In de Non-Profitsector is voor 55+ de 32urenweek van toepassing, voor de 50+ de 34uren-
en voor de de 45+
in de 36urenweek. De Non-Profit sector telt 677.788 werknemers en is
daarmee de grootste sector van het land.
De
uitstroom bij 55-59 jarigen in de Non-Profit gemeten op 5 jr, is 2,6x
lager dan in alle andere sectoren samen, gemeten op 1 jr is de uitstroom
zelfs 2,9x lager en bij 60+ nog 20% lager. Ook wordt de uitstroom berekend
in alle belangrijkste sectoren, ook de ambtenaren en dit op 5 jaar, en
voor elk van de voorbije 2 jaar, alles samengebracht in een
overzichtelijke tabel. Ook de evolutie van de tewerkstelling en het
aantal 50+, 55+ en 60+ voor elke deelsector.
Tabel: Eindeloopbaan
in de Non-Profit en alle andere sectoren
1.
Waarom wordt hét voorbeeld van ‘werkbaar werk’ door iedereen verzwegen?
Waarom is er een absoluut verbod om te
berichten over de eindeloopbaanregeling van de Non-Profit?
Waarom maakt Chris Denys daar eens geen reportage over, we hebben hem het
materiaal bezorgd.
Waarom verkiest Ferre Wijckmans er in z’n interview in De Morgen van
26/06/2015 over te zwijgen, terwijl
de regeling toch onder zijn bevoegdheid door Walter Cornelis is tot stand
gekomen?
Waarom neemt ex-minister en huidig professor Frank Vandenbroucke, de medebedenker
samen met met Walter Cornelis er afstand van? Is het zoals Nand Peeters
die nooit een patent
nam op zijn ‘ pil’ omdat het de lustbeleving van vrouwen zonder risico op
zwangerschap optimaliseerde. Vandenbroucke wou de eindeloopbaanregeling
reserveren voor voltijdse verpleegkundigen. Toen ook de deeltijdsen
gerechtigd werden en alle andere personeelsgroepen heeft hij z’n kind
gedumpt.
De enige sector waar ‘werkbaar’ werk in de eindeloopbaan is gerealiseerd is de Non-Profit
nl. Gezondheidszorg, Welzijn en Cultuur. 677.788 werknemers weten
goed wat ze verworven hebben,
en elk jaar
genieten er meer en meer werknemers van werkbaar werk. Maar niemand mag
het weten.
2. Werkbaar werk door vermindering van arbeidstijd met behoud van wedde
en meer jongeren aan het werk door minder werken van ouderen. Wie doet
beter?
Wat leert de ervaring van
de Non-Profit: dat enkel het verminderen van de tijd dat men onderhevig is
aan de werkdruk mensen er toe brengt langer te werken. Dus, in de huidige
omstandigheden geen 30 uren werkweek voor iedereen maar (voor de
Non-Profit bijkomend) 2 uur minder werk voor iedereen vanaf 58 jaar, 2 uur
minder op 60 jaar en 2 uur minder op 62 jaar en dit langs bijkomende
verlofdagen. Het recht op deze dagen wordt maar ontwikkeld nadat
effectief is verder gewerkt én wanneer met de betoelaging voor de
vervanging van deze dagen
jongere werknemers worden in dienst genomen.
3. Budgettair neutraal, geen truc van de foor
Deze operatie werkzaam werk in de eindeloopbaan is budgettair neutraal,
wablieft, ze is een win, win, win, win-situatie voor de werknemer, de
werkgever, de overheid en de jongere tewerkgestelde. De budgettaire
neutraliteit is berekend en bestaat in de betoelaging door de overheid
van deze bijkomende verlofdagen, en de inkomsten die verworven worden
uit:
– de werkgevers- en werknemersbijdrage voor de voltijds betaalde werknemer
die in dienst blijft
— de werkgevers- en werknemersbijdrage van de jongeren die in vervanging
komen van het volume toegekende verlofdagen
– de minder uitgaven aan de werknemers die anders in SWT zouden gaan
– de minder uitgaven aan de nieuw in dienst genomen werknemers want de
werkloosheid/bestaanszekerheid valt weg
– de meerinkomsten langs de belastingen die door de overheid geïncasseerd
worden
– het verhogen van de koopkracht en overeenkomstige uitgaven met bijkomende
inkomsten langs BTW
– de versterking van de economie door een hoger productievolume.
– langs de uitgavenzijde dient opgemerkt dat de nieuw aangeworven jongere
werknemer de beginwedde zal verdienen hetgeen voor alle partijen de kosten
zal drukken.
