Update: Drank als gevaarlijke drug op Canvas: 031224. DIUS dus. Ik bevond het een hypnotiserende symfonie over de waarde van vriendschap en ook over de dubbelhartigheid van de mens. Sinds Stefan Hertmans in maart of april van dit jaar vriendelijk in dialoog met me ging in het vragenkwartiertje op de Dag van de Filosofie in de antieke zaal met houten klapstoeltjes van het voormalige scheikunde instituut in mijn thuisstad Leuven, raakte ik gefascineerd door de man en zijn fenomenale kennis, belezenheid en de manier waarop hij taal gebruikt om te leven, te denken, kunst te produceren en zich staande te houden. Stefan Hertmans is zonder twijfel een van meest veelzijdige geleerden in ons taalgebied in België. Dat is ook wat geleerde mensen wel eens van mijzelf zeggen², en ik kreeg de laatste jaren dan ook toenemend de indruk dat ik mij kon laven aan de werken en de man. Stefan Hertmans is een mens waarmee ik graag een stevige vriendschap ontwikkelde; een intense, nabije vriendschap waarin wat de Franse filosofen noemen “l’échange” zich kon voltrekken. De uitwisseling tussen de ene geest, het ene hart en het andere. Dat wij dezelfde voornaam dragen doet de kwestie ook al geen goed, en dan die familienaam! Mijn verleden als hertenjager op de Koninklijke Jachten van Hertogenwald is bekend.
Het was dus met grote verwachtingen dat ik het relatief kleine zaaltje boven de boekenshop van museum M bezocht waar de sterauteur in gesprek ging gaan met de heer Rummens van Barboek. Dat laatste is de super gezellige “koffiebar” annex boekenwinkel met hoofdafdeling in het straatje waar TV-kok Jeroen zijn gerechten bereidt, er is een bijhuis in het museum. In feite was de spanning waarmee ik uitkeek naar deze nieuwe ontmoeting en het verder kennis nemen van deze “grote geest”, zoals onze professoren sociologie en geschiedenis zulke mensen zonder schroom noemden in de jaren tachtig, dermate groot dat ik op vrijdag de kluts kwijt was. Het voorrecht weinig deadlines te kennen en je eigen agenda te beheersen, brengt mee dat je soms, zeker eens voorbij de zestig, je vergist wat de dag van de week betreft; ik zat 24 uur te vroeg al in het zaaltje boven de boeiende museumwinkel. Ik ben daar een dik uur blijven genieten van de stilte en de afzondering, en heb stevig doorgelezen in het boek.
Op de dag van de boekvoorstelling, 23 november 2024, was ik goed op tijd ter plekke, en terwijl ik setjes prachtige kunstreproducties in kaartspelvorm bestudeerde, merkte ik plots dat er een lange slanke, gecultiveerde man met zilverwitte haardos naast mij stond en dezelfde tafel met kunstgadgets bekeek. Het was natuurlijk de schrijver, dichter, essayist en amateurmusicus. Ik keek hem opzij aan en zei “Dag Stefan!”. Stefan keek eens aandachtig en herkende mij in tienden van seconden, ik zag zijn gezichtsuitdrukking van verrast-vriendelijk vorsend veranderen in vertrouwelijke plooi. We hebben daar direct ter plaatse een boeiend gesprekje gevoerd, waarbij we allebei onze inzichten en fascinatie deelden over pakkende kunst en dito rampen zoals “The Hollow of the Deep Sea Wave off Kanagawa” door Hokusai en de kwestie met de Titanic. “Die is inderdaad een van de grote allegorieën over de Moderniteit” was de visie van Stefan nadat ik had gedeeld hoe mijn eigen vader, vanuit het standpunt van de ‘sailor man’ die de wereldzeeën had bevaren, van die scheepsramp een grote les over de hubris van de mens en over de overmacht van de Natuur had gemaakt; ik beluisterde die wijsheid toen ik drie jaar oud was.
