De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

De psychologie van het fascisme

De psychologie van het fascisme

vrijdag 6 januari 2023 18:13
Spread the love

 

In de nasleep van de Tweede Wereldoorlog en de vele uitingen van de fascistische ideologie die in deze periode ontstonden, onderzochten veel Europese filosofen de relatie tussen psychologie, emoties en politiek. Bij het analyseren van het fascisme concentreerden filosofen als Erich Fromm, Gilles Deleuze, Félix Guattari en Michel Foucault zich op de sociale aard van de psychologie en inclusief het fascisme. We geven deze analyses graag even terug gezien het fascisme op de deur klopt zoals we onder andere in De Tijd kunnen lezen.

In de Tijd van 7 december 2022 stond het volgende: “In Berlijn werd recent een grote actie tegen extremisten gevoerd die plannen hadden een uiterst rechtse coup te plegen.”[1]

Wat is er aan hand?

Met een van de grootste acties tegen extremisten in ‘s lands geschiedenis hebben de Duitse autoriteiten plannen voor een gewapende uiterst rechtse coup in de kiem gesmoord. Berlijn is ervan overtuigd dat extreemrechtse fanatiekelingen de ernstigste bedreiging vormen voor de Duitse binnenlandse veiligheid.

Waarom zijn we in deze tijden zo teruggevallen in het fascisme? Wat speelt mee in de populariteit van het extreemrechts gedachtegoed?

 

Er is ten eerste een normalisering van extreemrechts denken en door het laten opschuiven van de grens van het toelaatbare is ze problematisch in een tijd van extreem geweld. Ten tweede zijn er de specifieke historische omstandigheden en de verwijzingen naar het falen van het liberalisme in het Westen. Maar deze accenten zijn al uitvoerig behandeld. Dus hoe zullen we deze reeks benaderen?

 

In deze reeks wil ik een argumentatie volgen die oog heeft voor de psychologie van het fascisme. De psychologie van extreemrechtse gedachtegoed  bevat veel facetten. We beginnen de reeks met Wilhelm Reich, wiens werk later op verschillende manieren is opgepikt door Eric Fromm, Michael Foucault en Gilles Deleuze en Felix Guattari. Evans en Reid (2013).

Reich en de psychologie van het fascisme[2]

Wilhelm Reich, de dissidente Freudiaanse-marxistische Weense psychiater, collega van Freud en voormalig lid van de Frankfurter Schule, publiceerde The Mass Psychology of Fascism (1933) met als doel uit te leggen waarom Duitsland zich in de periode 1928-1933 tot het fascisme richtte in plaats van tot het communisme. Hij redeneerde dat een van de belangrijkste factoren was dat de arbeidersklasse voor het fascisme koos, voornamelijk vanwege de toegenomen seksuele onderdrukking, die de basis vormde van onderdrukte seksuele energie die zich naar autoritarisme richtte. Dit stond in schril contrast met de relatieve seksuele bevrijding van het revolutionaire Rusland. Hij deed zijn best om het ​​ raadsel uit te leggen.

  • Wat was het dat [de massa] ertoe bracht een partij te volgen waarvan de doelstellingen, objectief en subjectief, strikt in strijd waren met hun eigen belangen?
  • Waarom zoeken mensen hun eigen repressie onder autoritaire regimes als het duidelijk tegen hun eigen zelf en klassenbelangen is?
  • Waarom snakken mensen naar een autoritaire figuur, een transcendente autoriteit waarachter ze hun onderdrukking van almachtige biologische impulsen kunnen maskeren die doordringen tot de rationele geest, vaak vergezeld van gewelddadige uitbarstingen?

 

De ideologie van Duitsland was destijds een ‘affectieve ideologie’ die verankerd was in emoties in plaats van argumenten. (Reich, 1946 P. 34). Reich was een van de eersten die de sociale pathologie van het fascisme onderzocht als een psychologische aandoening die een Freudiaanse-Marxistische benadering aannam. In zijn benadering van de psychologie van het fascisme gebruikte hij een benadering die hij Sex Pol noemde en die het economische met het psychologische verbond om te argumenteren dat de ‘nexus’[3] de autoritaire familie was die de structuren en ideologieën van de autoritaire staat belichaamde:

