Open brief aan prof. em. filosofie Herman De Dijn (KU Leuven). 1300 woorden.
Zondag 18 juni ’17
CC aan een vijftigtal betrokkenen, Mark Eyskens, ecofilosoof Ullrich Melle, bijbelfilosoof Roger Burggraeve, criticus van het christendom en auteur Roger Lenaers, hoofdredacteur Geert Dekerpel, mgr. Jozef De Kesel, mgr. Luc Vanlooy, mgr. Bonny, kardinaal Godfried Danneels, Bart Sturtewagen, filosoof Johan Tavernier, Herman Roelands, Anna Vandenhoeck, eco-theoloog Jacques Haers, wereldbeeldfilsoof Jan Vanderveken, historicus Michel Cloet, Minister Joke Schauvliege, Pierre Vander Roost (IJO), Yves Steverlinck (voormalig voorzitter HVV), journalist Dirk Sturtewagen, Luk Bouckaert, filosoof en therapeut Piet Nijs, Vrienden van Heverleebos en Meerdaelwoud, theoloog Reimund Bieringer, theoloog Johan Verstraeten, Rik Torfs, journalist en stichter van Tertio Bert Claerhout, schrijfster Margot Vanderstraeten…
“Professor,
Hallo Herman, [De Dijn]
Ik hoop dat het u goed gaat.
Met veel belangstelling (en een expertise referentiekader opgebouwd gedurende meer dan een halve eeuw, sinds ik mijn eerste konijn, Moeki, als vriendje adopteerde als driejarige, en later, vanaf 16 maart 1976, als ornitholoog; lid van de Dierenwelzijnwerkgroep van Agalev, en nog later als de ideoloog in onze regio wat betreft de (waardigheid en zinvolheid van vakkundig en deontologisch goed uitgevoerde) jacht) heb ik uw stukje over dierenrechten in de grondwet in DS van 16 juni gelezen. Dat bericht heb ik ook gedeeld op facebook. Ik vond het eerlijk gezegd zinnig en goed. U betoogt goed. En u wees op verdachte, potentieel gevaarlijke trekjes en potentiële gevolgen van een doorgeschoten dierenrechtendiscours.
Echter, ik las intussen met grote belangstelling het antwoord van mijn kennis Michel Vandenbosch van Gaia “Maak van een olifant geen mug” in De Standaard van 17 juni. En ik moet eerlijk zeggen, met zo mogelijk nog grotere instemming!
Ik voelde mij bij de lectuur als het ware in een tijdscapsule teruggevoerd naar ca 1985, toen ecofilosoof Ullrich Melle zijn eerste grote publieke manifestatie hield met de organisatie van het Congres “Over menselijke en andere dieren” aan het HIW. [Hoger Instituut voor Wijsbegeerte, Katholieke Universiteit Leuven].
Toen al was ik diep gedegouteerd over dieronvriendelijkheid de bij de (overige) filosofen, (vooral bij faculteitsvoorzitter d’Hondt, maar ook bij figuren als Rudolf Bernet, en IJsseling zaliger, Vergote en Herman Roelands) en het immense gebrek aan kennis over het denken over dieren, dat intussen al als een grote trein internationaal aan de gang was, en dat ik onder anderen via National Geographic Magazine en via publicaties van Konrad Lonrenz, de Duitse Nobelprijswinnaar ethologie had gevolgd, reeds als scholier.
Ik merk dat het voor Vandenbosch gemakkelijk valt uw standpunten te ontkrachten en de onmacht en krachteloosheid ervan aan te tonen, meer dan dertig jaar na die beschamende en in mijn ogen lichtjes gemene, inhumane vertoning…
Er is veel werk aan de winkel.
Bij deze gelegenheid wil ik mijn teleurstelling onderstrepen dat u niet bent ingegaan op mijn voorstel met u in dialoog, intellectueel partnerschap te treden. Deze keuze lijkt zich vandaag te wreken… U lijkt door de mand te vallen in dit domein van de filosofie over dieren.
In uw recente tekst wordt opvallend duidelijk hoe beperkt het denken van de filosofen van uw generatie is in deze materie. Hoe zeer u kind van uw tijd bent gebleven, en niet in staat dit profiel te overstijgen of mee te zijn met het hedendaagse denken over deze belangrijke materie.
Ik mag verhopen dat de jonge generatie filosofen het beter doen, in het spoor van Ullrich Melle, die gisteren zijn emeritaat vierde.
Ik prijs mij intussen overigens gelukkig dat mijn grote passie voor het jachtgebeuren in de jaren tachtig Melle heeft aangestoken, zodat hij zich over dat thema grondig en op academisch niveau is gaan inlezen. Dat resulteerde in het doctoraat van de student Kowalski over de jacht, en een boek van deze man dat intussen wereldwijd het debat inspireert. Kowalski bezet intussen een leerstoel in Edmonton, Canada te midden de machtige bossen en de Invloedssfeer van de Native Americans, met hun grote liefde voor Moeder Aarde en de concrete dieren, landschap, bomen, lucht, water, rotsen.
