De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Een hoog oplopende twist over de hoofddoek                 (Deel 2: Florence Bergeaud-Blackler)

Een hoog oplopende twist over de hoofddoek (Deel 2: Florence Bergeaud-Blackler)

maandag 19 juli 2021 21:52
Spread the love
Florence Bergeaud-Blackler, wikimedia commons, 2016

Als reactie op het opiniestuk van Florence Hainaut over de hoofddoek in Le Soir van 18 juli 2020 schreef de Franse antropologe Florence Bergeaud-Blackler een kritiek: “De hijab en de dwalingen van het neo-feminisme”. Zij is “verbaasd over de versimpelingen in het debat over de hijab (islamitische hoofddoek of sluier) die de theologische betekenis en de geschiedenis ervan negeert.” Zij stelt vast “dat de meesten die zich in het publiek hierover uiten geen kennis hebben van de actuele debatten over islamitische normen.” En zij beweert: “meestal is de islamitische hoofddoek alleen maar het instrument voor kwesties van buitenaf die er weinig mee te maken hebben.”(1)

 

Die beweringen ondersteunt Florence Bergeaud-Blackler met haar gezagspositie: zij is antropologe en doet al 25 jaar onderzoek naar de evolutie van islamitische religieuze normen in Europa. (Zij is gespecialiseerd in het fenomeen halal en heeft daar interessante zaken over te vertellen, zoals de vaststelling van een totale omkering in het gebruik van de term: vroeger was alles wat niet haram (verboden) was, halal (toegelaten). Maar tegenwoordig is alles wat niet halal is (en de term wordt niet alleen meer gebruikt voor eten, maar voor allerlei zaken, tot reisbureaus toe) haram. (2) Alles waar niet duidelijk op staat dat het halal is, moet worden afgewezen. Zo wordt er, begrijp ik, gewerkt aan wat president Macron “separatisme” noemt.)

 

De kritiek die de antropologe heeft op de visie van de journaliste begint met een stellingname tegen het neofeminisme dat het intersectionalisme als uitgangspunt zou hebben. Dat is op zich een interessant onderwerp. Maar kan je alle nieuwe feministische stromingen samenvatten als hét neofeminisme en zijn die allemaal in de greep van een intersectionalistische ideologie? Bovendien is intersectionalisme allereerst een nuttig sociologisch begrip, dat de aandacht richt op het samengaan van verschillende discriminaties bij één persoon, bijvoorbeeld racisme en seksisme bij een zwarte vrouw. Dat sociale bewegingen het concept hebben opgepikt en daar soms krasse conclusies aan verbinden, is dan weer een andere kwestie, maar dat maakt het begrip sociologisch niet minder waardevol.

 

Maar wat heeft dat allemaal met het opiniestuk van Florence Hainaut te maken? Die bracht een betoog dat kadert binnen de Belgische wetgeving en de principes van een liberale democratie, niet van intersectionalistisch feminisme dat soms blanke vrouwen elk recht tot spreken over de sekseproblematiek ontzegt. Maar de antropologe behandelt de journaliste als een voorbeeld van deze stroming die zij bestrijdt en die volgens haar het fundamentalististische feminisme ondersteunt. (De journaliste behoort, zo meen ik te moeten begrijpen, tot de vermeende progressieven die het obscurantisme in de hand werken…) Hier zijn we bij de vraag of er een islamitisch feminisme mogelijk is, en of de islam niet gewoonweg onverzoenbaar is met een serieus feminisme. De antropologe gaat er niet op in, maar suggereert dat laatste.)

 

Bepaalt de theologie de betekenis van de hoofddoek?

 

Een tweede, aansluitend punt van kritiek van de antropologe is dat de journaliste “de debatten over de islamitische norm lijkt te negeren”, en dat haar argumentatie, die zich snel lijkt te verspreiden, gevaarlijk is. “Volgens de exegeten is de hijab, kort samengevat, het afscheidingsprincipe dat een zaak of een wezen aan de blik moet onttrekken. Maar voor de journaliste is de hijab alleen maar een ‘teken’ zoals eender welk juweel of een pruik, en te vergelijken met – ik citeer haar nog steeds – een ‘t-shirt met Boeddha erop’ (sic). Het is duidelijk dat, alnaargelang of je de theologische definitie of die van de journaliste volgt, de consequenties niet dezelfde zijn.

