De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Foto: dwb.be
Voorpublicatie, Longread - Arnoud van Adrichem, Erwin Jans, BD W

De Godschaamte voorbij

Het zomernummer van het literaire tijdschrift Dietsche Warande & Belfort (DW B) focust op een opvallend fenomeen: de (her)bekering. Dit is de inleiding op het nummer van curatoren Arnoud van Adrichem en Erwin Jans.

maandag 2 juni 2025 16:15
Spread the love

 

Het nieuwe nummer van DW B wordt voorgesteld in de Kathedraal van Antwerpen (Groenplaats) op woensdag 18 juni 2025 om 20 u. Journalist Peter Decroubele gaat er in gesprek met Kristien Hemmerechts en Christophe Vekeman en wordt begeleid door poëzie van Erik Spinoy. De toegang tot de voorstelling is gratis, maar je moet je wel via deze link inschrijven. Na de presentatie is bistro De Plek open voor een glas en een literaire of spirituele babbel naar keuze.

 

1.

‘And no religion, too’, zingt John Lennon in zijn wereldberoemde vredeshymne Imagine (1971), nadat hij een strofe eerder al droomde over de afschaffing van hemel, hel, landen en materieel bezit: ‘Imagine all the people / Sharing all the world’. Religie zag hij als een obstakel om dat vredesideaal te realiseren: tegelijk een illusie die het ware leven naar het hiernamaals verplaatst en zo de onrechtvaardige status quo van de wereld in stand houdt en een enge, fnuikende moraal die het potentieel van het lichaam en de seksualiteit beperkt. Lennons droom drukte de opvatting van een hele moderne generatie uit: in de samenleving van morgen heeft religie geen plek. Oosters geïnspireerde spiritualiteit en vage mystiek, tot daar aan toe, maar het traditionele godsgeloof behoort tot de onvolwassen periode van de mensheid – wie het atheïsme omarmt, brengt de wereldvrede vanzelf een stapje dichterbij.

Hoewel in West-Europa de ontkerkelijking sindsdien gestaag doorzet, kon en kan lang niet iedereen zich vinden in Lennons seculiere utopie. Wereldwijd gelooft een ruime meerderheid nog steeds in God, zonder dat die overtuiging per se leidt tot bloederige conflicten of andere narigheid. Ook de meeste gelovigen deugen. Sterker, het geloof kan evengoed een bron van vrede en verzoening zijn. Zo alludeert die andere historische vredesdroom, de ‘I have a dream’-toespraak van dominee Martin Luther King, niet voor niets op de Bijbel. En misschien is in deze fel gepolariseerde tijden het christelijk gebod tot naastenliefde (dat je ook bij andere wereldreligies tegenkomt) wel actueler dan ooit. De daarop geïnspireerde werken van barmhartigheid, zoals beschreven in Mattheüs 25, kunnen de vrede in elk geval mee vooruit helpen. Zeker sinds de betreurde paus Franciscus daar in 2016 nog een oecumenisch en ecologisch achtste werk aan toevoegde: ‘laat ons barmhartig zijn voor ons gemeenschappelijk huis’. De kerkvorst beschouwde de deplorabele toestand van onze aarde als een oproep aan iedereen tot een innerlijke ‘ecologische bekering’ die ons bewust maakt van onze verantwoordelijkheid voor onze naasten en de schepping. Die boodschap sloeg aan, zoals ook zijn sociale agenda op instemming kon rekenen. De wereldwijde golf van sympathie voor Franciscus en de media-aandacht voor zijn opvolging duiden op het belang van een wereldleider die zich boven de partijen probeert te plaatsen en het opneemt voor de zwakkeren en de uitgeslotenen in deze wereld. Hij liet zien dat religie invulling kan geven aan het geestelijk en sociaal tekort van de moderne (westerse) samenleving.

