‘Ik kom de wereld van Saffier aangeven,’ zei vader Fons tot de beambte van het geboorteregister met
een linker knipoog naar de filosofische roman ‘De wereld van Sofie’ en een rechter naar de blauwe
edelsteen. ‘Het is een juweel,’ prees de verwekker zijn vrouw. ‘Een wonderkind, mijn eerstgeborene,’ vond moeder Elvira. Zou het kunnen te maken hebben met het feit dat zij in de kliniek onder water beviel en Saffier als een vis geboren werd. Hoe was het uit te leggen dat de boreling per dag in een andere klinker haar keel open zette, elke maandag in de a, elke dinsdag in de e, op woensdag in de i om zo verder te janken en de weekends te reserveren voor de samengestelde klanken au en ei. De straat waarin ze woonden was niet meer dan een wandelpad dat verloren liep in de open velden. De naam gaf wel te bedenken: Letterkouter. Een gesprek met de gynaecologe bracht haar enige opheldering.
‘Mijn bezigheden? Ik geef af en toe privéles in dictie, ik trek mijn leerlingen de mond open, versterk hun lippenspieren en doe hun tong aan kracht toenemen. En tussendoor speel ik toneel. Uren teksten luidop reciteren en uit het hoofd leren.’
De gynaecologe hoefde daar niet lang over na te denken.
‘Wanneer je in je ligbad kopje ondergaat, de oorgangen volgelopen, hoor je toch geluiden van je onmiddellijke omgeving naar binnenkomen, gedempt, maar je hoort ze. De baby die in het vruchtwater van jouw aquarium zwom, hoorde je gesluierd reciteren, je buik als sourdine.’
Saffier zag alles en was brandend nieuwsgierig. Waar andere kleuters nauwelijks aan het brallen toe waren, hield zij er een notitieboekje op na, waarin ze haar eerste indrukken neerpende, in het begin de letters nog afzonderlijk en te schuin van elkaar geschreven. De tekeningen die ze er bij maakte waren verbluffend. ‘Mijn hart is in mijn verzworen vinger gezakt, ik voel het in het topje kloppen.’ ‘Beschut door struikgewas deed ik een plasje op de veldwegel, het liep als een slang over de harde grond tussen mijn benen door en zwol maar aan. Ik vroeg me af: hoe is het mogelijk dat dit allemaal uit mij komt ?’ ‘ ‘Ik liep voorbij een reusachtige hoop betonblokken en vroeg me af: met al dat beton dat ze maken, zou de aarde op een dag niet eens te zwaar gaan wegen?’ ‘In de school zei de juf: de zielen gaan naar de hemel. Ik vroeg haar: wat zijn dat en hoe zien ze er uit? Ze wist het niet, de trut. Maar op een dag ging ik met vader op stap en we liepen een vijver voorbij. De zon viel er stralend in en miljoenen glinsterende vonkjes wriemelden door elkaar. Daarmee wist ik het: zo zien de zielen er ginds uit.’
Enkele jaren na haar eigen intrede in de wereld werd in het gezin van Saffier een baby met onzeker geslacht geboren, aan de ene kant had het een testikel, aan de andere kant een eierstok. Toen haar vriendinnetjes vroegen of het een broertje of zusje was, antwoordde ze bezadigd:
‘Ze is interseksueel.’
‘Cool,’ riepen ze allemaal zonder er iets van te begrijpen.
Enkele maanden na de geboorte vroeg iemand haar:
‘Hoe oud is kleine zus nu?’
‘Je bedoelt mijn halfzusje?’ antwoordde ze:
‘Oh, ik wist niet dat ze een andere vader of moeder heeft,’ was de verbouwereerde reactie.
‘En als je bedoelt: hoeveel jaren telt het, dan zeg ik: nul jaren.’
‘En hoe heet ze?’
‘Hangt er van af, Bert of Bertha.’
Woensdagmorgen. Haar moeder greep naar de wc-borstel, de stofvod en het zeemvel.
‘Morgen komt de poetsvrouw toch?’ vroeg Saffier verwonderd.
‘Juist daarom. Het huis hoort er toch ietwat proper bij te liggen, commentaren bij de buren kan ik best missen.’
