“De PKK[1] heeft historisch gezien een belangrijke rol gespeeld, vooral door het Koerdische volk moed te geven om op te staan voor hun rechten. Internationaal heeft de PKK altijd een legitimiteitsprobleem gehad. Het Westen heeft altijd voor Turkije gekozen, wat heeft geleid tot repressie van de Koerden”( schrijver en activist Amytis Krad in De Morgen, 13 mei 2025).
Hoe de repressie in het Westen gebeurde werd door het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten (het Comité P) onderzocht én gerapporteerd. Omdat het voor het toenmalig politiek beleid te pijnlijk was werd dat onderzoek echter onder de radar gehouden. Dat is geen reden om het te vergeten.
Operatie Rebel
Toen bekend raakte dat de Rijkswacht[2] in 1994 tijdens de operatie Rebel een uitgebreide screening had gedaan van alle in ons land verblijvende Turken leidde dat in het parlement tot een stevige rel. Een interpellatie van senator Fred Erdman (SP-Vooruit) verklaarde waarom dit zoveel kwaad bloed zette.
“In onze democratische samenleving verzetten wij ons dag na dag tegen discriminatie, tegen het opsplitsen van de gemeenschap in etnische groepen of subgroepen. Dan ontdekken wij plots dat zogenaamd in het kader van de politionele recherche precies het etnische, het nationaliteitscriterium wordt gehanteerd.”
“Men gaat zelfs zover de oorspronkelijke afkomst ook als criterium te hanteren, zodat Belgen van Turkse afkomst eveneens tot de doelgroep van de screeningsoperatie worden gerekend.”
“Bovendien heb ik vastgesteld dat deze operatie in 1994 blijkbaar met een zekere fierheid door een ondergeschikte rijkswachter – dan nog in een hotel in Brussel – aan zijn buitenlandse collega’s is voorgesteld alsof het gaat om een goede benadering van de problematiek.”
“Zodra het balletje aan het rollen was, heeft men blijkbaar van hogerhand ingezien dat de operatie kon ontsporen en heeft men stelselmatig, maar schoorvoetend gezocht naar dekking.”
“Dat doet mij denken aan bepaalde processen waarbij men voor initiatieven die de Rijkswacht had genomen, achteraf ook dekking heeft gezocht om te kunnen ontsnappen aan bepaalde politionele of gerechtelijke stappen.”
Daarop kreeg het Comité P opdracht deze operatie onder de loep te leggen. Het onderzoek ging van start in mei 1996 maar omdat er geen schot in de zaak kwam stuurde Senaatsvoorzitter Frank Swaelen (CVP-CD&V) op 17 maart 1998, zowat twee jaar later, een boze brief naar Comité P-voorzitter Freddy Troch.
Deze laatste beloofde een ontwerp-rapport over de operatie Rebel tegen 14 mei 1998 maar voegde er aan toe dat er een verband zou kunnen bestaan met een andere enquête en dat het Comité P beide onderzoeken tegen eind juni 1998 aan het Parlement zou overmaken.
Deze ‘andere enquête’ betrof het samenwerkingsakkoord dat Rijkswachtgeneraal Willy De Ridder te Ankara met de Turkse overheid had afgesloten op 9 mei 1996. Daarover had het comité op 11 december 1997 een onderzoek geopend.
Voorzitter Troch maakte zijn belofte aan de Senaatsvoorzitter echter niet waar. Het comitéverslag over de operatie Rebel kwam er pas na de benoeming van nieuwe comitéleden.
Intussen kreeg het comité wel inzage in de samenwerkingsovereenkomst die generaal De Ridder met de Turkse politie had afgesloten, het onderzoek kon dus van start gaan. Het Comité P kon beslag leggen op de interne documenten van de Rijkswacht en verkreeg daardoor een duidelijk beeld van de geheime internationale samenwerking van dit korps.
Documenten
Op 18 oktober 1995 had rijkswachtmajoor Charles De Winter, directeur van het programma drugs van het Centraal Bureau voor Opsprongen (CBO), een nota geschreven waarin hij uitlegde waarom er een verbindingsofficier naar Turkije moest gezonden worden:
“La nouvelle approche proactive et multidisciplinaire (en différents stades) que nous préconisons nécessite un échange d’information soutenue et systématique avec suivi sur place…La collaboration avec la Turquie est extrêmement difficile à organiser au départ de la Belgique: les demandes de mise sous écoute, les Obn ( verbindingsofficieren) etc. peuvent être arrangés uniquement en se rendant ou en étant sur place.”