Onderdrukking van de natuurlijke seksualiteit van het kind, in het bijzonder van zijn genitale seksualiteit, maakt het kind angstig, verlegen, gehoorzaam, bang voor autoriteit, ‘goed’ en ‘aangepast’ in de autoritaire zin; het verlamt de opstandige krachten omdat elke opstand beladen is met angst; het veroorzaakt, door remming van seksuele nieuwsgierigheid en seksueel denken bij het kind, een algemene remming van het denken en van kritische vermogens. Kort gezegd, het doel van seksuele onderdrukking is het voortbrengen van een individu dat aangepast is aan de autoritaire orde en zich daaraan zal onderwerpen ondanks alle ellende en degradatie. In het begin moet het kind zich aanpassen aan de structuur van de autoritaire miniatuurstaat, het gezin; dit maakt het in staat om later ondergeschikt te worden aan het algemene autoritaire systeem. De vorming van de autoritaire structuur vindt plaats door de verankering van seksuele inhibitie en seksuele angst. (Reich, 1946 p. 25-26)

Fascisme is dus niet gewoon een ideologie in de zin dat het deel uitmaakt van een cognitief schema; het is verankerd in het lichaam, in verlangen en de emoties. Reich betoogde dat onderdrukking van natuurlijke genitale seksualiteit van kinderen kan leiden tot misvormde politieke subjecten met een gevoel van machteloosheid en agressie, die altijd op zoek is naar een vaderfiguur naar analogie van de patriarchale familie. Reich biologeert seks en verlangen en verbindt het fascisme met de patriarchale structuur van het gezin. Reich opvattingen zijn controversieel en werden niet verwonderlijk vanaf het begin als verdacht gezien.  Toch biedt ze een invalshoek over fascisme die het lezen waard is. Enkel en alleen al omdat extreemrechts een elementaire beweging is, kan men niet met “argumenten” aankomen. Argumenten zouden slechts zin hebben als de beweging door argumenten groot geworden was. Zo wijzen we de recente opmerking van Maarten Boudry’s af dat cijfers en logische denken het extreemrechtse discours en hun populariteit kunnen terugdringen. Om het extreemrechts denken verder uit te breiden laten we Erich Fromm aan het woord.

We herhalen eerst onze vragen. “Waarom zijn we in deze tijden zo teruggevallen in het fascisme? En, wat speelt mee in de hedendaagse populariteit van het extreemrechts gedachtegoed?”  We willen opmerken dat deze vragen  niet alleen in het teken staan van begrijpen, maar ook om tegen de trend in te gaan en het fascisme ‘te abnormaliseren’ of, fascisme te begrijpen als ongezond gedrag.

Erich Fromm:  humanisme, vervreemding en vrijheid

Eric Fromm was een uit Duitsland ontsnapte Jood die naar New York vluchtte toen de nazi’s aan de macht kwamen. Hij was niet alleen een vooraanstaand sociaal psycholoog en psychoanalyticus maar ook aanhanger van een humanistische psychologie en gewaardeerd filosoof verbonden aan de Frankfurt Schule.[4] Hij publiceerde zijn werk Angst voor Vrijheidin 1941. Het werd een van de basisteksten voor de politieke psychologie. Als vluchteling van het nazisme was geïnteresseerd in de psychologische omstandigheden die aanleiding gaven tot het naziregime. Fromm maakte onderscheid tussen negatieve vrijheid (vrijheid van) en positieve vrijheid (vrijheid tot) waarbij het eerste verwees naar vrijheid van staat en sociale conventies en het tweede naar een teken van authenticiteit, dat de basis legde voor een goed geïntegreerde persoonlijkheid gebaseerd op creatieve en spontane handelingen. Een voorwaarde voor een goed geïntegreerde persoonlijkheid is de aanvaarding van de gehele persoonlijkheid en de overwinning op de breuk tussen rede en natuur, want alleen dan, wanneer de mens geen essentiële delen van zijn persoonlijkheid verdringt, wanneer hij voor zichzelf doorzichtig geworden is en wanneer de onderscheiden gebieden van het leven een fundamentele integratie bereikt hebben, is spontaan handelen mogelijk’. (Angst voor Vrijheid, p. 190/191).

