Soms zeggen cijfers veel, soms zeggen cijfers weinig en soms zijn cijfers gewoon misleidend.
Neem nu bij voorbeeld de levensverwachting in China. Sinds de jaren zestig is die verdubbeld. Ja, je leest het goed: gewoon verdubbeld. In 1960 was de gemiddelde levensverwachting van een Chinees 36 jaar. Nu bedraagt die 74 jaar. In west-Europa en noord-Amerika is dat ondertussen 80 jaar geworden. Je zou hier een argument kunnen in vinden om te stellen dat China aan een inhaalbeweging bezig is.
Maar, die hogere levensverwachting is lang niet het enige spectaculaire cijfer in China. Het bevolkingsaantal vertoont immers identiek hetzelfde kenmerk: ook verdubbeld. Sinds 1950 is de Chinese bevolking van een 700 miljoen naar pakweg 1,3 miljard inwoners gestegen.
Zou men armoede leiden om een mondje meer? Volgens de scheurkalender van de bond zonder naam wellicht niet, maar bij de communistische partij waren ze er niet echt gerust in, wat aanleiding gaf tot de zogenaamde éénkindpolitiek. Een drastische maatregel die het krijgen van meer dan één kind ronduit strafbaar stelde, gewoon omdat men er bang voor was dat door die bevolkingsexplosie allerlei massale problemen op het land zouden afkomen. Voedseltekort, gebrek aan energie of gebrek aan werkgelegenheid voor al die mensen. In de marge van die éénkindpolitiek kunnen we terloops nog een ander spectaculair cijfer aanstippen: China werd meteen koploper voor wat het aantal abortussen betreft. Die teller staat ondertussen op ongeveer 350 miljoen. Ook een record! Nog zo’n driest feit is het fenomeen van de selectieve abortussen. Koppels die een kind verwachtten lieten vaak een echografie uitvoeren om het geslacht van hun spruit te bepalen. Als het jongen was mocht de zwangerschap doorgaan, als het een meisje was ging men over tot een illegale abortus. En dan is er nog het verschijnsel van de inheemse illegalen. Dat zijn kinderen die in plattelandsdorpen geboren zijn en waarvan men de geboorte niet aangegeven heeft omdat de ouders anders gestraft zouden worden. Tot op de dag van vandaag leeft een onbekend aantal Chinezen illegaal in het land – zonder identiteitspapieren – niettegenstaande ze er geboren zijn.
De éénkindpolitiek was de enige optie die de Chinese overheid zag om het land toch nog ietwat leefbaar te houden, maar daarmee stevent men momenteel wel op een gigantisch demografisch probleem, met name de vergrijzing.
De éénkindpolitiek werd in 1979 ingevoerd. Sinds 1980 zien we bij gevolg een spectaculaire daling van het aantal geboortes. Ondertussen zijn we 35 jaar verder, waardoor de actieve beroepsbevolking proportioneel veel te klein wordt ten aanzien van de bejaarden. Voor iedere Chinees die nu 25 is lopen er twee rond die momenteel 45 zijn. Over 20 jaar betekent dit dat elke werkende Chinees twee bejaarde Chinezen zal moeten onderhouden. Het Chinese pensioensysteem is daarmee gewoon onhoudbaar, en dan hebben we het nog niet eens gehad over de kosten voor gezondheids- en bejaardenzorg. Ondertussen is men in Peking tot het inzicht gekomen dat de éénkindpolitiek het land naar de verdoemenis aan het leiden was, waardoor de maatregel versoepeld werd: elk Chinees koppel mag nu twee kinderen hebben. Hiermee hoopt men de bevolkingspiramide te stabiliseren, maar het kwaad is geschied: over twintig jaar zit China met een catastrofale vergrijzing van de bevolking die dit land hoegenaamd niet weet te financieren. Dan kan het misschien best wel zijn dat China tegen 2020 uit de armoede wil geraken, de demografische bom komt pas in 2040 tot een hoogtepunt.
China mag inderdaad een heel spectaculaire groei gehad hebben van het nationaal product. Het klopt inderdaad dat het GDP per capita van 1.000 dollar in 2000 gestegen is naar 8.000 dollar in 2015. Maar je moet de cijfers toch in proportie bekijken. Een nationaal product van 8.000 dollar per jaar per inwoner komt overeen met dat van landen zoals Mexico, Cuba, of Gabon. Het Belgische GDP per capita bedraagt meer dan 40.000 dollar en zelfs bij ons zitten de beleidsvoerders met de handen in het haar omtrent de vraag hoe we de pensioenen kunnen blijven betalen.
Met de catastrofale vergrijzing waar China op afstevent, de roofbouw die dit land pleegt op zijn ecologie en het snelle tempo waarbij zowel de Chinese overheid, de lokale besturen en de private bedrijven schulden aangaan om de boel ietwat draaiende te houden, kan je de economie van dit gigantische land maar bezwaarlijk duurzaam noemen.
Alle pogingen die Deng Xiaoping ondernomen heeft om van zijn land een welvarende economie te maken, van de grote sprong voorwaarts onder Mao in de jaren ’50 tot de éénkindpolitiek toen hij zelf de sterke man werd na de dood van Mao, hebben systematisch hun doel gemist.
Ik zie in China een ontwikkelingsland dat met een gigantische kredietbubbel zit en op een catastrofaal vergrijzingsprobleem afstevent. Misschien trek ik het wat op flessen, maar ik zie de toekomst voor dat land alles behalve rooskleurig.