 

Maar het theologische discours valt niet noodzakelijk samen met de dagelijkse praktijk en de beleving van moslima’s. Ik had vroeger islamitische Palestijnse buren. Als ik daar op bezoek ging, werd ik binnengelaten, en de vrouw des huizes haalde dan een hoofddoek om haar haar te bedekken tijdens het gesprek. Zonder krampachtigheid of verlegenheid, rustig en kennelijk om te voldoen aan de wellevendheid. Veel theologie was er in dat gezin niet te vinden, en fundamentalisme al helemaal niet. Geen seksesegratie.

 

Maar voor de antropologe is de betekenis die de hoofddoek heeft volgens de islamitische theologische literatuur de ware, en zij vindt het fout dat de journaliste de hoofddoek behandelt als een “teken”. Daarmee zou zij de betekenis ervan, zo wordt gesuggereerd, onderschatten. Maar als de journaliste het heeft over een teken (zonder theologie) sluit zij gewoon aan bij de wetgevers en de juridische discussies. Die spreken over “levensbeschouwelijke tekens” zonder op achterliggende inhouden in te gaan. (Anders zou het juridische debat ontaarden in vele theologische disputen, want wat is de “inhoud” van keppel of tulband of kruisje en hoe kan de wetgever van een geseculariseerde staat zich daarmee bezighouden?)

 

Heeft kleding niet altijd te maken met sociale overwegingen?

 

Maar de antropologe wil nadrukkelijk de betekenisinhoud van de hoofddoek bij het juridische beleid betrekken: “Iemand verbieden ‘een teken’ te dragen is inderdaad een beperking van de vrijheid. Maar het principe van de scheiding van de seksen verbieden, dat volgens de promotors ervan een ‘goddelijke verplichting’ zou zijn en dus straffen met zich meebrengt, is niet noodzakelijk een vrijheidsbeperking. Dat kan integendeel in bepaalde gevallen, en die zijn talrijk, een mogelijkheid zijn voor die vrouwen die dat teken niet willen dragen om te ontsnappen aan de druk van degenen die zichzelf houden voor de schrijvers van God zelf, klaar om weerspannige vrouwen te bestraffen met opmerkingen, aanmaningen of terechtwijzingen.” Het verbod op het dragen van de hoofddoek zou dus bevrijdend zijn, in deze visie, en geen discriminatie. Maar dat botst met de gedachte dat het dragen van de hoofddoek een persoonlijke keuze zou zijn: “De neofeministen die zich atheïstisch noemen gaan niet zo ver te zeggen dat de hijab bevrijdend is, maar heel vaak ondersteunen ze het liberale argument dat zegt dat hij ‘voor velen’ een ‘keuze’ is. En zij beroepen zich meestal op de wetenschap: uit ‘de onderzoeken in de sociale wetenschappen die zich hebben over de levensloop van vrouwen die de hoofddoek dragen in Europa (…) blijkt dat voor velen het dragen van de hoofddoek een persoonlijke keuze is.’ ”

 

Die laatste bewering, geciteerd uit het opiniestuk van de journaliste, is volgens de antropologe fout: “Maar ik heb van mijn kant nog nooit ernstige studies over de hijab gelezen die in staat waren een onderscheid te maken tussen wat valt onder de persoonlijke keuze, vrij en met instemming, (een gedachte die uit het liberale denken komt) en wat valt onder gedwongen keuze. Want een dergelijk onderscheid maken zou simpelweg een ontkenning zijn van de sociale krachten die een individu ertoe brengen te handelen en dus te kiezen. Anders gezegd: de sociale wetenschappen zouden daarmee zichzelf ontkennen. De filosofie zou moeten afzien van de ‘vrijwillige onderschikking’. En deze onwaarschijnlijke zinswending: ‘de polysemie van het teken en het haast oneindige aantal attitudes van de vrouwen ertegenover’, beantwoordt aan geen enkele realiteit.”