Of, het overwinnen van gevoelens van hopeloosheid en zichzelf bevrijden van autoriteit naar persoonlijke authenticiteit. Helaas wordt dit proces niet vaak bereikt en maakt ze plaats voor een terugval naar van het oude systeem namelijk door zich te onderwerpen aan een nieuw autoritair systeem. Fromm begint zijn werk Angst voor Vrijheid (1941) met Talmoedisch gezegd: ‘Mishnah, Abot’: ‘Als ik niet voor mezelf ben, wie zal er dan voor mij zijn? Als ik er alleen voor mezelf ben, wat ben ik dan? Zo niet nu – wanneer?’ In het voorwoord legt hij zijn gezegde uiteen.

Of, het is de stelling van het boek dat de moderne mens, bevrijd van de banden van de pre-individualistische samenleving, die hem tegelijkertijd veiligheid gaf maar het ook beperkte, geen vrijheid heeft verworven in de positieve zin van de realisatie van zijn individuele zelf. Dat wil zeggen, de uitdrukking van zijn intellectuele, emotionele en sensitieve mogelijkheden. Vrijheid, heeft de mens onafhankelijkheid en rationaliteit gebracht maar het heeft ook hem geïsoleerd en daardoor angstig en machteloos gemaakt. Dit isolement is ondraaglijk en de alternatieven waarmee hij wordt geconfronteerd, zijn:

Ontsnappen aan de last van deze vrijheid in nieuwe afhankelijkheden en onderwerping, ofwel doorgaan naar: “de volledige realisatie van positieve vrijheid die gebaseerd is op de uniciteit en individualiteit van de mens” (p. ix)[5]

De taak die Fromm zichzelf stelt is om de grond voor de totalitaire vlucht uit de vrijheid te begrijpen of, waarom miljoenen mensen in nazi-Duitsland manieren zochten om aan de vrijheid te ontsnappen en zelfs gretig hun vrijheid opgaven, In plaats van vrijheid te willen en te bewerkstelligen zochten mensen, veelal zoals vandaag, naar manieren om aan de vrijheid te ontsnappen’ (p. 3). Fromm verwijst daarbij naar Dewey (1940).

De ernstige bedreiging voor onze democratie is niet het bestaan ​​van buitenlandse totalitaire staten. Maar het bestaan ​​binnenin onze eigen persoonlijke attitudes en onze eigen institutionele condities die een overwinning hebben gegeven aan een externe autoriteit, discipline, uniformiteit en afhankelijkheid van een grote leider in het buitenland. Het slagveld ligt diep vanbinnen in onszelf en onze instellingen. (Vrijheid en Cultuur, p. 3).

Het is de moeite waard om te verwijzen naar de vragen die Fromm zichzelf stelt wanneer we kijken naar het menselijke aspect van vrijheid, het verlangen naar onderwerping enerzijds en macht anderzijds: “Wat is vrijheid als een menselijke ervaring? Is het verlangen naar vrijheid iets inherent aan de menselijke natuur? Is het een identieke ervaring, ongeacht in wat voor soort cultuur iemand leeft, of is het iets anders afhankelijk van de mate van individualisme die in een bepaalde samenleving wordt bereikt? Is vrijheid alleen de afwezigheid van externe druk of is het ook de aanwezigheid van iets – en zo ja, van wat? Wat zijn de sociale en economische factoren in de samenleving die het streven naar vrijheid bevorderen? Kan vrijheid een last worden, te zwaar voor de mens om te dragen, iets waaraan hij probeert te ontsnappen? Hoe komt het dan dat vrijheid voor velen een gekoesterd doel is en voor anderen een bedreiging? (p.4)

Vanuit deze vragen ontwikkelde Fromm zijn humanistische theorie van vervreemding in Het hart van de mens, over de bronnen van goed en kwaad 1947). Een boek over ethiek over de keuze tussen goed en kwaad die urgenter moet zijn dan de opgeblazen ego’s, nepnieuws en waarheid-erosie van onze tijd. In deze tijd van politieke en culturele crisis heeft dit boek niets van zijn noodzaak verloren. In een vervolg maakt Fromm onderscheidt tussen ‘karakteroriëntaties namelijk één ‘productief’ en vier ‘niet-productief’: receptief, uitbuitend, hamsteren en marketing. Deze ideeën werden de basis voor zijn Gezonde Samenleving (1955)) en zijn zeer succesvolle De kunst van het liefhebben (1956).