De besparing en nieuwe inkomsten die dit oplevert door voor 1
werknemer bijkomende verlofdagen toe te kennen geeft een budget dat
toelaat om voor 3 werknemers deze bijkomende uitgaven te financieren. Dat
is geen truc van de foor maar een berekende budgettaire kost die elkeen
die enige kennis van zaken heeft kan maken. Npdata staat ter beschikking
van vakbonden, werknemers, de politieke partijen met inbegrip van radicaal
links en/of de PVDA om met hen deze oefening te doen.
4. De fijnchirurgie van de realisatie van werkbaar werk
Alle hier verwerkte
gegevens zijn geplukt uit tabel zoals verschenen in
BuG 271. Het vraagt
echter enig werk om de hier verwerkte gegevens uit de tabel te extraheren, vandaar dat
we iedereen deze inspanningen willen besparen. Wie evenwel concretere of
meer gedetailleerde info wil over niet behandelde sectoren, kan er zelf dus
naar teruggrijpen, of een vraag stellen aan npdata.
Jamaar, hoe kan je die conclusies trekken, hoe kan je sectoren
vergelijken, kan je niet gelijk wat uit je duim zuigen. en waarom spreekt
niemand erover, bestaat het dan wel echt, of begrijpt men goed wat de
impact is en de kracht van de Non-Profit eindeloopbaan regeling, en is
het daarom dat men er als de dood voor is, dat anderen het leren kennen,
het snappen en er voor ijveren. Dat zou dan niet alleen dubbel of
driedubbel erg zijn, maar ook misleidend en misdadig.
Of is de Non-Profit eindeloopbaanregeling niet alleen werkbaar werk, maar
ook weerbaar werk en vooral een weerbare gedachte, die kost wat kost
onder de mat dient geveegd, door elkeen aan en achter de tafels,
vakbonden en media inbegrepen. Ook de werkgevers van de Non-Profit zouden
er nochtans hun voordeel aan (kunnen) doen, maar ook zij zwijgen als
vermoord, evenals de huidige beleids- en woordvoerders van LBC-NVK en de
Non-Profit. De militanten en werknemers weten nochtans beter.
Misschien denken ze dat als we niet over spreken, het ook niet kan
aangevallen worden, zwijgen is nochtans de zwakste verdediging.
De huidige
‘tafels’ rond werkbaar werk lijken op schijngevechten, luchtgitaar wedstrijden, blind voor de werkelijkheid.
Intussen krijgen zogezegde HR specialisten alle spreekruimte om het
nietszeggend amalgaam en begrippenarsenaal op de thematiek los te laten.
Wanneer in 2000 Minister Vandenbroucke
en Walter Cornelis een revolutionaire idee overeen kwamen die de gehele
Non-Profit sector een perspectief op langer werken zou geven en als eersten werkbaar werk in de
eigen loopbaan zouden realiseren voor meer dan 650.000 werknemers, dan
konden zij niet voorzien dat in 2015 iedereen er als vermoord over zou
zwijgen.
De eindeloopbaanregeling in de Non-Profitsectoren, dwz gezondheidszorg,
welzijnszorg en cultuur bestaat uit het toekennen van bijkomende
verlofdagen: 12 dagen op 45 jaar, die 24 dagen op 50 jaar en 36 dagen op
36 jaar. Het gaat dan om dagen van 8h per dag zodat in feite in de
Non-Profitsectoren men werkt in de 36 uren week vanaf 45 jaar, in de 34
urenweek vanaf 50 jaar en in de 32-urenweek vanaf 55 jaar, en dit
met behoud van de wedde op voltijdse basis. Tevens krijgen de deeltijds
werkenden een gelijkaardig voordeel in verhouding tot de jobtime. Een
halftijdse 55 jarige levert z’n halftijdse prestatie door 16h per week te
werken. Dat is geen mooie droom maar een realiteit voor de 650.000
werknemers in de non-Profitsectoren.
5.
De kenmerken van hun gerealiseerd eindeloopbaan werkbaar werk idee zijn
dus 6-voudig:
1. De Eindeloopbaandagen zijn niet gebonden aan anciënniteit maar worden
toegekend op basis van leeftijd. Als een huisvrouw of iemand met een
carrière buiten de Non-Profit op latere leeftijd als logistiek assistent
aan de slag kan in een bejaardenhome dan zal zij een volledig recht op de
eindeloopbaan regeling kunnen doen gelden.
2. De werknemers dienen hun eindeloopbaan dagen niet te ‘sparen’ want
dat zou er op neerkomen dat iemand zich in z’n loopbaan iets moet
ontzeggen om het later terug te krijgen. Dan is het een operatie 0
waar op loopbaanvlak geen voordeel uit voortkomt.
3. Iemand moet ook geen bestaande verworvenheid, bv eindejaarspremie
omzetten in een voordeel, of andere voordelen zoals extra legale voordelen
omzetten in verloftijd, want ook dat is een operatie 0 die op loopbaanvlak
geen voordeel oplevert.
