De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

De loonnorm … anders bekeken

De loonnorm … anders bekeken

vrijdag 22 juli 2011 09:43
Spread the love

Ze zijn zeldzaam, maar ze zijn er gelukkig nog wel, de economen die het onafhankelijk denken niet helemaal prijsgeven en het aandurven algemeen aanvaarde axioma’s kritisch tegen het licht te houden.  In tijden waarin ook onze eigen Nationale Bank zich nogal kritiekloos negatief uitlaat over ons loonindexeringsmechanisme, is het hartverwarmend om Fons Verplaetse – eregouverneur van de Nationale Bank – zijn eigen analyse over de lonen en de loonnorm te zien maken.

Dat de evolutie van onze lonen sinds de invoering van de Belgische wet op de loonnorm  vastgekoppeld is aan de evolutie van de lonen in onze 3 buurlanden Duitsland, Frankrijk en Nederland, is genoegzaam bekend. Het gewicht dat elk buurland  hierbij krijgt is proportioneel aan de omvang van zijn Bruto Binnenlands Product (BBP); hierdoor weegt de Duitse loonevolutie het sterkst door in het gemiddeld referentieloon waarmee onze lonen vergeleken worden. Omdat Duitsland de laatste 10 jaar een hard beleid van loonmatiging hanteerde, is het geen eenvoudige zaak om gelijke tred te houden met de gemiddelde loonevolutie; ook in Nederland en Frankrijk volgen de lonen eerder de voor de hand liggende evolutie van de productiviteit, waardoor ze een pak sneller stijgen dan de Duitse lonen.

De meeste economen herhalen evenwel als een mantra dat België een loonkostenhandicap heeft en dat loonkostbeheersing een absolute noodzaak is, het liefst door komaf te maken met het automatisch loonindexeringsmechanisme dat verantwoordelijk zou zijn voor de ‘onhoudbare loonontsporingen’.

Kritische vragen over de jarenlange Duitse loonmatiging, de nefaste invloed hiervan op de Duitse binnenlandse vraag en de onderontwikkelde Duitse dienstensector zijn dissonanten die in dit koor van de overtuigden niet gehoord worden. De bemerking dat België door de wet op de loonnorm verplicht wordt de Duitse loonmatiging gedeeltelijk over te nemen, ondanks de meer dan behoorlijke rendabiliteit van onze ondernemingen, is al helemaal ‘not done’.

Het pleidooi van Fons Verplaetse eind juni in Knack (22.06.11) klinkt dan ook heel verfrissend. Het BBP nemen als wegingsfactor om onze lonen te vergelijken met de buurlanden is volgens Verplaetse niet zo’n goed idee. Wat telt is hoe sterk onze buurlanden wegen in de totale wereldexport; het is immers op de exportmarkt dat België met zijn buurlanden moet concurreren. Door het aandeel in de wereldexport als wegingsfactor te nemen, krijgen de Nederlandse  lonen een veel groter gewicht.De loonhandicap die in 2010 met de wegingsmethode van het BBP 3.9% bedroeg, wordt zo gereduceerd naar 2 %. Wanneer we er vervolgens de 1.6%  loonsubsidies voor de bedrijven van aftrekken, blijft er een handicap van 0.4% over. Loonontsporing, zei u?

Verplaetse maakt van de gelegenheid gebruik om op de echte uitdagingen voor onze economie te wijzen. Blijkt dat onze invoerkosten tussen 1996 en 2010 gemiddeld met 1.7% stegen, terwijl dat in de buurlanden maar met 0.7% was. Het hoge aandeel van energie in onze invoer is hier ongetwijfeld niet vreemd aan. Die invoerprijzen zijn belangrijk, want ze maken 42% uit van de kostprijs van onze producten, terwijl de lonen maar 30% uitmaken. Een groot verschil met de buurlanden, waar de lonen gemiddeld 42% van de kostprijs uitmaken, terwijl de invoerkosten er maar 16% bedragen.  Wat Verplaetse doet besluiten dat, als het over kostprijscompetitiviteit gaat, het probleem voor België vooral bij de invoerprijzen ligt en bij onze buurlanden vooral bij de loonkosten.

Op de invoerprijzen hebben we weinig of geen impact, op andere structurele elementen des te meer. Onze bedrijven zijn bijvoorbeeld in vergelijking met onze buurlanden ondervertegenwoordigd in de hightechsector of in de kennisintensieve diensten. De buurlanden scoren ook beter op het vlak van opleiding en vorming op de bedrijfsvloer en voor uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling en ICT.   Deze structurele handicaps vormen de doorslaggevende factor voor het verlies aan marktaandeel op de uitvoermarkt, niet de telkens opnieuw kunstmatig opgevoerde loonhandicap. Onze noorderbuur Nederland levert hiervan ten overvloede het bewijs: met een veel steilere loonevolutie dan ons land, wint Nederland nog op bescheiden wijze aan marktaandeel tussen 1996 en 2010 en realiseert het een overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans van 7% van het BBP…

Renaat Hanssens, adviseur studiedienst
Luc Cortebeeck, voorzitter

take down
the paywall
steun ons nu!