We kunnen stellen dat Fromm’s vragen nog steeds relevant zijn  en kunnen gebruiken worden tegen de normalisatie van het hedendaagse fascisme.

We herhalen  fascisme, zoals wij het begrijpen is ongezond gedrag die de samenleving verdeelt in een debat tussen het eigene en het andere. Deze incorporatie laat de psychologische dimensie toe waardoor we een meer contextuele kijk krijgen op het waarom. Of, ons verzet steunt op het idee dat fascistische formaties zich wortelen in de subjectiviteit van het individu; dat fascisme zich niet buiten ons om, maar in onszelf begeeft.  Nu we Fromm een plaats hebben gegeven slaan we een andere richting in met Michel Foucault.

Foucault een inleiding tot een niet-fascistisch leven’: biomacht en neoliberalisme

 In het voorwoord bij Anti-Oedipus (Deleuze & Guattari 1983) merkt Foucault op fascisme aanwezig is in ons ‘alledaags gedrag. Namelijk het fascisme dat ervoor zorgt dat we van macht houden, dat we verlangen naar datgene wat ons domineert en uitbuit. (Foucault, 1983, p. xiii)

Wat bedoelt Foucault met deze toch harde stelling?

Sinds de opkomst van het Italiaanse fascisme en het Duitse nazisme in de eerste helft van de 20ste eeuw en tot op de dag van vandaag omvat de term fascisme de terminologische kern van linkse (vooral socialistische) theoretische en politieke projecten. Michel Foucaults ontdekking in de jaren zestig van het ‘alledaagse fascisme’ is een symptomatisch voorbeeld. Foucaults heroriëntering van het fascisme streefde ernaar de analytische focus te verschuiven van de grote politieke persoon, partijen en bewegingen van het begin van de 20ste eeuw naar de tirannieke bitterheid van onze eigen geest en de acties die ons voorzien van het verlangen naar macht en overheersing. Of zoals Friedrich Meinecke schrijft in Machiavellism: The Doctrine of Raison d’État and Its Place in Modern History (English translation, 1957):

Het streven naar macht is een inheems menselijke impuls, misschien zelfs een dierlijke impuls, die blindelings alles om zich heen grijpt totdat het stuit op externe barrières. En, althans in het geval van mensen, beperkt de impuls zich niet alleen tot wat direct nodig is voor leven en gezondheid. De mens schept een oprecht plezier in de macht zelf en, daardoor, in zichzelf en zijn verhoogde persoonlijkheid. Naast honger en liefde is pleonexia[6] de meest krachtige elementaire en invloedrijke impuls in de mens.

 In zijn essay ‘The Subject and Power,’ dat voor het eerst in 1982 in het Engels verscheen, schrijft Foucault dan ook dat er drie mogelijke vormen van verzet zijn:

  • verzet tegen vormen van overheersing [domination];
  • verzet tegen vormen van uitbuiting [exploitation];
  • en verzet ‘against that which ties the individual to himself and submits him to others in this way (struggles against subjection, against forms of subjectivity and submission)’ (Foucault 2000b, 331).

De derde vorm van verzet is waar Foucault zich in de laatste jaren van zijn leven in verdiept. Het draait hier om wat hij in deel twee van Histoire de la sexualité vormen van ‘subjectivering [subjectivation]’ noemt: de wijzen waarop iemand haar leven en bestaan actief vormgeeft (Foucault 1984; zie ook Karskens 2012). Met andere woorden, door zichzelf te subjectiveren op een manier die tegen dominante vormen van subjectvorming indruist, door te weigeren zich te conformeren aan normatieve gedragscodes, kan iemand zich op een individueel en ethisch niveau verzetten tegen machtsstructuren. Zij ontwerpt hiermee een subversieve ‘levenskunst’ (Karskens 2012); en in dit proces maakt zij haar eigen subjectiviteit tot canvas waarop een alternatieve levensvorm, een nieuwe manier van menselijk bestaan, tot uiting kan komen. Foucault zag deze vorm van verzet als een vruchtbare bron van kritiek op de individualisering die, in zijn ogen, de Westerse cultuur in haar greep had. Aldus Foucault: ‘We have to promote new forms of subjectivity through the refusal of this kind of individuality that has been imposed on us for several centuries’ (2000b: 336).