4. Het is een illusie te denken dat iemand langer zal werken als zijn
wedde zal verminderen om zogezegde reden van lagere productiviteit, van al
of niet verminderde behoefte aan inkomen enz. De Non-Profitsectoren zijn
een sector waar het barema of de carrière is opgebouwd met tweejaarlijkse
weddeverhogingen van gemiddeld 2,5% per jaar, dus 5% op 2 jaar en dit
gedurende gemiddeld 24 tot 28 jaar anciënniteit. Idealiter dienen deze
tweejaarlijkse weddeverhogingen doorgetrokken zolang iemand aan het werk
is.
5. Door het doorschuiven van het brugpensioen/SWT en de pensioenleeftijd
ligt het voor de hand dat ook de toekenning van bijkomende verlofdagen
dient uitgebouwd, nl 12 bijkomende verlofdagen vanaf 58 jaar. Deze kunnen
toegekend worden aan alle werknemers. Vanaf 60 jaar kunnen er 12 bijkomende
en vanaf 62 nog eens 12 dagen toegekend; Het verwonderlijke is dat door
het aan het werk blijven van alsmaar meer mensen, omwille van het
werkbare werk, de financiering automatisch zal zijn en budgettair
neutraal is.
6. De enige manier om werkbaar werk te realiseren is de periode waaronder
men aan de werkdruk onderhevig is te verlagen, zonder impact op het
inkomen. Dat hadden Vandenbroucke en Cornelis in 2000 al goed gezien en
hierover historische akkoorden gesloten die ook in de Vlaamse gemeenschap
werden overgenomen en van toepassing gesteld.
Alleen is er blijkbaar tussen politiek, werkgevers, werknemers,
vakbonden en het personeel de afspraak om hierover te zwijgen en het enige
dat perspectief kan geven aan alle werknemers onder de mat te vegen.
Allicht omdat het over een historische en in feite revolutionaire regeling
gaat. Maar niet geklaagd, de werknemers van de Non-Profitsector weten goed
welk een juweeltje ze in handen hebben, en zullen het door niemand laten
afnemen. Want dat lijkt wel de uiteindelijke bedoeling van dit macabere
zwijgen.
6. Non-profit kent 3x
minder uitstroom dan de andere sectoren
Hoe kan je dat meten? De gemiddelde uitstapleeftijd als werknemer in
België is 59 jaar. Dat wil zeggen dat de helft vroeger uitstapt en de
ander helft later dan 59 jaar. Hoe ouder werknemers worden hoe moeilijker
het is hen aan het werk te houden. De winst voor langer werken dient dus
vooral geboekt voor 59 jaar, dwz bij de helft die voor de leeftijd van 59
jaar de arbeidsmarkt verlaat. Ook vanaf 60 is de meting van belang,
al is het maar bv om te kijken of een verminderde uitstroom voor 60 niet
leidt tot een verhoogde uistroom na 60 in vergelijking met andere
sectoren.
Deze meting kan op verschillende wijzen gebeuren:
1. Op een termijn van 5 jaar kan gekeken worden hoeveel werknemers van
50-54 jaar in 2009 nog aanwezig zijn als 55-59 jarigen op 31/12/2014. Dat
is de belangrijkste maatstaf, gezien ook de Non-Profit eindeloopbaan daar
z’n grootste impact heeft, dwz werknemers die hetzij tussen 50 en 54 jaar
zijnde 24 bijkomende verlofdagen kennen en de 55-59 jarigen die al vijf
jaar 36 bijkomende verlofdagen genieten. Ook kan de gehele groep 50+ in
ogenschouw genomen, dwz hoeveel van de 50-59 jarigen in 2009 vinden we
terug als 55-64 jarigen in 2014.
2. Op de termijn van 1 jaar kan nagegaan hoeveel 50-54 jarigen in 2013 nog
terug te vinden zijn als 52-55 jarigen in 2014. Een zelfde oefening kan
gebeuren voor de 55-59 jarigen in 2013 en de 56-60 jarigen in 2014 en ook
de 60-63 jarigen in 2013 en de 61-64 jarigen in 2014. Ook hier kan de
gehele groep bekeken worden: de 50-63 jarigen in 2013 vergeleken met de
51-64 jarigen in 2014
3. Om de evolutie te bekijken van de laatste 2 jaar kan ook nagegaan
hoeveel de uitstroom was van de 50-54 jarigen in 2013, vergeleken met 2012 en hoeveel
de uitstroom is van dezelfde leeftijdsgroep in 2014, vergeleken met 2013.