Maar het valt niet te ontkennen dat de verschillende geloven lang niet altijd vreedzaam co-existeren, en dat naastenliefde soms ver te zoeken is. Zeker wanneer er ook economische, politieke en etnische kwesties in het geding zijn kan er een giftige cocktail ontstaan. Zo zag de westerse samenleving zich de voorbije decennia geconfronteerd met de politieke islam, en met zijn meest fundamentalistische en gewelddadige expressies. De aanslagen op het World Trade Center zullen bij velen in het geheugen gegrift gestaan, maar de radicale islam bezit natuurlijk geenszins een monopolie op religieus geweld. Ook onder fundamentalistische christenen en ultraorthodoxe joden stuit je op vijanddenken en het verabsoluteren van de eigen religieuze waarheid, met alle ellende van dien. En zelfs het boeddhisme, dat toch bekendstaat als bij uitstek vredelievend, kende heilige oorlogen en maakt zich schuldig aan religieus geweld.

Gelovigen worden nogal eens afgerekend op dit soort excessen. Ook moeten ze geregeld opboksen tegen allerhande gedateerde of karikaturale beelden over het geloof dat daardoor stilaan in het verdomhoekje verdwijnt. Dat geldt zeker voor ons deel van de wereld en misschien in het bijzonder voor onze eigen bubbel, waar je onder kunstenaars en intellectuelen nog maar weinig praktiserende gelovigen tegenkomt. En wie het geloof wel aanhangt, zwijgt er liever over. Niet zelden speelt ‘Godschaamte’ daarbij een rol, een betekenisrijke notie van Stephan Sanders, die hij uitwerkt in zijn gelijknamige bekeringsgeschiedenis uit 2021. Die schaamte hangt onder meer samen met de angst om de eigen intellectuele geloofwaardigheid te verliezen:

“De schaamte bij binnenkomst van de kerk, zo zonder kunsthistorische of toeristische reden, had te maken met mijzelf en met mijn vrienden en bekenden en met al diegenen in wier ogen ik graag gunstig word weerspiegeld. Die kerkgang, hoorde ik het koor der kennissen honen, was geen opsteker. Eerder een teken van zwakte; ging ik uiteindelijk toch door de knieën voor de hocus pocus van de godsdienst, van de rooms-katholieken nota bene. Kan kennelijk niet leven zonder een hemels beetje troost. Niet zo autonoom, niet erg onafhankelijk.”

Uiteindelijk reageert de buitenwereld veel minder negatief dan Sanders verwacht. De schaamte en het ongemak waarmee zijn religieuze wending gepaard gaan blijken vooral voort te komen uit zijn ‘intellectuele, agnostische zelf’ dat zich maar moeizaam verhoudt tot het ‘irrationele’ van het geloof. Maar buiten kijf staat dat het onderwerp gemakkelijk tot onbegrip, spot of zelfs wrevel bij de niet-religieuze ander kan leiden. Sommige atheïsten helpen het ‘gevaarlijke misverstand’ religie daarom maar wat graag uit de wereld. In Religie voor atheisten. Een heidense gebruikersgids (2011) merkt de filosoof (en overtuigd atheïst) Alain de Botton op:

“Proberen te bewijzen dat God niet bestaat kan een amusant tijdverdrijf zijn voor atheïsten. Nuchtere critici van religie scheppen er altijd veel genoegen in om met meedogenloze precisie de dwaasheid van gelovigen bloot te leggen, en rusten niet voordat ze zeker weten dat ze hun vijanden hebben ontmaskerd als volslagen malloten of maniakken.”

Vanwege de wanpraktijken binnen het geïnstitutionaliseerde geloof hoeft die atheïstische bekeringsijver natuurlijk niet te verbazen. Uit naam van het geloof gebeuren de meest vreselijke dingen; daarover zullen gelovigen en ongelovigen het met elkaar eens zijn. We wijzen slechts op de schokgolf die door België trok toen de vierdelige documentaire Godvergeten (2023) over het wijdverbreide kinder misbruik door katholieke geestelijken op televisie kwam. De persoonlijke, expliciete getuigenissen van de slachtoffers leidden niet alleen tot grote woede en verdriet, het regende ook uitschrijvingen bij de kerk die in dit geval inderdaad uit ‘volslagen malloten of maniakken’ lijkt te bestaan.