 

Filosofisch klopt deze gedachtengang niet. Vrijheid is altijd een keuze uit het beperkte aantal mogelijkheden dat de realiteit biedt. En sociale beïnvloeding, druk of dwang is alomtegenwoordig. Je kan niet naakt over straat lopen, bij sommige gelegenheden wordt van mannen pak en das verwacht of geëist, voor vrouwen geldt permanent een of andere zedigheidsnorm als ze zich kleden enz. De ‘vrijheid’ van de altijd beperkte keuze bestaat erin dat je kiest waar je achter staat. Als je bij de politie gaat werken, aanvaard je dat je een uniform moet dragen. Sociale dwang, ja, maar je kiest zelf of je bij de politie wilt werken. Als je je uniform niet naar behoren draagt, zullen er terechtwijzingen of sancties volgen. In religieuze of politieke organisaties is dat niet anders. Er is vrijheid, binnen de voorgetekende krijtlijnen. Bij de jeugd is sociale dwang van de leeftijdgenoten niet beperkt tot het al dan niet dragen van een hoofddoek. Qua kledingstijl en kledingmerken beïnvloeden jongeren elkaar. Dat lijkt onvermijdelijk, al kan het problematisch zijn als sommigen daardoor uitgestoten worden.

 

Gedwongen bevrijding?

 

Sociale invloed inzake kleding is dus heel gewoon en vanzelfsprekend. De gedachte dat je de islamitische vrouw moet bevrijden omdat ze ‘gedwongen’ wordt een hoofddoek te dragen lijkt me dan ook problematisch. Niet in Iran, waar vrouwen hardhandig door politie of zedigheidsterroristen worden aangepakt als ze zonder hoofddoek betrapt worden, maar wel in West-Europa. Hier is een liberale attitude mogelijk, ook binnen de islam. Ter illustratie een citaat uit de tekst van Fadila Maaroufi die ik hier al eerder besprak. Zij citeert de woorden van een vriendin die zich van haar gedistantieerd heeft omwille van de hoofddoekstrijd: “Die haat die je koestert tegenover moslima’s voedt je werk en dat is echt heel droevig. Een bondgenootschap sluiten tegen de vrouwen die de goede keuze maken van een hoofddoek te dragen, zogenaamd om tegen de fundamentalismes te strijden, is echt wel een antifeministische en antihumanistische aanpak. Je belet ze zich te emanciperen door de toegang tot studies en werk. Sinds enkele jaren heb ik me bewust van je gedistantieerd, want ik heb je vijandigheid tegenover deze vrouwen geconstateerd. Ik ben door en door laïcistisch, ik heb de hoofddoek afgelegd, maar ik zal nooit mijn zusters die hem dragen beletten naar school te gaan of een baan te bemachtigen.” (3)

 

Er zijn veel manieren om met de hoofddoek om te gaan en hij heeft veel betekenissen, en de manier waarop en de situatie waarin je hem draagt kan nuances, accenten en betekenisverschuivingen met zich meebrengen. “De hoofddoek heeft meerdere betekenissen, specifiek voor een land en een context. Hij kan betekenen ‘Ik ben moslima en anderen in mijn omgeving zijn dat niet”.  Hij kan ook zedigheid aanduiden, of gehoorzaamheid tegenover de regels, of, als er wat haar vanonder piept, een al behoorlijk gewaagde vrijheidszin.” (Dat schrijft een dame met veel persoonlijke ervaring, Sherifa Zuhur, (4)) En ook op wereldniveau zijn er verschillende en aan elkaar tegengestelde duidingspatronen: “Het dragen van een hoofddoek is op vele plaatsen en in vele samenlevingen misbruikt, maar dat misbruik is bijzonder kwaadaardig met betrekking tot de islamitische hoofddoek, die in het Westen gezien wordt als een uitdaging tegenover de moderniteit en de seculiere Verlichting en zelfs als een terroristische dreiging. Tegelijkertijd is hij het symbool geworden van islamistische solidariteit en anti-Westerse gevoelens.” (5)

 

Het is eigenlijk verbazingwekkend dat de antropologe die Florence Bergeaud-Blackler toch is, geen antropologische invalshoek heeft op de hoofddoek en niet geïnteresseerd is in de talloze betekenissen die hij heeft, op verschillende niveaus, van de leeftijdsgenoten via gezin en familie naar lokale gemeenschap en nationale gemeenschap tot de oumma als wereldwijde islamitische gemeenschap. Zij kiest met de fundamentalisten voor het teruggrijpen naar theologische traditie, zonder gewoon het eigentijdse gedrag te bekijken en te bestuderen. Fundamentalisme in de antropologie? Die gerichtheid op het fundamentalisme belet haar ook rekening te houden met vernieuwingen, meningsverschillen en diversiteit binnen de islam.