Op die basis kan kan de vergelijking tussen de uitstroom in 2013 en 2014
gemaakt worden. i
7. De Non-Profitsectoren versus de niet-Non-Profitsectoren
Om de Non-Profit te kunnen vergelijken dienen alle deelsectoren
samengeteld en gesteld tegenover de andere sectoren, dus niet vergeleken
met het gemiddelde want daar weegt de Non-Profit uiteraard mee in door. In
de bijgaande tabel wordt voor elke deelsector het detail berekend.
Tabel: Eindeloopbaan
in de Non-Profit en alle andere sectoren Door de + links en
boven te openen wordt een groter detail zichtbaar.
7.1. Non-Profit versus de andere sectoren – evolutie gemeten over 5 jaar:
31/12/2009-2014
Non-Profit = Gezondheidszorg, Welzijnszorg/Maatschappelijke
dienstverlening en de Culturele sector, verenigingen inbegrepen.
Duidelijk is al dat de
leeftijdsverdeling van de Non-Profit een ‘volwassen’ leeftijdsverdeling
geworden met een spreiding van werknemers over alle leeftijden. Het is ook visueel duidelijk dat
met een tewerkstellingspiek op 50 jaar
veel meer dan de in de andere sectoren werknemers doorstromen naar oudere
leeftijdsjaren. Dit proces zal binnen 10 jaar z’n hoogtepunt kennen
wanneer de piekleeftijd 65 jaar zal zijn. De vooruitziendheid van Walter
Cornelis om de Non-Profit hét instrument te geven dat langer werken in de
Non-Profit par excellence zal mogelijk maken, werkbaar werk met een gouden
krans omhuld, dat mag hier nog wel eens onderstreept worden. Alleen is
moeilijk te begrijpen dat professor Vandenbroucke z’n kind zomaar
wegwerpt, zelfs niet met het badwater, het zal de werknemers van de
Non-Profit geen zorg wezen, wel mag het dat zijn voor alle andere
werknemers die op 58, 60 en 62 jaar hun bijkomende verlofdagen met weddebehoud vooralsnog missen.
Het grafische beeld laat zien dat de uitval in andere sectoren al vanaf
40 begint; alsmaar oplopend, in de Non-Profit maar vanaf 55 jaar, en pas
uitgesproken vanaf 58 jaar.
Uitgezet in een tabel die
toelaat de mate van verschil in uitstroom naar leeftijdsgroep af te lezen
tussen Non-Profit en andere dan Non-Profit:
Evolutie in % op 5 jaar 2009-2014 | |||
50-54 jaar naar 55-59 | 55-59 jaar naar 60-64 | 50-59 jaar naar 55-64 | |
Totaal | -16,9% | -68,6% | -41,0% |
Non-Profit | -7,3% | -59,9% | -30,7% |
Andere dan Non-Profit | -19,0% | -70,3% | -43,2% |
Aantal x meer dan Non-Profit | 2,6 | 1,2 | 1,4 |
Even recapituleren: Als de leeftijdsgroep 55-59 jarigen in 2014 vergeleken
wordt met hun aantal in 2009, dwz wanneer ze behoorden tot de 50-54
jarigen zien we dat in België er een uitstroom geweest is van 16,9%. In de
Non-Profit was dat maar -7,3%, 2,6 x minder of een kleine 1/3 van de
uitstroom in de andere sectoren. Deze uitval is cruciaal gezien het de
leeftijdsgroep onder 60 jaar betreft, waar dus de grootste winst in het
langer werken kan behaald worden. Het is ook de leeftijdsgroep waar de
eindeloopbaan maatregelen van de Non-Profit hun maximaal effect kunnen bereiken
gezien de 32 uren werkweek voor de 55+, die in deze evolutie volledig
meegenomen wordt.
Deze beperkte uitstroom wordt niet teniet gedaan in een hogere uitstroom
bij 60+, hetgeen men zou kunnen denken. Ook bij de 60-64 jarigen is er na
5 jaar een mindere uitstroom van 20% tav de andere sectoren. In het
volledige plaatje, de 50-59 jarigen vergeleken met de 55-64 jarigen is er
een lagere uitstroom van 40% in de Non-Profit, nl. 30,7% tegenover de
43,2% in de ander sectoren. In de Non-Profit is dit een kleine 1/3, in de
andere sectoren bijna de helft van het personeel dat uit de tewerkstelling
verdwijnt op 5 jaar tijd gemeten.
Werkbaar werk, dwz minder lang aan de werkdruk blootgesteld staan in een
oplopende kortere werkweek, en dit met behoud van wedde. Waarom laat men
deze keiharde vaststelling onbesproken en genegeerd. En het vooruitzicht
op werkbaar werkt levert ook de situatie op dat de Non-Profit, over de
gehele leeftijdsopbouw voldoende personeel kan aantrekken, juist ook
omwille van de aantrekkelijke eindeloopbaanregeling, die toegekend wordt
op basis van leeftijd en niet op basis van anciënniteit, omzetten van
eindejaarspremies of weddeverlies.