U weet misschien dat ik jaren later door mijn brieven over ecologische thema’s kardinaal Godfried Danneels mede heb geïnspireerd tot het schrijven van zijn kerstmisboekje “De mens in zijn tuin” (2013). Dat behandelt het ecologische thema, met een centrale plaats voor de denker en heilige bij uitstek, Sint Fransiscus van Assisi.
Intussen is de evolutie die ik met kracht verhoopt en voorzien had, stevig verder gegaan. De nieuwe paus koos als eerste paus de naam Franciscus, en hij schreef met Laudato si een encycliek die mij heeft voldoening gegeven. Deze gezagvolle tekst zet de mensheid op een heilzaam pad. Laat ons hopen dat het niet te laat is. Ik mag verhopen dat u wel eens gedachten heeft gewijd, als de goede huisvader die de filosoof moet zijn voor de gemeenschap, aan de niet te overziene negatieve gevolgen doorheen de tijd voor wat u graag “het mystieke lichaam” van de mensheid noemt, van het uitsterven van de vele diersoorten en plantensoorten, de genetische rijkdom, de rijkdom van het concrete leven, de Fellow Creatures? Ik merk van de urgente liefde voor dieren niet veel in uw teksten.
Wat een verlies betekent het wegvallen van soorten voor immer, aan inspiratie voor mystici, dichters, schrijvers, kunstenaars, filosofen
In die zin hebben u en uw collega’s met hun ‘diervreemdheid’ een groot schuldig verzuim gepleegd. U hebt de Schepping van onze joods-christelijke God zonder doeltreffend intellectueel verzet laten plunderen, ontmantelen, bevuilen en vernietigen.
Ik voorzie en vrees dat het oordeel van de toekomende generaties over de collega’s zeer negatief en vol verbazing zal zijn.
Overigens verhoop ik dat de zwakke prestaties van de filosofen van de Alma Mater niet aan kwade wil te wijten zijn. De banale Desinteresse lijkt me al een even grote zonde en dwaasheid.
U weet misschien dat ik tijdens een congres van theologen onder voorzitterschap van hooglelraar Johan De Tavernier, een jaar of tien geleden, publiek een striemende kritiek heb geformuleerd op de visie van de Nederlandse professor Boersma.
Mijn oordeel is dat we er niet moeten aan twijfelen dat het Christendom een grote schuld treft, bij de voortdurende ontwaarding en verloedering van ‘de grote Natuur’
De Grote Natuur is een term gemunt door prof. Rudolf Bahro, de Duitse ecofilosoof die Ullrich, vrij tijdig, rond 1992, naar Leuven heeft gehaald, samen met Arne Naess, de stichter van de Deep Ecology,
Bij die gelegenheidben ik in vruchtbaar debat ben gegaan.
We mogen veel verder denken dan de bekende kritiek van [historicus] Lynn White, dat de betreffende pericopen in het boek Genesis, de wereldbeschaving hebben parten gespeeld. [‘Ga en vermenigvuldig u, gebruik en beheer de paradijstuin’].
Het kwade zit veel fundamenteler: het christendom heeft zich gedurende bijna twintig eeuwen meesterlijk dwaas gecentreerd rond aanbidding van de Messias. Zoals [de Belgisch-Nederlandse theoloog] Edward. Schillebeeckx terecht heeft aangeklaagd, hebben wij zo God als het dragende mysterie in de hele kosmos uit het zicht verloren. Als men zong “De Heer..” dan was het vaak niet duidelijk wie nu precies werd bedoeld, Jezus Messias, de mens met diepe religieuze wortels, of IHWH-God.
Ik moet u huiswerk meegeven, veel huiswerk. U zou kunnen beginnen met Konrad Lorenz te bestuderen, en wat de meest menselijke dieren betreft, de CHimpansses, orangs, gorilla’s en laaglandgorilla’s, respectievelijk Jane Goodall, Biruté Galdikas, Dian Fossey & Francine Patterson (en Frans de Waal die zich op hen heeft gebaseerd).
U zult mijn heilige woede merken, en hopelijk ook begrijpen, omtrent deze kwestie die van levensbelang is, voor meer dan de mens en de menselijkheid.
Met vriendelijke groet,
Stefaan Hublou Solfrian
Epiloog
Beste vrienden,
Hoewel mijn tijd beperkt is wegens buitenlandse projecten, wil ik nog even in de pen klimmen met een nuancering van mijn schotschrift.
Herman De Dijn, op wie ik mijn pijlen richtte, verdient ook lof. Hij is van het HIW én van de faculteit theologie een van de weinige denkers die geregeld de arena van het maatschappelijk debat betreedt, ook als is zijn wapenrusting en zijn stokpaardje niet in de beste conditie, zoals is gebleken.
De meeste ontgoocheling reserveer ik voor de academici, filosofen en theologen die zich met de kern van ecologie bezighouden. Als docenten, onderzoekers en auteurs.Waarom is het zo dat deze figuren zich bijna constant verscholen houden in de cenakels van wat Vandenbosch noemt “de ivoren toren van de wetenschap”?