De Vlaming wil af van de vaste benoeming in het onderwijs, zo blijkt uit De Stemming op 25 mei 2025 in De Standaard. ‘In het onderwijs blijft de vaste benoeming voorlopig een heilig huisje’, schrijft journalist Klaas Maenhout in het artikel. En ook: ‘N-VA-kiezer is strengste’.
Deze laatste zin is interessant. Impulscontrole is niet de sterkste kant van onze huidige Vlaamse onderwijsminister, maar nu heeft ze al een hele week geen plekje op de voorpagina geclaimd met een reactie. De reden daarvoor lijkt mij duidelijk: de grootste verdedigers van de vaste benoeming in het onderwijs zijn de opeenvolgende ministers van Onderwijs – op één na, en die heette niet Zuhal Demir. De grootste verdedigers van de vaste benoeming zijn niet de leraren en de vakbonden.
Zelf ben ik leraar geweest in het secundair onderwijs. Toen ik met pensioen ging, had ik bijna veertig jaar op de teller staan. Ik ben ook al zo’n 45 jaar gesyndiceerd. En let op: voor mij is de vaste benoeming géén heilig huisje, en is het dat ook nooit geweest. Voor de ministers van Onderwijs blijkbaar wel (op één na, die ik dadelijk zal noemen).
De reden daarvoor is volgens mij niet ver te zoeken: geld. Blijkbaar is er uitgerekend dat de vaste benoeming merkelijk goedkoper uitkomt dan eender welk contractueel alternatief. Zou het? De vaste benoeming als beste koop qua prijs-kwaliteit?
Afschaffing vaste benoeming?
Eerst een korte historiek. De enige minister die ooit echt werk wou maken van de afschaffing van de vaste benoeming was Luc Van den Bossche. Die was minister van Onderwijs in de jaren 90. Een socialist, en niet bang van de vakbonden.
Minister Van den Bossche heeft toen een benoemingenstop van twee jaar ingevoerd. Hij verwachtte dat die periode zou volstaan om de vaste benoeming (voor nieuwe leraren) te vervangen door een performant systeem van contractuele leraren.
Na twee jaar is de benoemingenstop geëindigd en ging het systeem van vaste benoemingen gewoon verder. Ten goede en ja, ook ten kwade, maar dat valt buiten het bestek van deze tekst. Waarom slaagde minister Van den Bossche niet in zijn opzet?
Een tweede belangrijke figuur in dit debat: Frank Vandenbroucke. In mijn herinnering de beste onderwijsminister (2004-2009) die ik als leraar heb ondervonden. Zijn dossierkennis en daadkracht maakten dat hij niet de gemakkelijkste onderhandelaar was, en niet bang van de vakbonden. Maar het onderwijs wist waar het aan toe was, in voor- en tegenspoed. Welnu, minister Vandenbroucke heeft de vaste benoeming altijd onaangeroerd gelaten.
Het centrale punt is: personeelsbeleid. De vaste benoeming is ooit, vóór mijn tijd, uitgevonden als een tegengewicht voor (het risico op) willekeur en vriendjespolitiek bij het aanstellen van leraren. De vaste benoeming verkleinde de maneuvreerruimte van directies en schoolbesturen maar gaf duidelijkheid en stabiliteit. De vaste benoeming was trouwens, als ik ook dit goed onthouden heb, tevens een aantrekkingsmiddel om aan voldoende leraren te komen.
Maar dus de kern van de zaak: de centen. Als de vaste benoeming wordt afgeschaft, komt er, althans in theorie, ruimte voor een performant personeelsbeleid waarin, zo wil de Vlaamse mythologie, leraren niet langer vastbenoemd vastroesten maar fris en alert blijven, omdat ze geregeld worden gewikt en gewogen.
Nu kan je aanvoeren dat de privé-sector succesvol draait op mensen die niet vastbenoemd zijn en geregeld worden gewikt en gewogen. Klopt, en ik heb er geen principieel bezwaar tegen dat dit systeem zou ingevoerd worden om het rendement in het onderwijs te verhogen.
Ik ben wel benieuwd naar de antwoorden op een aantal vragen die dan zullen bovenkomen. Even een lijstje uit de losse pols. Wat zijn de eigenschappen van de ‘gewenste leraar’? Met welk ‘instrument’ gaat men het huidige rendement van de leraren meten? Wie gaat dat instrument ontwikkelen, ijken, praktisch bruikbaar maken? Wie gaat het ‘gewenste rendement’ bepalen? En op welke manier?
Hoeveel mensen en middelen zijn er nodig om de vele tienduizenden leraren adequaat te wikken en te wegen? En hoeveel om vervolgens te gewenste verbeteringen op te starten en op te volgen? Welke rol en inspraak is in heel de procedure voorzien voor de leraar zelf, voor de directie, voor de pedagogische begeleidingsdiensten? En hoeveel mag heel dat beoordelingssysteem kosten? Gaan de kosten niet hoger uitvallen dan de baten? Wie gaat dat correct becijferen?
Vastbenoemd of vastgeroest?
Er is ook goed nieuws: vastbenoemd staat niet gelijk aan vastgeroest. De grote meerderheid van de leraren werkt vanuit enthousiasme. Door hun vast statuut hoeven ze geen tijd, aandacht en energie te verbruiken om zichzelf te legitimeren, maar kunnen ze die tijd, aandacht en energie toewijden aan hun leerlingen. Ik spreek uit eigen ervaring.
Toegegeven, niet alle leraren zijn voldoende enthousiast. Maar wie denkt dat de kwaliteit en het rendement van leraren automatisch sterk verhoogt als de vaste benoeming simpelweg wordt afgeschaft, ziet niet in dat zulke botte remedie de problemen alleen maar groter maakt.
Hoe dan ook, vastbenoemd of niet, ik vermoed dat niemand in het onderwijs tegenstander is van een performantere positieve personeelsbegeleiding. En ook niet van meer middelen voor gebouwen en infrastructuur, up-to-date-uitrusting voor technische vakken en nog zoveel meer.
Maar dat kost allemaal geld. Hoeveel geld? Daar heb ik geen precies idee van, maar met een gewone verdubbeling van het onderwijsbudget zouden we al een heel eind opschieten.
In het licht van dit alles ben ik dus heel benieuwd op welke manier minister Demir de vaste benoeming in het onderwijs gaat verdedigen tegen haar strenge N-VA-kiezers.
Ze heeft natuurlijk nog een vluchtweg, een heel gangbare in de politiek, ook zeker bij N-VA: meedrijven op de algemene stemming, en die desgewenst zelfs nog een beetje oppoken, en vervolgens niets ondernemen in de zekere verwachting dat haar strenge kiezers ook deze keer na een tijdje wel iets nieuws zullen hebben om zich actueel over op te winden.