7.2.
Non-Profit versus de andere sectoren – evolutie gemeten over 1 jaar:
31/12/2013-2014
Een evolutie op 1 jaar
fijn meten is dus andere koek, maar het wordt gecreëerd door na te gaan
hoeveel 50-54 jarigen op 31/12/2013 nog terug te vinden zijn als 51-55
jarigen op 31/1/2014. Hetzelfde voor de 55-59 en 60-63 jarigen in 2013 bij
de 56-60 jarigen en de 61-64 jarigen in 2014.
Evolutie in % op 1 jaar 2013-2014 | ||||
50-54 jaar naar 51-55 | 55-59 jaar naar 56-60 | 60-63 jaar naar 61-64 | 50-63 jaar naar 51-64 | |
Totaal | -1,4% | -9,7% | -16,0% | -6,1% |
Non-Profit | -0,5% | -6,5% | -13,8% | -4,3% |
Andere dan Non-Profit | -1,6% | -10,5% | -16,6% | -6,5% |
Aantal x meer dan Non-Profit | 2,9 | 1,6 | 1,2 | 1,5 |
Op 1 jaar gemeten ‘lekt’ de Non-Profit 3x minder dan de andere sectoren in
de leeftijdsgroep 50-54 jarigen. Na 55 jaar is de uitstroom nog 60% minder
in de Non-Profit dan de andere sectoren, zelfs gemeten voor de 60-63
jarigen in 2013 en hun aantal als 61-64 jarigen in 2014 ligt nog 20%
lager. Niet te vergeten is dat het aantal tewerkgestelden op latere
leeftijd, juist door de duurzame tewerkstelling in de Non-Profit hoger in
aantal is.
Over de gehele leeftijdsgroep gezien is de uitval van 50-63 jarigen in
2013 op een jaar tijd 50% hoger in de andere sectoren dan in de
Non-Profit.
7.3. Non-Profit versus de andere sectoren –
evolutie gemeten over 1 jaar: 31/12/2013-2014
Als we dezelfde fijn meting van de uitstroom op oudere leeftijd ook eens
zouden toepassen op 2012-2013 dan komt een een vergelijkingsbasis om de
‘dynamiek’ te meten, en tevens een zeker evaluatie van het beleid, dwz of
er binnen verschillende ‘cohortes’ een verhoging of daling van de uitroom
op oudere leeftijd is . Zodus hierbij de tabel voor de evolutie op 1 jaar
maar dan tussen 2012 en 2013.
Evolutie in % op 1 jaar 2012-2013 | ||||
50-54 jaar naar 51-55 | 55-59 jaar naar 56-60 | 60-63 jaar naar 61-64 | 50-63 jaar naar 51-64 | |
Totaal | -2,0% | -10,2% | -16,4% | -6,5% |
Non-Profit | -0,9% | -7,7% | -14,1% | -4,8% |
Andere dan Non-Profit | -2,3% | -10,8% | -17,0% | -7,0% |
Aantal x meer dan Non-Profit | 2,5 | 1,4 | 1,2 | 1,4 |
7.4. Vergelijking uitstroom in 2013 en
2014
De uitstroom
van de 50-63 jarigen van 2012 in 2013 is globaal verminderd van -6,5% naar
-6,1%. Dat lijkt weinig maar op langere termijn gezien is het wel
wezenlijk. Voor de Non-Profit is er bijkomend aan de lage score nog een
daling van -4,8% naar 4,3%, hetgeen hoger is dan de afname in de andere
sectoren van -7,0% naar 6,5%.
Als de evolutie uitgezet wordt als een % tav 2013 dan wordt deze evolutie
zichtbaarder:
Evolutie in % op 1 jaar 2013-2014 | ||||
50-54 jaar naar 51-55 | 55-59 jaar naar 56-60 | 60-63 jaar naar 61-64 | 50-63 jaar naar 51-64 | |
Totaal | -31,3% | -5,7% | -2,2% | -7,6% |
Non-Profit | -39,5% | -19,0% | -1,8% | -12,5% |
Andere dan Non-Profit | -30,4% | -3,6% | -2,1% | -6,8% |
Aantal x meer dan Non-Profit | 1,3 | 5,3 | 0,8 | 1,9 |
De winst van 2014 tav de evolutie in 2013 wordt in de Non-Profit vooral
gerealiseerd tussen 55 en 59 jaar, en is globaal dubbel zo hoog in de
Non-Profit dan in de andere sectoren, -12,5% tegenover 6,8%. In de
Non-Profit blijven de werknemers niet alleen langer werken dan in de
andere sectoren, het beleid van langer werken heeft bij hen, bij constante
regeling eindeloopbaan, ook nog eens een groter effect. Hieruit kan
geconcludeerd dat met het invoeren van een eindeloopbaanregeling voor de
andere sectoren, een algemeen beleid een groter effect heeft, ook bij
degenen die omwille van een structurele regeling werkbaar werk, al een
langere loopbaan uitbouwen.