Het zaaltje liep zoals ik verwacht had, boordevol, en er zou plaats tekort zijn geweest als de inrichtende boekenwinkel langer op voorhand promotie had gemaakt. Met gespitste oren en ontvankelijke ziel heb ik met groot genoegen het interview beluisterd, waarbij ik geregeld graag luidop mocht lachen bij de verrassende wijsheden en anekdotes die de schrijver meegaf. Ik zat op de eerste rij en maakte – vermetel als we zijn – enkele portretten van mijn literaire idool. Toch bleef ik ook kritisch en toen naar het einde van het interview de schrijver zegde: “Ik heb zelf de indruk dat dit mijn beste, mooiste boek is”, wierp ik hem met een lach voor de voeten: “Ha, u hebt dan toch iets van de commerçant in u?!”. Waarop Stefan Hertmans antwoordde, met rustig gezicht: “Ik… weet wat ik moet zeggen om u te laten houden van mijn boek”. Dat antwoord typeert de man in menige zin. Hij is helemaal geen man die op banale manier op zoek is naar meer geld; hij heeft altijd gepaste woorden klaar, ook juist om delicate kanten van mens en realiteit te beschrijven; en hij is zelden verstoord of agressief in de woorden. Hoewel hij in Dius geregeld zijn protagonisten opvallend cynische uitspraken laat doen, daar komen we misschien op terug.
De verschijningsdatum van het boek ligt ondertussen al een aantal weken achter ons, menige recensie is verschenen en vele lezers hebben het boek al tot zich genomen; over de inhoud kan ik kort zijn. Hoofdpersoon en ik-verteller Anton is een docent kunstfilosofie (een functie waarvan de spreker in M bevestigde dat hij die zelf bekleed(t) (heeft)). Hij is dus een volbloed intellectueel, en weet zoals menige paragraaf bevestigt, zijn studenten te boeien. Dat is iets dat voor mij de dendrieten beroert, want ik heb zelf ook een tijdje kunstonderwijs gegeven, en kreeg mijn leerlingen mee door de tijd te nemen en hen te leren kijken, in stilte, naar kunst. Na te gaan in het eigen binnenste “wat doet het mij?”. Al snel wordt duidelijk dat Anton naast grote talenten ook kleine kanten kent. Hij is verlegen, in het bijzonder naar vrouwen. Hij is een beetje bloedeloze heer. Hij verdrinkt sterke emoties, die hem inzichten konden opleveren, vaak graag direct in drank. Hij heeft een aanleg tot melancholie. Hij twijfelt aan zichzelf en zijn talent. Zijn evenwicht behoudt hij door wandelingen in de natuur, aanvankelijk alleen. (Veel Belgen zullen zich in deze aanpak herkennen; als ervaren bezoeker van natuurreservaten kon ik zien hoe de paadjes sinds Covid-tijd breder betreden raakten, hele drommen mensen zoeken nu regelmatig de natuur op). Anton woont in een stad, waarvan de schrijver tijdens het onderhoud in Leuven toegaf dat het Gent is. Er is een beginnende relatie met een collega op het instituut, een docente fotografie, Lys.
Liefde?
Hier moet ik een punt van kritiek leveren. Het lijkt erop dat de krachtige roman hier op een punt wat te lijden heeft onder het feit dat hij relatief snel geschreven is, in enkele maanden tijd. In het middendeel en het derde deel (“zoals een sonate, dat is een goede structuur voor een roman”) gaat Anton door de hel omwille van de (lange tijd) afgebroken relatie met deze fotografe. Dat lijden is echter niet overtuigend omdat bij het begin van het verhaal deze “relatie” slechts in korte vegen geschetst wordt; er is zeer goede seks, maar verder? De normale laag vriendschap die een man mag verwachten in een goed lopende relatie waar je met je mystieke navelstreng in verbonden bent met je vrouw, ontbreekt volkomen. Op pagina 194 staat het zo: “Zelf ben ik al die jaren alleen gebleven, ik kon Lys niet vergeten; er zijn liefdes die zo diep snijden dat het leven te kort is om ze te boven te komen.” (Mijn cursivering). De liefde voor en met Lys, dat is meer ‘lust’ dan liefde. Een evident verschil, als je ooit de definitie hebt begrepen die mij zo fascineert sinds de universiteit:
“Liefde = de Cultuur van de begeerte, van het verlangen”
Terloops: in Dius vind je geen stomende beschrijvingen van de erotische liefde, zoals een rits vrouwelijke auteurs die de laatste jaren bieden. Persoonlijk las ik in die zin graag Alles verandert van Kristien Hemmerechts en op sociale media was er recent lof voor bepaalde romans van Gaea Schoeters.