Wat betekent deze omwenteling in Foucaults denken voor de filosofische verhouding tussen subjectiviteit en verzet? In de eerste plaats wordt het subject niet langer gezien als een passieve uitkomst van machtsrelaties, een belichaamd discursief construct van abstracte kennis- en machtsregimes. In plaats daarvan verwordt het subject tot een cruciale factor in de weg die macht aflegt. Of machtsrelaties succesvol zijn in het scheppen van een specifieke vorm van subjectiviteit hangt uiteindelijk af van de gewilligheid van het individu zelf om zich te conformeren (of zelfs te onderwerpen) aan het subjectiveringsproces en aan het dominante discours dat daaraan ten grondslag ligt. Zoals Judith Butler deze verschuiving in Foucaults denken karakteriseert[7]:

In a way, it seems that we are referring to a subject who amplifies and aggrandises itself as it absorbs and re-enacts the voice of the one who imposes that dominant discourse, and constitutes itself precisely as the identity it is required to be. It announces itself as an identity, but it has, in fact, become a kind of scene. (Butler 2016: 86)

 

Het moet gezegd worden dat  Foucualts heroriëntering lijdt onder de abstracte aard en het niveau van algemeenheid van het concept dat onvoldoende onderscheid maakt tussen mechanismen van machtsverhoudingen. Ondanks onderzocht Foucault de heropleving van het fascisme in termen van het politieke kader van bio-macht en toonde interessante en bruikbare conceptuele verbanden. Deze verbanden vinden we terug tussen de biopolitiek van het neoliberalisme en de extreme biopolitiek van het nazisme/fascisme, waar veel gehandicapte en geesteszieke mensen, of alleen degenen die als asociaal werden bestempeld, werden beschreven als economisch slechte investeringen en Unnütze Esser (nutteloze eters) werden genoemd, of gewoon Lebensunwertes Lebens (leven onwaardig leven). De soort retoriek lezen we vandaag ook bij partijen zoals Vlaamse Belang die bijvoorbeeld een immigratiestop wilt om rotte appels te verwijderen of Vlaams Belangers Filip Brusselmans en Dominiek Sneppe die het  standpunt innemen en uiten dat transgenders en holebi’s altijd abnormaal zullen blijven.[8]

We hebben na Reich en Fromm Foucault aan het woord gelaten  geven we nog even ruimte voor Deleuze en Guattari.

Deleuze en Guattari en de sociale productie van fascistisch verlangen

Holland (1987) geeft een duidelijke analyse van ‘Introduction to the Non-Fascist Life’ via Deleuze en Guattari’s (1983 [1972]) Anti-Oedipus, waarbij hij benadrukte dat terwijl het werk gericht was op de manier waarop fascisme zich manifesteert in ons gedrag en hoe we het dus kunnen aanpakken, was het werk gericht op ‘zowel de radicale aard van de nieuwe eisen van studenten en arbeiders als de reactionaire aard van de oppositie die werd geuit door de Communistische Partij en andere zogenaamd “radicale” instellingen.’ Hij merkt verder op dat Anti-Oedipus voor Foucault geen ‘grote synthese’ was, maar dat de ‘materialistische psychiatrie’ van Deleuze en Guattari wel naar voren komt als een kruising tussen de drie grote materialisten van Marx, Nietzsche en Freud.

Of, er worden delen van het freudiaanse conceptuele denken behouden, maar ze worden vervolgens geënt op een historisch perspectief dat deels ontleend is aan de marxistische notie van productiewijzen; het basiswaardesysteem van de schizoanalyse en ten slotte gebaseerd is op de nietzscheaanse kritiek op het bewustzijn en een viering is van de onbewuste wil tot macht. Deze interferentie tussen deze drie denkers leidt naar een ontmoeting van algemene symbiose die de investering van energie in alle domeinen van menselijk streven omvat, van de productie van waarde in een fabriek bijvoorbeeld tot de productie van consensus in een politieke formatie, tot de productie van betekenis in een kunstwerk.                                                                          Het concept van verlangen stelt Deleuze en Guattari in staat om het produceren als een investering van menselijke energie te zuen die de sociale werkelijkheid voortbrengt, ‘zowel in de economische zin van arbeidskracht die de materiële wereld vormgeeft als in de cognitieve zin van psychische driften die de fenomenale wereld vormgeven’… en ‘libidinale en sociale productie zijn voor de schizoanalyse gewoon twee toepassingsgebieden van dezelfde algemene semiose.’