De medeleerlingen van Saffier waren stuk voor stuk jaren ouder dan zij. In de klas vond ze de lessen geschikt voor kleuters. De vriendinnetjes lieten geen gelegenheid voorbijgaan om indruk te maken op hun begiftigde klasgenoot.
‘Kijk eens op mijn smartphone, ik beschik over nieuwe apps. Hier zie, eentje dat kietelt en me zo aan de lach brengt als ik het niet zie zitten. En hier, een scheerapparaat.’
‘Dat niet scheert,’ merkte Saffier medelijdend op.
‘Maar dit hier, een kaars die ik aansteek en weer uitdoof, aan, uit, aan uit.’
‘Maar het geeft geen licht,’ ontnuchterde Saffier haar.
Elke morgen hoorde ze haar vader zuchten en kreunen bovenop de krant.
‘Dagelijks brokken puin en lege sandalen bij elkaar vegen in het Midden-Oosten. Het is niet meer appetijtelijk, toch kan ik het niet laten. Ben ik masochist? Een mens moet toch op de hoogte blijven.’
Bij het begin van het nieuwe schooljaar vroeg de lerares of iemand voorbeelden van waarden kon geven.
‘Alles wat opbrengt. Waarden zijn waard wat ze in klinkende munt voorstellen, bedrog en schijnheiligheid inbegrepen. Kijk maar naar de topsport, beulenwerk en drugsnesten. Men is er tegen, maar het brengt op,’ antwoordde Saffier.
Later verdeelde ze haar notities over twee afzonderlijke aantekenboekjes, het eerste kreeg de titel: ‘De wereld van Saffier’ en het tweede: ‘Kafka in België.’
Een van haar eerste memo’s schonk ze aan het Hof.
‘Wettelijk is bepaald dat wie officiële documenten ondertekent een persoon moet zijn met een en dezelfde naam. Op de geboorteakte van de nieuwe koning staat Philippe. Deze koning geniet echter van een dubbele identiteit. Hij heet af en toe ook eens Filip. Vandaar dat hij van alles kan ondertekenen. Moet kunnen, koning Boudewijn slaagde er als de beste goochelaar in om een dag geen koning te zijn. En van dubbele identiteit gesproken. Dictator Franco ging simultaan speechen in een Catalaanse en een Valenciaanse stad. Niemand wist wie de echte was.’
Kort nadien registreerde ze in haar notitieboekje ‘Kafka in België’:
‘Ik vind de vraag van de minister van overheidsbedrijven of het moeilijker is een postbedrijf dan een land te besturen een statement, een in te kaderen en aan de muur te hangen historische uitspraak te bewaren voor het nageslacht. De topman van het bedrijf die tot viermaal meer verdient dan de eerste minister vond dat hij het voor de voorgestelde peanuts niet kon doen.’ Binnen de tien minuten vonden 250.000 liberalen dit laatste leuk op Facebook.’
‘s Anderendaags hoorde ze het klassieke gezucht van haar vader:
‘t Is altijd hetzelfde, nu weer met de aftop van de topsalarissen van de openbare topambtenaren. Hoe komt het toch dat de socialistische meerderheidspartij telkens opnieuw de broek afsteekt voor de liberale minderheidspartij?’ lamenteerde hij.
‘Ze hebben de tijdsgeest mee. De liberale koorts blijft de wereld teisteren,’ vond Saffier.
‘Als België zo verder boert zal mijn notitieboek vlug vollopen,’ bedacht ze terwijl ze wat later schreef:
‘Een staatsbeambte die boekhouders van bedrijven controleert laat gewoontegetrouw zijn binnenwanden in een duur restaurant pamperen tot de Saint-Emilion zijn benevelde geest in de documenten van de gewraakte nering een aantal nullen ziet ontsnappen. Betrapt en tot de orde geroepen schakelde hij een advocaat in met het doorslaggevend argument: ‘het is altijd zo geweest.’ De rechter kon daar niet meteen iets tegen inbrengen. Maar het ene al dan niet legale schandaal na het andere heeft er voor gezorgd dat de fiscus gemanipuleerde nullen in handen van creatieve cijfermagiërs toch wat belangrijker is gaan vinden.’
Vooraleer ze in bed stapte keek ze die avond door het venster van haar slaapkamer. Een veel te late meeuw vloog nog over.