Dat alles maakt dat religie in onze contreien langzaam lijkt te verworden tot een privéaangelegenheid, een fenomeen dat best achter de voordeur blijft, op veilige afstand van het publieke domein. En zo kan gemakkelijk de indruk ontstaan dat geloof een wel zeer individuele, marginale en haast onzichtbare levenshouding is geworden, met leegstaande en ontwijde kerken als de materiële vertaling daarvan. Al zouden de zogeheten vier ruiters van het nieuwe atheïsme – evolutiebioloog Richard Dawkins, filosoof Daniel Dennett, neurowetenschapper Sam Harris en de in 2011 overleden journalist Christopher Hitchens – zelfs dat nog te veel eer vinden. Het geleerde kwartet zag religie het liefst helemaal uit het alledaagse leven verdwijnen – ten faveure van een onwankelbaar geloof in de wetenschap en de rede. Dat blijkt bijvoorbeeld uit hun befaamde en invloedrijke rondetafelgesprek uit 2007 dat enige tijd geleden in boekvorm verscheen onder de titel The four horsemen. The discussion that sparked an atheist revolution (2019).

Natuurlijk bleef het retorische geweld van het ‘nieuwe’ atheïsme van de vier ruiters – waarin religie en wetenschap pal tegenover elkaar staan – niet geheel onweersproken. Mildere academische stemmen wijzen erop dat religie en wetenschap elkaar ook kunnen aanvullen. Dichtbij huis kunnen we bijvoorbeeld denken aan de Leuvense kosmoloog en natuurkundige Thomas Hertog die zich bezighoudt met het ontstaan van het heelal en de natuurwetten en daarbij samenwerkte met de wereldberoemde natuurkundige Stephen Hawking. In een al wat ouder interview met KU Leuven stelde Hertog: ‘Als er een gezonde afstand en een strikte methodologische scheiding is, kunnen geloof en wetenschap elkaar voeden en zuurstof geven.’1 Met die uitspraak doet hij geen expliciete geloofsuitspraken, maar religie reikt hem wel metaforen en vertelmodellen aan om het ontstaan van de kosmos en het leven vruchtbaar te benaderen. Hij acht het niet beneden zijn wetenschappelijke waardigheid om naar God te verwijzen, al is het maar in de vorm van een (metafysische) alsof-redenering: het is net alsof het ‘een bovennatuurlijke “daad van God” vergt om een levensvriendelijk heelal met alle specifieke eigenschappen van dien in beweging te zetten’, schrijft hij in zijn boek Het ontstaan van de tijd. Mijn reis met Stephen Hawking voorbij de oerknal (2023).

De gelovige literatuurwetenschapper en journalist Warda El-Kaddouri gaat een stapje verder, en betoogt dat religie en wetenschap prima hand in hand kunnen gaan, zolang je maar nieuwsgierig en kritisch blijft en alles in vraag durft te stellen. In een tekst voor Brainwash schrijft ze:

“Het essentiële probleem zit volgens mij dan ook niet in religie versus wetenschap, maar in dogmatiek versus twijfel. En dogmatiek is niet eigen aan religie. Je vindt het bijvoorbeeld ook in politieke ideologieën, economische modellen of wetenschappelijke doctrines. En twijfel is ook niet eigen aan wetenschap, maar is een houding die gelovigen eveneens kunnen hebben.”