Zoals York (2018) het stelt: ‘Deleuze en Guattari suggereren dat hun theorie van de materialistische psychiatrie twee doelen heeft: verlangen introduceren in het sociale domein en productie of economie in verlangen.’

 

Fascisme is dus voor Deleuze en Guattari ‘iets dat’ zich ontwikkelt uit ingesleten gedrag, relaties en denkpatronen, die voortkomen uit structuren van overheersing, controle en uitbuiting.’ Het is een latente kracht die opereert binnen het neoliberale mondiale kapitalisme. Dat gedijt op het vrije verkeer van goederen, zelfs in een tijd waarin grenzen de basis zijn geworden voor meer territorialiteit en gemilitariseerde grenzen die de bevolking langs racistische lijnen verdelen om de dreiging van blank-only en andere vormen van etnisch nationalisme te bevestigen.

De vraag naar het fascisme vereist zowel een historische als psychologische verklaring, vooral gezien de manier waarop het autoritarisme overvloedig en op verschillende manieren is gegroeid in de onrustige democratieën van het westen, maar ook in termen van de opkomst van eenpartijstaten.

In hun ‘Introduction: fascism in all its shapes’ in  Deleuze & Fascism: Security, War, and Aesthetics schrijven Evans en Reid (2013): ‘Het post-war liberale imaginaire is gebaseerd op de dubbele politieke en morele claim om het fascisme op de een of andere manier te hebben overwonnen. ‘.7 Maar het overwinnen van het fascisme is niet alleen een kwestie van politiek en moraliteit, het is een dieptepsychologie die de ontwikkeling van de liberale (open) in tegenstelling tot de autoritaire (gesloten) persoonlijkheid vereist. De sociale pathologie van het fascisme in de eenentwintigste eeuw vereist een sociaal tegengif voor sadisme en masochisme en waarom en hoe mensen plezier halen uit de ellende van anderen. De snelle groei van gewelddadige haatgroepen, de opkomst van fundamentalistische en uitsluitende religieuze groepen, zowel christelijke als islamitische, het extreme geweld tegen immigranten en vluchtelingen, de sociale pathologieën die verband houden met blanke suprematie en de systematische seksuele onderdrukking van vrouwen vereisen onmiddellijke en voortdurende aandacht. 8 Uiteindelijk heeft de groei van vormen van neofascisme en zijn filosofische verdediging in termen van de toe-eigening van Nietzsches werken de meest robuuste filosofische analyse nodig.9

 

Bronnen en referenties

1 Zie de lijst met autoritaire regimes op https://en.wikipedia.org/wiki/Authoritarianism

2 Zie Finchelstein (2019) voor een analyse van de relaties tussen fascisme en populisme; Riemen (2018) die de theoretische zwakte van het fascisme en de spirituele crisis van onze tijd onderzoekt in termen van Europees humanisme; Riley (2010) die het verband onderzoekt tussen het maatschappelijk middenveld en autoritarisme in Italië, Spanje en Roemenië; Hett (2018) die onderzoekt hoe de nazi-partij aan de macht kwam; en Albright (2018) die waarschuwt voor fascisme en de uitholling van de democratie.

3 https://medium.com/why-21st-century-fascism-is-onvermijdelijk; https://socialism.com/fs-article/the-rising-threat-of-21st-century-fascism/

4https://www.wbez.org/shows/worldview/what-fascism-looks-like-in-the-21st-century/f4771081-ddfc-45d9-b9cf-e61b1e6b2c6f

5 https://www.youtube.com/watch?v=bF3m6v5fFuU

6 Jojo Rabbit (2019) is een filmkomedie geschreven en geregisseerd door Taika Waititi, gebaseerd op het boek Caging Skies van Christine Leunens, op https://www.youtube.com/watch?v=tL4McUzXfFI, die briljant omgaat met sommige van deze thema’s .