Een van de studenten zoekt docent Anton op en is meteen direct: ik wil vriendschap met u. Zo gezegd, zo gedaan. De nieuwe vriend Dius is veel meer dan de bezadigd-beschouwende docent een vitalist. Hij is een echte kunstenaar. Een man met een “walvishart” zoals dit van (eeuwig dronken) geniale schrijver Joseph Roth wordt gezegd. Iemand die vanuit sterke en diepe intuïtie prachtige doeken maakt. Iemand die het gemoed kan vollopen bij het zien van (een beeld van) een vrouw in nood of met een wonde. Toch blijkt de innemende vlotte en diepzinnige kerel ook een valse kant te hebben. Een soort banale jaloezie brengt Dius ertoe de liefde tussen Anton en Lys te saboteren.
Doorheen de jaren raakt de intense vriendschap tussen deze twee verschillende heren die mekaar aanvullen in interesses en talenten, in temperament ook (vooral?), toch over de obstakels heen. Op zeker moment stelt de schrijver bij monde van Lys de vraag aan Anton: “Wat zou jij geworden zijn zonder die vriendschap van en met Dius?” De vraag blijft in de roman open. Persoonlijk lijkt het mij evident: de docent zou niet zoals zijn lieve vrouw suggereert, meer op eigen poten hebben gestaan. Mij lijkt het gevaar groot dat hij dan nog minder krachtig was geworden als persoon. Dat hij vroegtijdig was verdord en gestorven.
In de roman is het Dius zelf, de jongste van de twee, die het eerst sterft. Dat veroorzaakt akelig heftig verdriet bij intussen professor Anton. Dit is een roman van veel en grote emoties. Dat maakt voor mij een deel van de betovering uit, de hypnotiserende kracht van het verhaal.
Die psychologische kant krijgt echter ruimschoots tegengewicht in heel wat interessante visie en feiten. De roman is een inleiding in iets anders dat ik zelf ook heb beoefend, bij gelegenheid, als dilettant: het zoeken naar de (diepere) betekenis van een schilderij, een kunstwerk, en daar woorden aan geven. Toen ik de oefening op een dag deed voor kunstenares Carla Meertens, en de zin en betekenis van haar half abstracte beeldjes opgetrokken uit objets trouvés voor haar uitspelde, kreeg zij tranen in de ogen. “Hier wacht een kunstenaar een heel leven op. U hebt het nog beter gezien dan ikzelf”.
Stefan Hertmans schreef een intense roman over mensen, over vriendschap en liefde. Hij geeft ons een karakterstudie, belicht hoe mensen in elkaar kunnen zitten in treffende cases. Zo is er ook de Italiaanse Pia, die in een puissant rijk gezin, een clan, een familie, is opgegroeid, en dan ook levenslang een vanzelfsprekende elegantie meedraagt. Zij is afstandelijk, mooi, maar toch niet oppervlakkig, zo blijkt in het slotdeel. Hoe het mogelijk is dat zij en de bruisende Dius tot een huwelijk en ouderschap komen, is volgens mij in feite niet echt overtuigend uitgetekend. De manier waarop de broers de huwelijkskandidaat en bezield kunstenaar dwingen allerlei klusjes te doen in het landhuis in de polder, en de jonge man daarbij vernederen, is een beetje grotesk. Het is een treurig aspect aan de persoonlijkheid van de innemende Dius, iets dat in bevreemdend contrast staat met de manier waarop hij in de omgang met Anton altijd als vanzelf de sterke partij is. Hier stel ik mij als lezer vragen bij. Plooit Dius wat zijn eigenwaarde en trots betreft, die hij tegenover een aasgier als “Jan Chapot” (waarin we Jan Hoet mogen en moeten zien, zo bleek tijdens het interview) zo magistraal staande had weten te houden? Waarom? Voor het geld? Voor het vooruitzicht van een leven met de elegante, aantrekkelijke vriendin?
Iets anders dat mij verbaasd is de mate waarin zowat iedereen, de kinderen uitgezonderd, de hele tijd alcohol gebruiken. Het lijkt wel of we terug zijn in de Hollywood producties van de jaren vijftig, zestig of zeventig. Of we Sean Connery als hoofdrol hebben in zijn rol van James Bond, of een rol van Anthony Hopkins in Amerika. We krijgen als lezer wel veertig soorten wijn en vijf soorten champagne voorgeschoteld, en tussendoor nog wat whisky. De figuren in dit boek lijken in die zin de perfecte vrienden voor Winston Churchill. Dat terwijl de laatste jaren de medische wereld toch alle moeite van de wereld doet om deze lange tijd sociaal aanvaarde verslaving, waarvan mijn huisartse vorige week nog lapidair stelde, zij doceert aan de KU Leuven, nadat tijdens de jaarlijkse bloedanalyse haarfijn was gebleken dat ik in 2003 af en toe wat meer dan voordien een pils, een glaasje wijn of een glaasje sterke drank had genomen: “Het breekt je hersenen af, hoor!”