Ook de Duitse filosoof Peter Sloterdijk plaatste kanttekeningen bij de snerpende antireligieuze publicaties van Christopher Hitchens en Richard Dawkins. Hij noemde hun respectieve boeken God is niet groot. Hoe religie alles vergiftigt (2011) en God als misvatting (2006) ‘twee van de oppervlakkigste pamfletten van de recente geestesgeschiedenis’. Dat Sloterdijk recht van spreken heeft, blijkt uit doorwrochte boeken als Woede en tijd. Een politiek-psychologisch essay (2007), Het heilig vuur. Over de strijd tussen jodendom, christendom en islam (2008) en Je moet je leven veranderen. Over antropotechniek (2011), waarin hij het maatschappelijk en geopolitiek functioneren van de religie uitgebreid behandelt. In het recentere Theopoëzie. De hemel tot spreken brengen (2021) concentreert Sloterdijk zich minder op de politieke dan op de poëtische dimensie van de religie. De titel – het neologisme muntte Sloterdijk zelf – suggereert dat religie zich kenmerkt door een bepaalde vorm van poëtisch taalgebruik, waarmee een verhaal verteld wordt dat de mens in tijd en ruimte situeert en zijn bestaan betekenis geeft. In krachtige en beeldrijke lijnen schetst Sloterdijk de geschiedenis van de religie. Hij beschrijft hoe de godsdienst langzaam terrein verliest, aan de wetenschappen voor de technische verklaring van de wereld en aan de politiek voor de organisatie van het samenleven. Onder de hoofding ‘Godsdienstvrijheid’, de titel van het laatste hoofdstuk, concludeert Sloterdijk dat nu de godsdienst eigenlijk geen maatschappelijke functie meer heeft, ze haar wezen en vrijheid heeft gevonden in ‘een schandaleuze nutteloosheid’. Ze is even overbodig als de muziek. Maar, zoals Friedrich Nietzsche al zei: ‘zonder muziek zou het leven een vergissing zijn’. Sloterdijk overziet zo de honderdtachtig graden van de religie: van cultuur stichtend ritueel over woedebank tot volledig vrij zwevend poëtisch archief voor zingeving.

2.

Ook buiten academische en filosofische kringen wordt er de laatste tijd veel genuanceerder over religie gesproken. In Goddeloos. Waarom we atheïsme nodig hebben (2024) stelt Stine Jensen zelfs dat ‘[d]e tijd van de goddelijke brulapen die in naam van de redelijkheid en de wetenschap luid op de atheïstische trom slaan voorbij [is]’. Of die tijd werkelijk voorgoed voorbij is, valt nog te bezien. Maar het ‘tedere atheïsme’ dat Jensen in haar pamflet bepleit en zelf ook aan de dag legt lijkt inderdaad in opmars te zijn.

Zo valt op dat het literaire discours rondom het geloof aanzienlijk minder wrok en venijn bevat dan voorheen. Waar Nederlandse schrijvers als Jan Wolkers en Maarten ’t Hart in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw genadeloos afrekenden met hun gereformeerde opvoeding, blikken auteurs als Franca Treur, Maarten van der Graaff en Lucas Rijneveld juist met de nodige mildheid terug op hun christelijke achtergrond. Het werk van de laatsten is zeker niet gespeend van religiekritiek, maar ademt toch vooral nieuwsgierigheid. In Van der Graaffs debuutroman Wormen en engelen (2017), bijvoorbeeld, wil de autobiografisch getinte hoofdpersoon Bram Korteweg niet breken met zijn gereformeerde jeugd op Goeree-Overflakkee, maar veeleer op onderzoek uit: ‘Niet om me te warmen aan nostalgie of om afstand te nemen, laat staan wraak, maar om dichterbij te komen.’ Anders dan het destijds wellicht noodzakelijke breekwerk van Wolkers en ’t Hart (die opgroeiden in een totaal verzuilde samenleving), laat zo’n positie ruimte voor vluchtlijnen en nieuwe denkpistes die niet uitgaan van de almacht van het rationalisme.

In de Vlaamse literatuur zagen we een soortgelijk fenomeen, maar met een andere denominatie als lijdend voorwerp: de jaren vijftig, zestig en zeventig stonden veelal in het teken van een luidruchtige afrekening met het katholieke geloof en het instituut Kerk. Het werk van auteurs als Louis Paul Boon en Hugo Claus laat hierover weinig twijfel. Het engagement van de katholieke kerk met het Vlaams nationalisme en haar collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog (zoals het ronselen van Oostfronters) heeft hierin een belangrijke rol gespeeld. Inmiddels waait er in het grotendeels ontzuilde en gelaïciseerde België ook een mildere wind. Boomers lijken steeds minder de behoefte of de noodzaak te voelen om komaf te maken met het geloof, terwijl jongere generaties schrijvers zich doorgaans welwillend opstellen tegenover verschillende geloven die soms ook inspiratie bieden bij hun eigen zoektocht naar zingeving.