“De nieuwe proactieve en multidisciplinaire aanpak (in verschillende fases) die we voorstaan, vereist een duurzame en systematische uitwisseling van informatie met opvolging op het terrein… Samenwerking met Turkije is vanuit België bijzonder moeilijk te organiseren: afluisterverzoeken, Obn (verbindingsofficieren) enz. kunnen enkel geregeld worden door ter plaatse te gaan of te zijn.” (vertaling door de redactie)
In een werkfiche van 12 maart 1996 gaf luitenant-kolonel Marchal, verantwoordelijke voor de internationale betrekkingen bij de Rijkswacht, aan waar het probleem zat: er moest vooreerst een protocolakkoord met Turkije komen, en de bevoegdheid om dat af te sluiten lag niet bij de Rijkswacht maar bij de intussen opgerichte Algemene Politie Steun Dienst (APSD).
Om dit beletsel te ontwijken en toch gevolg te kunnen geven aan een ontwerp van akkoord dat de generaal-korpsoverste reeds eind 1995 in Turkijë had onderhandeld, werd voorgesteld dat de generaal het bij zijn bezoek aan Turkijë, in zijn andere hoedanigheid als voorzitter van de APSD, zou onderhandelen.
In een werkfiche van 28 juni 1996 schreef luitenant-kolonel Marchal aan zijn generaal-korpsoverste welke de moeilijkheden waren en hoe daarop kan worden gereageerd. Op vraag van de korpsoverste werd samen met het CBO een samenwerkingsprotocol tussen de Rijkswacht en de Turkse Nationale politie opgesteld.
Dit protocol werd besproken met luitenant-kolonel Zanders, hoofd van de afdeling Internationale Politiesamenwerking van de APSD. Kolonel Zanders somde daarbij de redenen op die een dergelijk akkoord verhinderden.
Er was vooreerst Artikel 167 van de Grondwet dat zegt dat dergelijke akkoorden verplicht aan het federaal parlement moeten worden voorgelegd en dat de Senaatscommissie buitenlandse zaken goedkeuring moest geven.
Ook het Schengenverdrag liet dergelijk akkoord niet toe en vereiste bijkomend het fiat van de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken. Het Turkse voorstel ging ook veel verder dan het plaatsen van een verbindingsofficier.
Omdat de verantwoordelijkheid voor verbindingsofficieren bij de APSD lag vroeg kolonel Zanders, hoofd internationale politiesamenwerking, om meer betrokken te worden bij de internationale contacten van de Rijkswacht.
In een werkfiche opgesteld door luitenant Corriat, verantwoordelijke voor het project Rebel, en gericht aan kolonel Berckmoes van het CBO werden nog andere elementen over het plaatsen van een verbindingsofficier besproken.
Volgens deze officier had de Franse liaison in Turkije het over de mogelijkheid om zich door België te laten accrediteren of een bureau te verkrijgen bij het CBO. Deze Franse verbindingsofficier wees er op dat hij in de loop van het jaar 1995 wel tien maal meer voor het project Rebel had gewerkt dan voor alle Franse diensten samen.
Het beleid
Generaal De Ridder, korpsoverste van de Rijkswacht en voorzitter van de APSD, legde de grondwettelijke, reglementaire en bevoegdheidsbeletsels zoals opgesomd door zijn kolonel, gewoon naast zich neer.
Zonder dat de Justitieminister De Clerck, die zich had verzet tegen een verbindingspost in Turkije, het wist, ondertekende De Ridder als voorzitter van de APSD, en zonder daartoe een mandaat te hebben, op 9 juli 1996 een Compte Rendu de la Réunion. Daarin werd voorzien in de ruimste politiesamenwerking, en onder meer in de uitwisseling van inlichtingen.
“Dans le respect des législations nationales et internationales, les parties s’engagent à échanger des vues sur les actes criminels de droits commun issus d’activités terroristes afin de permettre une meilleure coopération policière.”
“Met inachtneming van de nationale en internationale wetgeving verbinden de partijen zich ertoe van gedachten te wisselen over gemeenschappelijke strafbare feiten die voortvloeien uit terroristische activiteiten, teneinde de politiële samenwerking te verbeteren”. (vertaling door de redactie)
Deze verklaring was een copy-paste van wat een jaar eerder was opgenomen in een memorandum van de directeur-generaal van de Turkse politie Mehmet Agar, en was een formele bevestiging van de informatie-uitwisseling die in de praktijk reeds door de Franse verbindingsofficier was uitgevoerd.