Mooi dat we tijdens het afrollen van dit verhaal ook een introductie krijgen in andere dingen die het goede leven kunnen uitmaken. Zo stipte ik tijdens het lezen in glossen in potlood aan dat ik het Stabat Mater van Pergolesi en van Scarlatti eens wat meer ga beluisteren, bepaalde stukken van Schubert en de grote componisten van de polyfonie zoals Lessius, Ockegem en Monteverdi; ik was blij met verwijzingen naar grote meesters zoals Stravinsky; met de suggestie zelf ook meer van Spinoza zelf te gaan lezen, zoals bepaalde personages doen, in grote vanzelfsprekendheid.
In zijn geheel genomen is dit een zeer “sensueel” boek geworden: ideeën spelen een rol, maar het contact met de werkelijkheid verloopt voor de personages intens en frequent via alle zintuigen.
De schrijver zegde ons dat het boek in een melancholische toonaard is gezet, en wel met een goede reden:
“Melancholie = vitaal! Het is een manier om na te denken over het leven
en naar de dingen in het leven te kijken… zoals het is”.
De structuur van het boek is, op het gebrek aan uitwerking van bepaalde karakters en relaties na, zeer goed met de inhoud in harmonie. In sommige romans heb je het beste gehad na het eerste derde, de rest van het verhaal loopt kabbelend tot het einde. In Dius is het derde deel en ook het slot, de ontknoping even sterk en indrukwekkend als de andere delen.
Wat de vriendschap tussen deze mannen, die uitdrukkelijk niet seksueel is en blijft, betreft, merkt de schrijver mondeling op dat het “vrouwelijke mannen” zijn. Het zijn geen macho’s. In de visie van Stefan Hertmans zijn er vandaag veel mannen die zich naar een van de uitersten toe ontwikkelen: sommigen worden macho’s, “kijk hoe ze rijden! En hoe ze naar voetbal kijken!”. Een profilering die wellicht onder invloed van Hollywood en van de Popmuziek gebeurt; een stelling waar ik het eens mee kan zijn. Aan de andere kant zijn er meer dan in vorige generaties zachte mannen, fijne, fijnzinnige mannen; die er geen graten in zien de afwas mee te doen of de luiers van de spruiten te vervangen.
Een beetje vreemd heb ik enkele kleine inhoudelijke ongerechtigheden bevonden, details die uit de eruditie van de schrijver stammen, die zoals heel wat tijdgenoten inclusief mijzelf, over een ruime parate kennis over de vogels en de kruiden en bomen beschikt. Dat feitenmateriaal opnemen in je roman maakt hem sterker, zoals dat ook een stukje van de verwoestende kracht van de romans van Cormac McCarthy uitmaakt. Af en toe lijkt zo een detail niet te kloppen met de werkelijkheid. Dat doet mij denken aan een grootmeester als Leonardo Da Vinci: een uniek scheppend genie, maar in de technische tekeningen is er af en toe een radertje dat in de verkeerde richting draait. Zo geeft pagina 105 aan dat een personage “een parelhoen heeft weten te strikken” ergens in de polder. Misschien vergis ik mij, maar overal waar ik in Vlaanderen gedurende bijna 50 jaar aan vogelstudie heb gedaan, laat het besluit toe dat die dieren in het wild niet overleven. Literair kan het een meerwaarde zijn, voor lezers die geen kaas hebben gegeten van ornithologie: een parelhoen in plaats van een fazant of een patrijs of in de limiet, een (nu zeer zeldzame) kwartel. Dergelijke “foutjes” zijn literair bijkomstig misschien, maar ze vormen toch een beetje een “deus ex machina”, een zwaktebod.
Een punt waar de kennis van Stefan Hertmans de mijne heeft gecorrigeerd is het feit dat de Ginkgo biloba, in het Nederlands ook Japanse notenboom, geen Japanse, maar een Chinese boom is van oorsprong. Die boom is mysterieus, het is een van de oudste bomen die er op de planeet zijn, hij is ontstaan meer dan honderd miljoen jaar geleden, bijna in de tijd van de dinosauriërs, en mede daardoor wellicht, wordt hij gebruikt in medicijnen die het geheugen zouden ondersteunen.