Dat maakt het echter niet minder opmerkelijk dat er zich onder de Vlaamse schrijvers opnieuw heuse bekeringen voltrekken, dwars tegen de seculiere tijdsgeest in. Zo bekeerden Christophe Vekeman en Kristien Hemmerechts zich recentelijk tot het christendom. Ze werden daarin voorafgegaan door Nederlandse collega’s als Benno Barnard, Stephan Sanders, J.Z. Herrenberg, Willem Jan Otten, Vonne van der Meer, Aafke Romeijn, Erik Jan Harmens en Esther Gerritsen die al dan niet schroomvallig hun weg naar God hadden gevonden, of hadden teruggevonden.

Vekeman en Hemmerechts schreven allebei een boek over hun bekering, respectievelijk Tot God (2024) en Van ver gekomen (2024). Het levert in beide gevallen eerlijk en aangrijpend proza op dat zowel gelovigen als niet-gelovigen zal aanspreken, omdat de zoektocht naar zingeving en verbinding raakt aan universele, diepmenselijke behoeftes. (Dat het evangelie van het 9 De Godschaamte voorbijneoliberalisme deze behoeftes niet of nauwelijks kan bevredigen, mag inmiddels een gemeenplaats heten.) Vekeman en Hemmerechts plaatsen zich met hun werk in de eeuwenoude traditie van de religieuze autobiografie of het bekeringsverhaal die begint met de Confessiones van Augustinus, geschreven tussen 397 en 398 na Christus.

In dit nummer willen we deze traditie nader belichten. Aan de hand van recente en minder recente voorbeelden van bekeringsliteratuur, gedichten en persoonlijke geloofsgeschiedenissen zoeken we antwoord op de vraag wat het precies betekent om een bepaalde religie of levensbeschouwing te omarmen. Want dat een bekering méér behelst dan een andere manier van denken en een radicale levensverandering vereist, zal voor zich spreken. De transformatie van Saulus tot Paulus is daar wellicht het meest roemruchte en iconische model van. Al kun je je afvragen of in zijn geval wel van een ‘echte’ bekering sprake is. In Paulus. De fundering van het universalisme (2008) schrijft de Franse filosoof Alain Badiou:

“Het verhaal is welbekend: onderweg naar Damascus waar hij als ijverige farizeeër christenen wil gaan vervolgen, hoort Paulus een mysterieuze stem die hem én de waarheid én zijn roeping onthult. Geeft het woord ‘bekering’ passend weer wat er op weg naar Damascus is gebeurd? Het gaat om een blikseminslag, een cesuur, en niet om een dialectische omkering. Het is een vordering die een nieuw subject vestigt.”

Paulus’ voorbeeld maakt duidelijk dat de betekenis van het woord ‘bekering’ niet altijd even eenduidig is en dat het verschijnsel op verschillende manieren kan plaatsvinden. Sommigen ervaren een plotselinge goddelijke aanwezigheid (een stem, een licht, een epifanie…), anderen laten zich bekeren door zendelingen of andere religieuze vertegenwoordigers, en weer anderen komen na een jarenlange zoektocht en zelfstudie tot het geloof. Combinaties daarvan komen ook voor, zoals zal blijken uit deze DW B, waarin de focus ligt bij katholieke conversies (al wordt er ook een uitstapje naar de islam gemaakt).

Overigens toont Badiou zich minder geïnteresseerd in wat Paulus heeft verkondigd dan in hoe hij dat heeft gedaan. Hij beschouwt Paulus als ‘een denker-dichter van het evenement’, degene die de ‘breuk’ of de omslag incarneert en zo bij uitstek de figuur van ‘de militant’ vertegenwoordigt. Vanuit de gebeurtenis van Christus’ verrijzenis verkondigde Paulus een universele boodschap die volgens Badiou revolutionair en actueel is. Dit universalisme brengt bovendien een nieuw zicht op vrijheid met zich mee.

