[Focus Keyphrase: Verdinglichung in beeldcultuur – C19]
DE HELDEN – DE GEZICHTEN
De diverse jaaroverzichten hebben de wereldpandemie ruim in woord en beeld gebracht. Indrukken die ik daarbij opgedaan heb vragen om nabeschouwing.
Heel even maar zal ik illustratief de te gemakkelijke vergelijking maken met oorlogsomstandigheden.
Bij de grote oorlogen van de twintigste eeuw heb ik me ingeprent dat de bepalende gezichten – helaas ook de gezichten van het kwaad – er hun podium krijgen en dat de slachtoffers anoniem blijven, verdrinken in het aantal.
Propagandafilms speelden een vitale rol in de perceptie voor en na. Heldhaftig defilerende soldaten. Pijp rokende generaals boven kaarten gebogen die op een tank gedrapeerd liggen. Een militair geflankeerde eerste minister die met een verrekijker de einder aftuurt.
De talloze maatschappelijk en persoonlijk relevante schaduwzijden van het heldendom krijgen vaak pas decennia later hun corrigerende belichting. Een gedreven historicus, journalist of reportagemaker moet er zich in vastbijten, er een [soms in de eerste plaats voor zichzelf] interessante casus in zien.
Over de huidige onzichtbare infectueuze vijand blijft het opvallend stil in een aanwijsbaar aantal werelddelen. Dat is één vaststelling. Het zou kunnen aantonen hoe essentieel regimes het vinden om de berichtgeving volledig naar hun hand te zetten. Deze werkwijze lijkt opgang te maken. Er is weinig internationaal weerwerk. Een verontrustende ontwikkeling.
Ook in mijn tweede vaststelling staat de berichtgeving centraal. In het oude Europa is deze open en vrij. Hier is geen sprake van ingebonden, geleide of beknotte informatie. Misschien eerder van een tekort aan zelfcensuur.
De helden van de zorg komen ruim aan bod. Hun pakken, handschoenen, gelaatschilden zijn in het collectieve geheugen gebrand.
De beelden van uitputting, de tranen bekrachtigen hun heroïek. Ingezoemd op hun emotie met het fototoestel of in slow motion met de camera, eventueel onderstreept door een gewiekst muziekfragment, is dramatisch effect verzekerd [voor de tijd van de uitzending].
DE ZORGVRAGERS
Hoe anders toont men ons de patiënt. In het ziekenhuisbed, op de operatietafel. Volledig herkenbaar. Zo niet halfnaakt of naakt, dan minstens ontluisterend letterlijk in haar of zijn hemd gezet. In rijen in de gang geplaatst, ziek, geschonden, met handen en voeten geketend aan katheters en blauw verpakte helden. In te veel foto’s of montages weet ik me geconfronteerd met ernstige schending van de privacy, van de menselijke waardigheid vooral.
Verdinglichung is het eerste wat samenvattend bij me opkomt. Vlag en lading van het woord en hoe kort ik Marxistisch door de bocht ga laat ik graag aan academici die zich daarin uitleven.
‘Oh, jij bent de biefstuk met doperwten’ was het passende voorbeeld dat Ernest Mandel aanhaalde als het over een bestelling in een druk restaurant ging[1]. Tweehonderd anonieme doodskisten in een sporthal duiden nog sterker. Ieder spoor van menselijk leven is er gewist. Ook het kunstmatige coma vormt een krachtige allegorie. De patiënt aan de machine die de zijden draad regelt.
De beeldcultuur is vandaag machtiger en meer ingrijpend dan ooit. Aan de verschuiving naar een meer schaamteloze portrettering wil ik maar niet wennen. Hoe die vandaag bijvoorbeeld de zorgvrager willoos en afhankelijk voorstelt. Iedere ernstig zieke patiënt, iedere negentigjarige die men letterlijk framed of shoot, is deel van een gezin, een familie. Het omgekeerde van Stalins verheven toepassing ‘één dode is een tragedie, een miljoen doden een cijfer’. Het individuele of kleine leed vereist discretie en dienstbaarheid, geen artsenfeuilleton.
Hoewel de medische deontologie de patiënt centraal plaatst, dringt de topverpleegkundige, topdokter of topviroloog zich hier – al of niet gewild – op de voorgrond. De gemaskerde held, samen met de machine baas over leven en dood van een patiënt met verminderde zelfbeschikking.
AFHANKELIJK
Ondertussen blijft de pandemie het wetenschapsoptimisme aardig uitdagen. De genees- en heelkunde is in de betekenis van het woord, in haar ‘weten’ aangetast. De kunde is aan heel wat gissen, missen en tegenstrijdige interpretatie onderhevig. Het zou tot bescheidenheid moeten aanzetten, ver weg van de media, de fotograaf, de camera.
De Verdinglichung vertaalt zich breder in ‘uit noodzaak’ toegevoegde collectieve verordeningen, vaccinatiecriteria, een in wezen vijandige opdeling tussen besmetters en besmetten [verder verzakelijkt door de anonimiserende maskers], een economische realiteit die mondiale ongelijkheden versterkt en zowel armoede als speculatie- en productierijkdom uitvergroot.
In dit klimaat kunnen interafhankelijkheden licht richting afhankelijkheden afglijden. We liggen met z’n allen aan de sonde van handel, nijverheid en geld. Jonge ondernemers overleven bij gratie van de fondsen die de economiegebonden overheid ter beschikking stelt, niet op basis van hun inventiviteit en werkkracht.
Hoe ondertussen het fundamentele gelijkheidsbeginsel, de humane interactie op basis van gelijkwaardigheid in onze geesten en in ons gemoed evolueert, zou ons zorgen mogen baren.
Willi Huyghe
[1] Mandel en Novack ‘Marxist Theory of Alienation, a merit pamphlet’; vert. E. Vonk. Pathfinder Press, NY; 1970.