7.5. Verpleegkunde geen zwaar beroep omwille van goede
eindeloopbaanregeling?
De Nationale pensioendiscussie is gestart over de modaliteiten van de
verlening van de pensioenleeftijd en de referte voor een volledig
pensioen. Gaat verpleegkunde een zwaar beroep zijn, want de
verpleegkundigen werken, volgens de vaststellingen, het langst van
allemaal. Maar dat is juist omdat zij maar 32 uren werken na 55 jaar. Gaat
de eindeloopbaanregeling die hen nu langer doet werken hen zuur opbreken
omdat het de reden zou kunnen zijn om geen zwaar beroep te zijn. Dat zou
dan Kafka zijn, juist doordat de eindeloopbaanregeling volledig buiten
beeld gehouden wordt. Of is deze vaststelling juist geen reden om voor
iedereen de eindeloopbaan vast te leggen met korter werken met behoud van
wedde?
8. Context: evolutie tewerkstelling en % 50+, 55+ en 60+
8.1. Context 1: Evolutie tewerkstelling op 5 en op 1 jaar
Het is goed de evolutie van de tewerkstelling op 1 en op 5 jaar van de
Non-Profit en de andere sectoren in beeld te brengen:
Evolutie Tewerkstelling | |||
2009-2014 | 2012-2013 | 2013-2014 | |
Totaal | 2,0% | -0,4% | 0,6% |
Non-Profit | 9,3% | 0,8% | 1,6% |
Andere dan Non-Profit | 0,6% | -0,6% | 0,3% |
Aantal x meer dan Non-Profit | 16 | 5 |
De aangroei van tewerkstelling in de Non-Profit is 16x hoger dan in alle
andere sectoren samen. Zelfs op 1 jaar bekeken, 2013 tav 2014 is die
aangroei 5x zo hoog. Door het manifest langer werken in de
non-Profitsectoren blijft de ‘noemer’ hoog, alleszins hoger dan deze van
de andere sectoren, zodat een % aangroei voortgaat op een groter volume.
Maar desondanks is de Non-Profit de motor van de tewerkstellingsdynamiek.
Daarbij kan opgemerkt dat het allemaal tewerkstelling betreft waarop
voluit de sociale bijdragen betaald worden, en waar de belastingsvoet
volledig wordt op toegepast. En waar de overschotten in grote mate binnen
de voorzieningen blijven en geïnvesteerd worden, en niet afvloeien als
winst naar aandeelhouders.
8.2. Context 2: Het aantal tewerkgestelde 50+, 55+ en 60+
In vergelijking met de andere sectoren heeft de Non-Profit over de ganse
lijn meer oudere werknemers, van waar men ook begint te tellen. Best voor
ogen houden dat de instroom bij de Non-Profit over de ganse leeftijdsloop
gebeurt en dat het % dus op een constant groeiende noemer gebeurt.
% Tewerksteling 2014 | |||
50+ | 55+ | 60+ | |
Totaal | 27,1% | 13,6% | 3,4% |
Non-Profit | 28,3% | 14,6% | 3,8% |
Andere dan Non-Profit | 26,8% | 13,3% | 3,3% |
9. Alle gegevens voor de belangrijkste (deel)sectoren
In tabel Eindeloopbaan in
de Non-Profit en alle andere sectoren kan men voor een groot aantal
sectoren voorgaande gegevens en evoluties onder ogen nemen. Deze tabel is
op haar beurt afgeleid van de basistabel
Tewerkstelling 2009, 2012, 2013, 2014, aantal en evolutie (met de
mogelijkheid grafieken aan te maken)
9.1. De evolutie over 5 jaar, nl 2009-2014
Wie verder inzoomt op de Non-Profit deelsectoren en in een oogopslag
vergelijkt met alle andere sectoren mag zich toch eens de vraag stellen
waarom de Non-Profit zo prominent aanwezig is met werkbaar en dus langer
werken, er is slechts één antwoord mogelijk, dankzij de excellente
eindeloopbaanregeling.