Informatie
Welke informatie werd er tussen de Rijkswacht en de Turkse politie zoal uitgewisseld? Zoals uit de documenten bleek stond één project daarin centraal: project Rebel.
In een werkfiche opgesteld op 2 juli 1996 in voorbereiding op de reis van generaal De Ridder naar Ankara werd opgesomd welke contacten er in het project Rebel met de Turkse overheden plaats hadden gevonden:
- op 28 april was er een vergadering met Atilla Talas, hoofdcommissaris van de politie Aéro van Istanbul;
- op 29 april 1995 was het project Rebel voorgesteld aan Mehmet Agar, toen directeur-generaal van de Turkse Nationale Politie en gouverneur van Ankara, op dat ogenblik minister van Binnenlandse Zaken;
- op 29 april 1995 was er een vergadering met Alat Muzafer, directeur-generaal van het Turkse Centraal Bureau voor Opsporingen;
- tussen 12 en 14 juni 1995 waren er vergaderingen met Yilmaz, hoofd van de Nationale Turkse Politie te Istanbul, de latere prefect.
Süsürlük
Op 3 november 1996 vond in Süsürlük (Turkije) een auto-ongeval plaats. De inzittenden van de auto waren een maffiabaas, een gewezen politieofficier, een rechtse politicus en een schoonheidskoningin.
De maffiabaas Abdullah Catli, een extreemrechtse Grijze Wolf[3], stond gesignaleerd als de organisator van een grootschalige drugshandel. Het was erg moeilijk om als Belg een duidelijk inzicht te krijgen in de onderzoeken die in Turkije over het Süsürlük-incident werden gevoerd.
In het Turkse parlementair onderzoek over de zogenaamde ‘Zwarte Driehoek’ werd de samenwerking tussen politie, politiek en maffia duidelijk aangetoond. In de Turkse maffia ziet men drie gradaties: de conventionele maffia, de PKK-gerelateerde groepen en de Grijze Wolven.
In de eerste helft van de jaren tachtig werd de drugshandel gedomineerd door de Koerden. In de tweede helft nam het aandeel van de Grijze Wolven sterk toe. Volgens een rapport van de Turkse geheime dienst (MIT) had Mehmet Agar, de directeur-generaal van de politie, een criminele organisatie opgezet die grotendeels bestond uit Grijze Wolven, en die zich schuldig maakte aan afpersing en drugshandel.
Deze groep hield zich ook bezig met het elimineren van de Koerdische maffia. In het parlementair onderzoek werd ook bevestigd dat onder de leiding van Mehmet Agar zowel in de speciale anti-terreur eenheid, in de MIT en in de inlichtingendienst van de Gendarmerie (JITEM), een groep gevormd was waarin de Grijze Wolven talrijk aanwezig waren.
Deze laatsten maakten deel uit van Gladio, ‘een geheime internationale antiterroristische organisatie’. In het verslag leest men:
“Er zijn ongecontroleerde groeperingen die het hele staatsapparaat beheersen. Deze groepen staan niet onder parlementaire controle en zijn ook onbereikbaar voor rechters en officieren van Justitie. Deze groeperingen hebben ook geprobeerd onze werkzaamheden te belemmeren”.
De verschillende onderzoeken over het Süsürlük-incident brachten ook het bestaan aan het licht van een andere geheime organisatie, Ergenekon. In april 2011 werden meer dan 500 personen aangehouden waarvan er 300 formeel beschuldigd werden van deelname aan de terroristische organisatie Ergenekon, die volgens de openbare aanklagers verantwoordelijk was voor bijna alle politiek gewelddaden in Turkije van de voorbije dertig jaar .
“De zaak Ergenekon bevestigt voor veel Turken het bestaan van een zogenaamde ‘diepe staat’ binnen de staat die eigenlijk de macht in handen heeft. In 1996 bevestigde het zogeheten Süsürlük-incident dat vermoeden.”
“Het schandaal over geheime banden tussen staat, politie en de onderwereld dat volgde, werd nooit helemaal opgelost en hooggeplaatste sleutelfiguren werden nooit vervolgd. Tijdens het onderzoek naar Ergenekon vielen de lijken weer uit de kast: Süsürlük, maar ook de verdwijningen in de jaren ’90, en diverse onopgeloste moordzaken.”
“Ergenekon zou het overblijfsel zijn van zogeheten Stay-Behind-netwerken die tijdens de Koude Oorlog in diverse landen (bijvoorbeeld Gladio in Italië)) werden opgericht door de NAVO om guerrillaverzet te bieden aan een eventuele Sovjetinvasie.” (bron Wikipedia).