Samenvattend
De tekst is ten diepste ook juist een pleidooi voor de mens die ervoor kiest
zijn sensitieve, ontwikkelde ziel te behouden,
in tijden van velen met een ‘goedkope’ levenshouding
Een goed boek is het, zonder twijfel: interessant en gevoelig.
Boeiend, met liefdevolle en toch kritische aandacht voor mensen en hun sentimenten, voor Natuur, voor dieren en voor het fenomeen kunst en klassieke muziek.
Stefan Hertmans overtuigt met zijn visie, die in zijn geval op ervaring teruggaat zowel in Vlaams-Brabant als in Zuid-Frankrijk, dat voor de nadenkend mens, door het vertoeven en wandelen in een ruim landschap, vrij van bebouwing en menselijke drukdoenerij, de geest kracht, innerlijke rust en vrede kan opdoen.
Twee temperamenten
In wezen lijkt mij Dius een verhaal waarin de schrijver de vergelijking tracht door te voeren tussen twee soorten persoonlijkheden. Dius is meer de gevoelsmens, de echte kunstenaar; een beetje zoals Stefan Hertmans in interviews toegeeft dat hij wel lang in het bandje mee muziek maakte, maar dat zijn broer daar meer in excelleert, in muziek spelen. Anton is de docent, de geleerde, de denker en ook wel de mysticus; een personage waarin veel is gestopt van de schrijver. Dius is meer gedreven en kan meer op zijn intuïtie af gaan om zijn ding te doen. Hij is een passioneel man en schepper. Spontaan moet ik in Vlaamse context de vergelijking maken: Stefan Hertmans is, mutatis mutandis, de scherpzinnige geleerde die naam en faam bereikt, maar wel vaker op veilig speelt, wat minder bevlogen is dan andere vooraanstaande schrijvers en denkers. Dan denk ik aan een Jonathan Holslag, die vaker zijn nek uitsteekt als intellectueel, generalist zowel als kenner in de diepte, bij het maken van voorspellingen in de geo-politiek en in het advies aan overheden en instellingen. (Hoewel de man recent wat lijkt die rol af te bouwen, met zijn keuze voor het burgemeesterschap van Tienen, het stadje waar hij wellicht zijn visie neergeschreven in “The Citadel” wil trachten waarmaken). Of aan een Dirk Draulans, die zeer veel weet , vooral in het domein van de natuur en de positieve wetenschappen, maar die in het tijdschrift waarvoor hij werkt en op sociale media, de strijd aangaat met groepen, zoals de jagers, die hij het bestrijden waard vindt.
Ten derde denk ik aan mijzelf, aan de mogelijkheid dat mijn profiel dit van de dorre kamergeleerde overstijgt; met flitsen van diep inzicht, terugzicht, doorzicht, brede visie, veelzijdigheid, passie, strijdlust, openheid, zeer brede kennis, Godscontact en “emergentie”, zoals ethicus en filosoof Roger Burggraeve het heeft genoemd.
Om af te sluiten nog een paar ideeën, formuleringen die de schrijver aan zijn publiek in Leuven meegaf.
“De vrouw is volgens mij het beste deel van de mens. ” Zoals zij bijvoorbeeld een man, een mens, een situatie [vanuit de befaamde vrouwelijke intuïtie] “in twee seconden kunnen inschatten, en ja, soms in die tijd kunnen “laten leeglopen. “Die kerel, ach dat is ZO ene!””
“Burgerlijk, dat is degene die altijd van alles de prijs vraagt, en of het nuttig is.”
Toemaatje
Ter info, in aanvulling op mijn opmerking over de personages in DIUS die veel drinken: nu is er ook de documentaire, getoond op 3 december op Canvas “Drugs dus”.
Met een massieve veroordeling van alcohol. “Alcohol is van 15 (vijftien) drugs de absolute nummer één in gevaarlijkheid en schadelijkheid, zowel voor het individu als voor de samenleving!”
Stefaan Hublou-Solfrian
Blog 958
Recensie na vijf dagen door 1000 lezers gelezen. Op 3 maart ’25: 4754 lezers.
_______________________________________________________
PS. Van 5 tot 17 december is er een expo van werk van Carla Meertens in Leuven in Kapel De Romaanse Poort, in samenwerking met 30CC.
Door onze andere blogs kunt u scrollen door op de auteursnaam boven dit stuk te klikken
Foto’s: (c) S. Hublou 2024