Evolutie in % op 5 jaar 2009-2014 | |||
50-54 jaar naar 55-59 | 55-59 jaar naar 60-64 | 50-59 jaar naar 55-64 | |
Totaal | -16,9% | -68,6% | -41,0% |
1. Primair | -14,9% | -61,4% | -38,3% |
2. Secundair | -29,2% | -70,8% | -47,1% |
Industrie | -31,2% | -71,5% | -48,0% |
Bouw | -29,1% | -67,1% | -46,3% |
3. Tertiair | -15,3% | -67,4% | -40,1% |
Groot- en detailhandel | -16,5% | -63,3% | -38,5% |
Garages | -16,5% | -65,2% | -39,6% |
Groothandel | -17,0% | -63,6% | -39,2% |
Detailhandel | -16,2% | -62,4% | -37,4% |
Voeding | -16,0% | -63,9% | -36,9% |
Andere dan voeding | -16,3% | -61,0% | -38,0% |
Vervoer, opslag, post | -21,5% | -75,3% | -46,6% |
Spoor | -26,7% | -83,7% | -47,9% |
Ander personenvervoer | -19,2% | -62,0% | -39,2% |
Goederenverv. weg/water | -17,4% | -65,0% | -41,5% |
Post | -26,6% | -92,5% | -63,7% |
Horeca | -17,0% | -56,4% | -36,1% |
Hotels/Verblijfstoerisme | -24,4% | -60,9% | -41,6% |
Eetgelegenheden | -11,7% | -53,0% | -31,7% |
Informatie/Communicatie | -19,0% | -79,5% | -50,0% |
Vrije Ber./Wetenschp. act. | -8,3% | -61,5% | -35,4% |
Financiën/Verzekeringen | -7,7% | -75,1% | -41,5% |
Financiele activiteit | -7,4% | -79,1% | -44,8% |
Verzekeringen | -8,2% | -66,4% | -35,3% |
Adm./Onderst. diensten | -12,8% | -60,2% | -34,2% |
Uitzendbureaus | -31,0% | -65,0% | -44,7% |
Beveiliging | -17,9% | -59,1% | -37,3% |
Reinigen gebouwen (DC) | -3,1% | -54,6% | -26,1% |
4. Quartair | -12,4% | -68,7% | -39,2% |
Openbaar bestuur | -17,3% | -69,5% | -42,5% |
Federale overheden | -5,7% | -70,8% | -41,1% |
Niet-federale overheden | -4,9% | -67,8% | -37,0% |
Leger | -77,1% | -85,9% | -78,8% |
Politie | -27,1% | -76,1% | -46,5% |
Gevangenisbewakers | -11,1% | -65,1% | -41,4% |
Sociale verzekeringen | -10,0% | -68,0% | -35,4% |
Onderwijs | -15,0% | -79,3% | -47,7% |
Gezondheid/Welzijn | -7,2% | -60,1% | -30,3% |
Gezondheid | -7,3% | -62,8% | -32,5% |
Welzijn | -7,1% | -57,6% | -28,4% |
Residentieel | -8,6% | -58,9% | -29,9% |
Niet-Residentieel | -5,9% | -56,5% | -27,1% |
Cultuur | -4,2% | -59,1% | -30,7% |
Verenigingen | -11,7% | -58,9% | -35,2% |
Totaal RSZ en RSZ-PPO | -16,9% | -68,6% | -41,0% |
RSZ-werknemers | -18,1% | -68,6% | -41,7% |
RSZ-PPO-werknemers | -7,9% | -68,8% | -36,5% |
Totaal Non-Profit en Andere | -16,9% | -68,6% | -41,0% |
Non-Profit | -7,3% | -59,9% | -30,7% |
Andere dan Non-Profit | -19,0% | -70,3% | -43,2% |
Aantal x meer dan Non-Profit | 2,6 | 1,2 | 1,4 |
Merk in de tabel de extreem hoge uitstroom% bij de ‘uniformberoepen’, het
leger voorop, ook bij Politie, Spoor en Post, maar ook in de Industrie en
de Bouw.
9.2. Evolutie over 1 jaar, 2013-2014
Ook op een
termijn van 1 jaar bekeken leveren de evolutiepercentages interessante
informatie op, ook binnen de deelsectoren van de Non-Profit. Vooral de
gezondheidszorg en de residentiële welzijnszorg kennen een lage uitstroom,
juist deze sectoren die het meest van alle vooropgaan in de
eindeloopbaanregeling. De ziekenhuizen en de gehandicaptensector zijn de
trekkers geweest in deze regeling, dank zij hun gewicht werd de
eindeloopbaan voor alle deelsectoren in 2000 een feit, cultuur inbegrepen.