Mogelijk schuilt daarin ook een verklaring voor de opmerkelijke hernieuwde belangstelling voor het geloof onder met name jongere auteurs. Nu is God natuurlijk nooit helemaal uit de letteren verdwenen – voor velen is en blijft de Bijbel een inspiratiebron – maar deze ‘comeback’ lag toch niet onmiddellijk voor de hand. Atheïsten van het militante slag zoals de eerdergenoemde vier ruiters zullen dat allicht betreuren, maar vanuit cultureel oogpunt is dit wel degelijk goed nieuws. Het christendom vormt immers een van de belangrijkste fundamenten van de westerse beschaving en werkt tot op de dag van vandaag door in tal van onze systemen, structuren, wetten, organisaties en 10 Arnoud van Adrichem & Erwin Jansideeën, zonder dat dit altijd even goed zichtbaar is. Volgens de Franse filosoof Jean-Luc Nancy is die christelijke culturele en filosofische erfenis bij uitstek het ‘ongedachte’ van de westerse cultuur, in tegenstelling tot haar GrieksRomeinse wortels. Wat dat betreft valt daar dus het nodige te ontdekken.

Of te herontdekken. Want hoeveel weten we eigenlijk nog van de christelijke cultuur, van de Bijbelverhalen, van de iconografie? In zijn studie De Grote Code (1981) onderzoekt de Amerikaanse literatuurwetenschapper Northrop Frye de enorme impact van de Bijbel op de westerse literatuur en creatieve verbeelding. De kennis van die ‘Grote Code’ gaat al jaren zienderogen achteruit. Hoe lang zal het duren voordat werken als Dantes La Divina Commedia of Het Lam Gods van de gebroeders Van Eyck het statuut bereiken van hiërogliefen, fascinerende tekens die echter alleen maar leesbaar zijn voor een academische elite?

Vanzelfsprekend koesteren wij niet de illusie met deze DW B het tij te kunnen keren – meer en beter onderwijs over religie lijkt ons een probater middel tegen religieuze ongeletterdheid –, maar een literair onderzoek naar het intrigerende verschijnsel van de bekering kan de hernieuwde interesse in God en het geloof wel verder verdiepen. Een naïeve droom van ‘And no religion, too’ gaat ons op dit ogenblik in elk geval niet helpen om te begrijpen wat er in de wereld aan de hand is.

3.

We openen dit nummer met een reflectie van Kristien Hemmerechts op haar bekering en de reactie van de buitenwereld daarop. Haar bekering (een woord dat ze zelf liever vermijdt) verliep in drie stappen, schrijft ze. Allereerst leerde zij met andere ogen kijken naar alles om en rond en in de rooms-katholieke kerk waarvan ze ooit zo hard was weggelopen. Daarna beleefde zij een godservaring die ze omschrijft als een ‘intens gevoel van geborgenheid en veiligheid in de handen van God’. En de derde stap ervoer Hemmerechts als het op haar neerdalen van de heilige geest: tijdens een mis verdween haar ‘rationele weerstand’ en aanvaardde zij dat ze zich verbonden voelt met God en dat ze die verbintenis samen met andere gelovigen wil beleven in de kerk.

Hemmerechts’ terugkeer naar de kerk leidde, op een enkele vileine reactie na, niet tot veel commotie. Dat kan niet direct gezegd worden over Christophe Vekemans bekering en zijn verslaglegging daarvan in Tot God. De publicatie van dat boek veroorzaakte niet alleen deining in het literaire milieu, stelt Vekeman in zijn bijdrage, ook als privépersoon ontving hij een stroom aan berichten die uiteenlopen van steunbetuigingen tot regelrechte scheldkanonnades. Opvallend is dat vooral Vekemans visie op de verrijzenis van Jezus Christus als provocatief wordt ervaren, zelfs in katholieke kringen. Maar kan iemand die niet gelooft in de verrijzenis zichzelf eigenlijk wel christen noemen, vraagt hij zich af.

In een uitgebreide en diepgravende analyse van Vekemans boek neemt Marc De Kesel de proef op de som: hoe verhouden waarheid, leugen en het geloof zich tot elkaar? En wat kan de literatuur daar tegenover stellen? Of moeten we juist lak hebben aan de literatuur?

Dat een bekering ook de zintuigen kan prikkelen, maakt Anneke  Brassinga duidelijk in haar gedicht ‘Bekering’. Zo dicht zij over ‘een zien / waar al dat horen eindelijk bij vergaat’. Het sublieme lijkt in het sacrale te schuilen,  en andersom.