Turkije dat sinds 1952 lid van de NAVO is heeft het op één na grootste leger van deze organisatie. Omdat daarover door het Comité P geen onderzoek werd gevoerd is nooit duidelijk geworden welke inlichtingen via operatie Rebel in verkeerde Turkse handen zijn gevallen.
Wel was duidelijk dat er uitgerekend met Mehmet Agar werd samengewerkt. Het project Rebel werd aan hem voorgesteld en het eerste memorandum werd met hem uitgewerkt. De kans is dus zeer groot dat alle door het project Rebel verkregen inlichtingen over de heroïnetrafiek tussen Turkijë en België terechtkwamen bij de Turkse politie maar ook bij de drugsmaffia met dewelke Mehmet Agar in verbinding stond.
Deze overweging roept grote vragen op naar de mogelijke informatie-uitwisseling tussen de Rijkswacht en de Turkse politie in het kader van Rijkswachtacties zoals Med-TV. In 1996 werden tijdens de operatie Spoetnik bestuursleden van het productiehuis Med-TV, de voorloper van ROJ TV[4], aangehouden en beschuldigd van mensenhandel, bendevorming, en het witwassen van geld uit terroristische activiteiten.
In totaal werden 17 verdachten voor de rechtbank gebracht. Het proces tegen de 17 liep af op een sisser. De verdediging kon aantonen dat een aantal anonieme getuigen die beweerden afgeperst te zijn door de PKK in werkelijkheid gemanipuleerd waren door de Rijkswacht.
In april 2008 deed het federaal parket de operatie Spoetnik nog eens over. Er vonden opnieuw huiszoekingen plaats in Brussel, Verviers en Eupen. In een vakantiepark werden 29 Koerdische vrouwen opgepakt die er een bijeenkomst bijwoonden over vrouwenrechten.
Alle arrestanten werden kort daarop weer vrijgelaten. De advocate van de geviseerde vrouwen sprak toen over “een groot gemediatiseerd spektakel”. “Het is verontrustend dat een dictatuur als Turkije zo’n greep heeft op onze democratie”, aldus de advocate.
Jachtwachters
Troch kwam er maar niet toe een verslag op te stellen, ondanks het aandringen van Senaatsvoorzitter Swaelen. Ik schreef een voorstel van rapport maar alles werd verschoven tot na de benoeming van het volgende Comité P.
Het nieuwe team rapporteerde wél over het onderzoek Rebel en stelde daarbij geen problemen vast. Over het door generaal De Ridder ondertekende samenwerkingsakkoord bleef het comité echter stom.
Dat was geen verrassing want het nieuwe team zag er als volgt uit: voorzitter werd de heer André Vandoren, die als nationaal magistraat de gerechtelijke verantwoordelijkheid had gehad over de operatie Rebel.
Hoofd van de dienst enquêtes van het comité werd kolonel Berckmoes die voordien als hoofd van het CBO van de Rijkswacht de operationele verantwoordelijkheid had gehad over zowel de operatie Rebel als over de voorbereiding van het te Ankara ondertekende document!
Stropers worden niet altijd goede jachtwachters.
Dit is een uittreksel uit het boek van Walter De Smedt. Het Land van de onbestrafte Misdaden – Waarom faalt justitie? Kritak, Leuven, 2020, 288 pp. ISBN 978 9401 4684 66
Notes (nvdr):
[1] De Partiya Karkerën Kurdistanê (PKK – Koerdische Arbeiderspartij) werd opgericht in 1978 als politieke partij en gewapende guerrilla in het zuidoosten van Turkije, het noorden van Iraq en het noordoosten van Syrië. De PKK-ideologie is een mengvorm van marxisme en Koerdfisch nationalisme, met de oprichting van een onafhankelijk Koerdistan als streven. In 1990 werd dat veranderd in de eis voor autonomie binnen Turkije, Syrië en Irak.
[2] De Rijkswacht was een nationale militair georganiseerde politiedienst. Na het Dutroux-schandaal werd deze dienst in 2001 opgeheven en vervangen door wat nu de federale politie is.
[3] De Grijze Wolven (officiële naam Idealistische Haarden) zijn een fascistische en racistische organisatie gelinkt aan de extreemrechtse politieke Partij van de Nationalistische Beweging (MHP)
[4] Roj TV en zijn voorloper Med TV was een Koerdische satellietzender vanuit Denemarken en België die in de Koerdische taal uitzendingen maakte over de Koerdische kwestie.