Op de ochtend van Eid al-Fitr – een dag van snoep, gelach en familie – zat de tienjarige Razan Haniyeh in een auto in Gaza, met op haar schoot een met goudpapier ingepakt cadeautje voor haar neefjes en nichtjes. Haar vader neuriede achter het stuur. Haar ooms maakten grapjes op de achterbank.
Even later was niemand van hen nog in leven. Een Israëlische luchtaanval trof hun voertuig. Razan, haar vader, haar ooms en vier kinderen kwamen om. De Israëlische autoriteiten noemden de aanval een succes vanwege vermeende Hamas-connecties. Maar Razan was geen vechter. Ze was een kind dat geloofde in de magie van Eid.
Haar dood – en die van duizenden andere burgers – roept een ongemakkelijke vraag op: hoe zijn we hier terechtgekomen? En wat zegt dit over de oorsprong van Hamas?
Israëlische rol in de opkomst van Hamas
Hamas ontstond niet uit het niets. Het groeide in de schaduw van bezetting, ongelijkheid en geweld. Israël speelde daarin een directe rol. In de jaren ‘70 en ‘80 steunde Israël islamistische groeperingen, waaronder de organisatie van sjeik Ahmed Yassin – later Hamas – om de seculiere Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) te ondermijnen. Voormalig militair gouverneur Yitzhak Segev gaf toe dat Israël deze groepen zelfs financieel steunde.
Recenter nog, vanaf 2018, keurde de Israëlische regering onder Netanyahu maandelijkse miljoenenbetalingen van Qatar aan Hamas goed. De strategie: Hamas versterken om zo de Palestijnse Autoriteit te verzwakken en een verenigd Palestijns front – en dus een tweestatenoplossing – onmogelijk te maken.
De cyclus van geweld
Toch is Hamas niet alleen het product van geopolitiek. De groep dankt haar aantrekkingskracht ook aan het dagelijkse leven onder militaire bezetting. Massale arrestaties, huisvernietigingen, marteling, en de willekeurige detentie van volwassenen én kinderen laten diepe sporen na.
Neem Yahya Sinwar, Hamas-leider, die 22 jaar gevangen zat, veelal in eenzame opsluiting. Zijn radicalisering vond niet plaats op straat, maar binnen Israëlische gevangenismuren. In maart 2025 zaten 323 Palestijnse kinderen in Israëlische detentie, velen zonder aanklacht. De jongste, 14, zat in administratieve hechtenis. Anderen, zoals de zevenjarige Bahaa H., werden geslagen en gearresteerd op weg naar de supermarkt.
Deze incidenten zijn geen uitzondering. Ze passen in een goed gedocumenteerde cyclus van geweld: onderdrukking leidt tot verzet, wat weer wordt beantwoord met meer repressie. In deze vicieuze cirkel raakt het conflict steeds verder van een oplossing verwijderd.
Fascistische echo’s
Verontrustend is dat de wortels van deze repressie elementen van Europees fascisme dragen. Zionistische facties kopieerden in de jaren ‘30 en ‘40 openlijk fascistische esthetiek en hiërarchische militante structuren – geïnspireerd door dezelfde regimes die Joden vervolgden. Die traumatische erfenis is nooit verwerkt, maar opnieuw vormgegeven in een systeem van overheersing, waarbij collectieve bestraffing, administratieve detentie en ontmenselijking zijn genormaliseerd.
Het resultaat is dat groepen als Hamas niet alleen voortkomen uit ideologie, maar uit een ervaring van structurele vernedering. Geweld wordt – hoe tragisch ook – een uitdrukking van waardigheid in een context waar vreedzaam verzet vaak zinloos lijkt.
De verkeerde vraag
“En Hamas dan?” is de vraag die steevast opduikt wanneer het lijden van Palestijnse burgers aandacht krijgt. Het is een vraag die suggereert dat Palestijns lijden pas relevant is als er genoeg afstand wordt genomen van hun eigen verzet. Maar wie vrede wil, moet voorbij dat reflexmatige afwijzen durven kijken.
Want zolang kinderen als Razan sterven onder het mom van “veiligheid”, en zolang Israël Hamas blijft gebruiken als politiek instrument, zal er meer Hamas zijn. Geen enkele militaire macht kan duurzame vrede brengen als de diepere oorzaak – bezetting, ongelijkheid en systemisch onrecht – niet wordt aangepakt.