7 https://www.taylorfrancis.com/books/e/9780203374702/chapters/10.4324/9780203374702-6

8 Ik heb geprofiteerd van Rowan Tepper’s ‘In The Time of Fascist Desire’, https://www.academia.edu/228788/In_The_Time_of_Fascist_Desire

9 Zie ter vergelijking Babich (2019) en Beiner (2018).

Referenties

Abbott, K. (2016). Psychiatrie als wapen van het fascisme: hoe de psychiatrie systematisch werd uitgebuit om de ideologische doelstellingen van het naziregime te bevorderen. Opgehaald van https://www.ucl.ac.uk/selcs/sites/selcs/files/travel_essay_3.pdf [Google Scholar]

Agamben, G. (2000). Wat is een kamp? In Middelen zonder einde: opmerkingen over politiek (V. Binetti & C. Casarino, Trans.). Minneapolis, MN: University of Minnesota Press. [Google geleerde]

Albright, M. (2018). Fascisme: een waarschuwing. New York, NY: Harper. [Google geleerde]

Amin, S. (2014). De terugkeer van het fascisme in het hedendaagse kapitalisme, Monthly Review. Opgehaald van https://monthlyreview.org/2014/09/01/the-return-of-fascism-in-contemporary-capitalism/?v=6cc98ba2045f [Google Scholar]

Babich, B. (2019). Nietzsche (as) pedagoog. Onderwijsfilosofie en theorie, 51 (9), 871-885. doi:10.1080/00131857.2018.1544455 [Taylor & Francis Online], [Web of Science ®], [Google Scholar]

Beiner, R. (2018). Gevaarlijke geesten: Nietzsche, Heidegger en de terugkeer van extreemrechts. Universiteit van Pennsylvania Press. [Crossref], [Google Scholar]

Bergman, R., & Mazetti, M. (2019). De geheime geschiedenis van de aanval op Iran. Opgehaald van https://www.nytimes.com/2019/09/04/magazine/iran-strike-israel-america.html [Google Scholar]

Copsey, N. (2013). ‘Fascisme … maar met een open geest.’ Beschouwingen over hedendaags extreemrechts in (West) Europa. Fascisme, 2, 1-17. [Google geleerde]

Copsey, N. (2018). radicaal rechts en fascisme. In J. Rydgren (red.), The Oxford handbook of radicaal rechts. Oxford: Oxford University Press. doi:10.1093/oxfordhb/9780190274559.013.6 [Crossref], [Google Scholar]

Copsey, N., Temple, D., & Carter, A. (2019). Racisme onder jongeren uitdagen: Projectrapport. Teesside-universiteit. [Google geleerde]

Deleuze, G., & Guattari, F. (1983 [1972]) Anti-Oedipus: kapitalisme en schizofrenie. (R. Hurley, M. Looks, & H.R. Lane, Trans.). Minneapolis, MN: Universiteit van Minnesota. [Google geleerde]

Deleuze, G., & Guattari, F. (1987, [1980]). Duizend plateaus. (B. Massumi, Trans.). Minnesota, MN: Universiteit van Minnes

 

 

 

[1] https://www.tijd.be/politiek-economie/europa/algemeen/duitsland-dwarsboomt-plan-voor-extreemrechtse-coup/10433060.html

[2] https://ia800402.us.archive.org/11/items/MassPsychologyOfFascism-WilhelmReich/mass-psychology-reich.pdf

[3] Een nexus, komt van het Latijnse “nectere”, verbinden. Het betekent zoiets als centrum of focus van een bepaald geheel, of een verbinding (de link) die twee of meer personen of dingen met elkaar in verband brengt.

[4] Benaming voor een neomarxistische denkrichting in de sociale theorie, filosofie en esthetica, verbonden met het ‘Institut für Sozialforschung’ dat, geaffilieerd met, maar onafhankelijk van de universiteit van Frankfurt, opgericht werd in 1923.

[5] https://pescanik.net/wp-content/uploads/2016/11/erich-fromm-the-fear-of-freedom-escape-from-freedom.pdf

 

[6] Pleonexia, soms pleonexy genoemd, afkomstig van het Griekse πλεονεξία, is een filosofisch concept dat ruwweg overeenkomt met hebzucht,en wordt strikt gedefinieerd als ‘het onverzadigbare verlangen om te hebben wat rechtmatig aan anderen toebehoort’.

[7] https://harvest.usask.ca/bitstream/handle/10388/11199/YORK-THESIS-2018.pdf?sequence=1&isAllowed=y

[8] https://www.solidair.org/artikels/extreemrechts-houdt-niet-van-lgbt-rechten

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!