De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

De Talen-nota: een gemiste kans

De Talen-nota: een gemiste kans

maandag 12 september 2011 14:06
Spread the love

De onderwijswerking van RIC Foyer vzw ziet een aantal positieve aspecten in de Conceptnota “Samen taalgrenzen verleggen” van onderwijsminister Smet, maar stelt zich ook meerdere vragen. Positief is: het zich bewust zijn van meertaligheid als een realiteit en als een meerwaarde, de erkenning ervan, de aandacht voor taalportfolio, CLIL (= “content and language integrated learning”) en talensensibilisering. Toch kunnen we ons ook veel vragen stellen. Zo is vaak niet duidelijk hoe de voorstellen concreet geïmplementeerd zullen of zelfs kunnen worden en blijven er een aantal pertinente onduidelijkheden.

Onduidelijkheden

Kinderen met een andere thuistaal moeten, als ze na het taalbad en de klasondersteuning onvoldoende vorderingen maakten in het Nederlands, verplicht extra lessen Standaardnederlands volgen (blz. 13).

Wie financiert die lessen? Wie draagt verantwoordelijkheid? Kan dergelijke verplichting afgedwongen worden? Wat zijn mogelijke sancties bij weigering? Is onderwijs dan niet gratis? Is de periode 4/8 weken taalbad niet sowieso te beperkt voor nieuwkomers in het lager onderwijs? In het secundair krijgt men een volledig onthaaljaar.

“Frans kan vanaf de tweede graad van de lagere school worden aangeboden” (blz. 20). Wil dat zeggen dat Frans in Brussel niet meer vanaf de eerste graad mag zoals tot nu toe het geval was? Je kan dit in Brussel immers niet opvangen door taalinitiatie aangezien de meeste Brusselse kinderen reeds door de context geïnitieerd zijn in het Frans.

Welke definitie hanteert men voor formeel en informeel leren? Volgt men de Europese definitie (“formal learning, informal learning, non-formal learning”, European Commission, 2001)? Bedoelt men met informeel leren het leren dat buiten de school plaats vindt en met formeel leren het leren dat op school plaats vindt? In die zin is het verontrustend dat we in de definitie van talensensibilisering lezen dat het zou gaan om ‘[…] niet planmatig noch formeel gebruiken van andere talen […]’ (blz. 18), gezien talensensibilisering in deze context op school gebeurt.

“In samenwerking met de onthaal- en integratiesector en de CVO’s kan een aanbod ‘vreemde talen op school’ ná de schooluren onder de volgende voorwaarden uitgewerkt worden”  (blz. 25). Geldt dit enkel voor het secundair onderwijs? Of ook voor het lager onderwijs?

Fundamentele kritieken

De nota lijkt sterk pro meertaligheid, maar is dit al veel minder als men ze goed leest. Het is een meertaligheid met opmerkelijke beperkingen en vol waardeoordelen. Vanaf de tweede graad van het secundair onderwijs mogen talenknobbels (anderen dus niet) er nog een taal bijnemen. Het gaat dan echter enkel om talen van de EU en – hou u vast – van de BRIC-landen (Hindi, Mandarijns, Chinees, Russisch en Portugees) maar dus geen Turks of Marokkaans-Arabisch (nochtans grote bevolkingsgroepen in Vlaanderen en Brussel en economische groeipolen aan onze grenzen). Voor Frans en Engels komen er ambitieuze eindtermen. Deze twee talen zijn prioritair. Men wil kinderen 3talig maken, schrijft de nota. Dat veel anderstaligen kinderen (zeker in Brussel) in de praktijk aan de basis al meertalig zijn, legt de nota onderwijskundig naast zich neer.

In het voorschools onderwijs en het kleuteronderwijs mag er aandacht zijn voor thuistalen. In de 6 jaar die erop volgen, mag dit niet benut worden. In het secundair zijn er dan plots wél weer mogelijkheden, maar zoals in bovenstaand punt vermeld, enkel voor talen uit EU en BRIC.

Niet-Europese talen (behalve de BRIC-talen) worden verwezen naar ná de schooluren. Hier zouden Arabisch en Turks dus wel kunnen. Maar de voorwaarden zijn strikt: de leerlingen mogen geen taalachterstand Nederlands hebben én er wordt een bijdrage gevraagd aan de ouders. De meeste GOK-kinderen zullen dus niet in aanmerking komen. Gevolg: het beleid heractiveert  de positie van de moskee, ambassade en religieuze groepen in het aanbieden van thuistaallessen. Naar migratie- en integratiebeleid toe is de nota ons inziens dus een gemiste kans en plaatst ze ons terug naar de jaren ’70.

Waarom mogen de leerlingen eigenlijk geen taalachterstand Nederlands hebben willen ze het voorrecht genieten een extra taal erbij te nemen? Wat met het wetenschappelijk onderbouwde idee dat moedertaal net een hefboom kan zijn voor het Nederlands?

Als we de nota globaal bekijken, hebben we de indruk dat deze verder vooral het onderwijs van het Engels en Frans wil herformuleren. Wat de talen van de allochtone groepen betreft is er geen duidelijke lijn noch aansluiting bij wetenschappelijke kaders. Bij dit en een aantal andere punten doet dit vragen rijzen over te mate waarin het werkveld in zijn reële, integrale en plurale terreinkennis bij het opstellen van deze nota werd betrokken.

Sommige voorstellen hebben een particuliere Brusselse inspiratie die deels ook elders opgaat, zij het in veel mindere mate, bij andere voorstellen ontbreekt de Brusselse inspiratie dan weer totaal. Het verzwakt ons inziens de kwaliteit van enkele potentieel interessante voorstellen.

Brussel, 5 september 2011
De onderwijswerking van RIC Foyer vzw

take down
the paywall
steun ons nu!