijkend, omcirkelend, opstijgend, neerdalend en eindeloos (en met eindeloos plezier) over zichzelf en het andere heen schuivend en glijdend.

Het boek der openingen is in die zin (niet geheel toevallig) ook en misschien vooral een erotisch boek – niet alleen in de strikte (zinnelijke) zin maar ook in een bredere verbindende, overschrijdende en onstuimige zin: een opwindende poging om door de openingen te gaan, om zich in of uit de spleten te wringen, om niet binnen dezelfde gesloten en vereenzelvigende ruimten te blijven tollen, maar vanaf de opening (dat wil zeggen: vanaf dat wat binnen en buiten zowel van elkaar scheidt als ontsluit) het denken als een grillige, onbetrouwbare en grenzeloze baan naar iets anders zijn aanvang te laten nemen.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!