Evolutie in % op 1 jaar 2013-2014 | ||||
50-54 jaar naar 51-55 | 55-59 jaar naar 56-60 | 60-63 jaar naar 61-64 | 50-63 jaar naar 51-64 | |
Totaal | -1,4% | -9,7% | -16,0% | -6,1% |
1. Primair | -2,7% | -8,5% | -12,6% | -6,1% |
2. Secundair | -2,9% | -14,7% | -17,1% | -8,4% |
Industrie | -3,2% | -15,4% | -18,1% | -8,8% |
Bouw | -2,3% | -13,5% | -14,0% | -7,7% |
3. Tertiair | -1,3% | -8,6% | -14,9% | -5,5% |
Groot- en detailhandel | -1,4% | -8,1% | -14,1% | -5,2% |
Garages | -2,0% | -8,6% | -17,3% | -6,3% |
Groothandel | -1,8% | -7,8% | -15,3% | -5,5% |
Detailhandel | -1,0% | -8,2% | -12,1% | -4,7% |
Voeding | 0,0% | -9,0% | -11,5% | -4,1% |
Andere dan voeding | -2,2% | -7,4% | -12,5% | -5,3% |
Vervoer, opslag, post | -1,8% | -12,8% | -19,3% | -8,0% |
Spoor | -4,5% | -15,5% | -34,4% | -11,0% |
Ander personenvervoer | -0,2% | -10,4% | -12,3% | -5,7% |
Goederenverv. weg/water | -0,2% | -6,3% | -16,2% | -4,7% |
Post | -2,6% | -22,7% | -30,4% | -13,6% |
Horeca | -2,9% | -5,1% | -9,7% | -4,7% |
Hotels/Verblijfstoerisme | -4,6% | -10,2% | -13,9% | -7,9% |
Eetgelegenheden | -1,5% | -3,7% | -8,0% | -3,2% |
Informatie/Communicatie | -1,9% | -7,1% | -17,3% | -5,3% |
Vrije Ber./Wetenschp. act. | -2,3% | -6,3% | -15,4% | -5,5% |
Financiën/Verzekeringen | -1,4% | -10,0% | -22,9% | -7,1% |
Financiele activiteit | -1,6% | -11,9% | -25,2% | -8,0% |
Verzekeringen | -1,0% | -6,6% | -19,7% | -5,4% |
Adm./Onderst. diensten | 0,5% | -5,4% | -9,4% | -2,6% |
Uitzendbureaus | 1,2% | -8,5% | -8,4% | -2,7% |
Beveiliging | -1,6% | -8,1% | -11,6% | -5,3% |
Reinigen gebouwen (DC) | 1,4% | -2,7% | -6,3% | -0,8% |
4. Quartair | -0,8% | -8,6% | -16,6% | -5,5% |
Openbaar bestuur | -1,3% | -10,2% | -20,3% | -7,1% |
Federale overheden | 0,7% | -6,9% | -24,9% | -6,5% |
Niet-federale overheden | -0,9% | -7,4% | -19,4% | -5,9% |
Leger | -2,6% | -45,3% | -17,5% | -10,6% |
Politie | -0,7% | -17,5% | -22,3% | -9,0% |
Gevangenisbewakers | -0,3% | -8,0% | -13,3% | -5,4% |
Sociale verzekeringen | -1,4% | -9,1% | -20,0% | -6,6% |
Onderwijs | -0,5% | -10,4% | -18,2% | -6,0% |
Gezondheid/Welzijn | -0,5% | -6,6% | -14,0% | -4,2% |
Gezondheid | -0,2% | -6,7% | -14,1% | -4,3% |
Welzijn | -0,7% | -6,5% | -13,8% | -4,2% |
Residentieel | -0,1% | -5,9% | -13,7% | -3,6% |
Niet-Residentieel | -1,2% | -7,0% | -13,9% | -4,7% |
Cultuur | -1,0% | -5,6% | -14,9% | -4,7% |
Verenigingen | -0,7% | -5,9% | -11,3% | -4,3% |
Totaal RSZ en RSZ-PPO | -1,4% | -9,7% | -16,0% | -6,1% |
RSZ-werknemers | -1,4% | -9,8% | -15,4% | -6,0% |
RSZ-PPO-werknemers | -1,4% | -8,9% | -20,7% | -6,5% |
Totaal Non-Profit en Andere | -1,4% | -9,7% | -16,0% | -6,1% |
Non-Profit | -0,5% | -6,5% | -13,8% | -4,3% |
Andere dan Non-Profit | -1,6% | -10,5% | -16,6% | -6,5% |
Aantal x meer dan Non-Profit | 2,9 | 1,6 | 1,2 | 1,5 |
9.3. Evolutie tussen 2013 en 2014
Voor de verdere tabellen en commentaar, zie BuG 273 on-line
Besluit.
In de discussies, analyse en onderzoek wordt met botte patattenmesjes in
de problemen gesneden, ieder met z’n eigen agenda. Intussen wordt het
bestaan van gedetailleerde databases verzwegen en laat men de scalpels en
scanners liggen die werkbaar werk kunnen dissecteren en ondermeer de
eindeloopbaanregeling van de Non-Profit zouden kunnen blootleggen, als inspiratiebron
voor wie van werkbaar werk, weerbaar werk en een weerbare gedachte wil
maken.
Jan Hertogen, socioloog
www.npdata.be