 

Vrouwen met hoofddoek laten meepraten over de hoofddoek: is dat toegeven aan religieuze inmenging of invasie?

 

Dat blijkt ook heel sterk aan het slot van haar betoog. “Mevrouw Hainaut zou willen dat bij ‘de redactie van een wetsvoorstel of een reglement dat het gebruik [van de hoofddoek] tracht in te perken men het advies zou vragen van de vrouwen die de hoofddoek dragen. Kort samengevat: waarom niet de religieuze wet toepassen vermits die een deel van de bevolking bevalt?” Het weigeren om vrouwen die een hoofddoek dragen te horen in de discussie over wetsvoorstellen rond dat kledingstuk lijkt me niet alleen erg ondemocratisch, maar het maakt de discussie ook heel eenzijdig. Het is vrije baan geven aan het discours van dwang, obscurantisme, fundamentalisme die gekoppeld worden aan de hoofddoek. Het gaat hier trouwens niet om het opnemen van religieuze principes in een seculiere wetgeving, wat natuurlijk niet kan, maar om de concretisering van de vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing die een basisprincipe is van een liberale democratie zoals België.

 

De antropologe negeert de lokale variatie in de betekenis van de hoofddoek: “Even in herinnering brengen, ter verdediging van Mevrouw Hainaut, dat zij gelooft dat de hoofddoek vandaag in België een ‘teken’ van ‘bij ons’ is: ‘De hoofddoek, zoals hij vandaag bij ons gedragen wordt, is helemaal geen eenduidig symbool dat intrinsiek tegengesteld is aan de gelijkheid van de seksen.’ Nochtans is de hijab, overal waar hij zich sinds de jaren 1980 in de wereld verspreidt, een instrument voor de scheiding van de seksen, grondslag van de islamitische samenleving die de fundamentalisten wenselijk achten. Die laatsten houden al meer dan een eeuw niet op dat te herhalen.

 

Naar een noodzakelijke banalisering van de hoofddoek?

 

Tot slot krijgen de ‘neofeministes’ een veeg uit de pan, want “zij gebruiken de hijab, net zoals de islamisten doen, voor hun respectievelijke politieke doeleinden. (…) Door verblinding en door instrumentalisering van de hijab doen zij mee aan de banalisering van het islamisme en de verspreiding ervan ten nadele van de islamitische bevolkingen die dat ondergaan en er een zware tol voor betalen.

 

Het discours van de antropologe is in alles het tegendeel van dat van de journaliste. Die is voor een ontspannen kijk op de zaak, aangepast aan de Belgische situatie, vanuit een liberale optiek en met een integrerend concept. Dat is een welkome ‘banalisering’ van de discussie over de hoofddoek, die niet gezien wordt als een uiting van oprukkende islamisering, van toenemende vrouwendiscriminatie, van woekerend fundamentalisme, van schending van de laïciteit. Daartegenover plaatst de antropologe het dramatische discours over het fictieve gevaar van de islam en van het fundamentalisme, een visie die alleen maar kan leiden tot verdere polarisering, uitsluiting en victimisering, en tot anti-Westerse gevoelens en desintegratie van de samenleving.

 

 

 

(1) https://plus.lesoir.be/314305/article/2020-07-20/le-hijab-et-les-errements-du-neo-feminisme

 

(2) https://plus.lesoir.be/253971/article/2019-10-16/comment-lendoctrinement-salafi-touche-les-femmes?fbclid=IwAR0sT8Hz6OurBQ_Bo9NvYkbUGf2yrfGXc62IWyS26FqLwREBCa3oMyayzww

 

(3) Citaat uit: Fadila Maaroufi, Je ne veux plus me taire, in: Florence Bergeaud-Blackler en Pascal Hubert, Cachez cet islamisme, Parijs 2021, p. 171-188, p. 184.

 

(4) Sherifa Zuhur, From Veil to Veil: “What’s in a woman’s head is a lot more important than what’s on it”, in : Jennifer Heath (ed.), The Veil, Women Writers on Its History, Lore and Politics, Berkeley and Los Angeles, 2008, 307-318, citaat p. 311-312.

 

(5) Jennifer Heath in het nawoord van a.w., p. 319.

 

 

 

 

 

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!