Franca Treur kijkt op haar beurt naar bekeringen als een maatschappelijke trend, waarbij religieuze internetsites, influencers en podcasts een belangrijke rol spelen. Ze waarschuwt voor opkomend conservatisme, maar koestert het stadium net voor de bekering: ‘het bevragen van de eigen waarheid. Dat je buiten jezelf op zoek gaat naar iets in jezelf’.

Ook als niet-gelovige kun je je tot het katholicisme bekennen, stelt Ger Groot in zijn bijdrage. Niet zozeer vanwege zijn geloofswaarheden, maar omwille van het onwaarschijnlijke feit dat het nog steeds bestaat. De kracht ervan zit onder andere in zijn materialiteit, zijn rituelen, zijn fysieke vieringen en zijn verklankingen in zang en muziek, in zijn lichamelijkheid en zijn erotiek.

In haar gedicht ‘Daar in Averbode’ schrijft Elma van Haren over een zweefvlieg als lichtwezen, een kleine verschijning die haar de weg lijkt te wijzen: ‘Vandaag door een klein gezegend wezen bekeerd tot vrij zwevende soort’. Het brengt Sloterdijks theopoëzie onwillekeurig in herinnering.

Willem Jan Otten vraagt zich af of het überhaupt mogelijk of zelfs wenselijk is om het doorlopen bekeringsproces – zelf spreekt hij liever van ‘kerstening’ – in woorden te vangen, omdat zo’n reconstructie onterecht suggereert dat je weet wat er gebeurd is. Niet alleen veranderde een religieuze ommekeer zijn toekomst, het voelde ook alsof hij een nieuw verleden toebemeten kreeg. Dat vergroot de levensvreugde, wat niet wil zeggen dat de kerstening hem per se gelukkiger heeft gemaakt. Troost vindt Otten in de literatuur, bijvoorbeeld in de poëzie van de Brits-Amerikaanse bekeerlingdichter Denise Levertov, van wie hij een gedicht vertaalt.

In een van zijn gedichten verwijst Maarten van der Graaff naar Marcus 1:16, waarin Jezus aan Simon en Andreas vraagt om het werk neer te leggen en hem te volgen, omdat hij ‘vissers van mensen’ van ze wil maken: ‘ik wil terug naar de netten naar / hoe ze hun handen bekeken / die het werk neerlegden / om iets anders te gaan doen’. Voor Van der Graaff lijkt geloven dan ook een beweging tussen verleden en heden, tussen de doden en de levenden: ‘we moeten als ganzen over de oude namen vliegen / we moeten als varkens naar de nieuwe wroeten’.

Wroeten naar nieuwe namen doet Jacob Groot in poëtisch en bezwerend filosofisch proza, verward maar geleid door de mystieke meester bij uitstek: Meester Eckhart. Het gaat om taal die taal afwerpt om een ander leven mogelijk te maken, nieuwe horizonten te ontdekken: ‘als een morgenster te midden van de nevel’.

‘Wat is er tegen vaak van geloof veranderen’, vraagt Nachoem M. Wijnberg zich af in een van zijn gedichten. In tastende regels probeert hij antwoorden op die vraag te formuleren. Zo schrijft hij over wonderen, troost en plezier.

Aan de hand van de roman Half leven (2022) van Aya Sabi onderzoekt Sven Vitse de verschillen tussen literatuur uit christelijk-protestantse hoek en literatuur uit een islamitische context. Zo kijkt hij naar de politieke inzet van geloofsverlies en geloofsbehoud. In Half leven blijken vooral kolonialisme en gender van tel te zijn.

Johan Reyniers dicht over een droom waarin onder anderen Joost van den Vondel, Frederik van Eeden en Gerard Reve figureren. Hoewel de dromende hij-persoon (in wie we misschien de dichter zelf kunnen herkennen) niet meer terugverlangt naar de kerk, kijkt hij met plezier terug op zijn katholieke achtergrond.

J.Z. Herrenberg bekeerde zich op latere leeftijd tot het rooms- katholicisme. Net als Vekeman gelooft hij in de opstanding uit de dood: ‘Dat God een God van leven is, de kracht van het Zijn zélf, bewijst Hij door de Zoon uit de dood te laten verrijzen’, schrijft Herrenberg in zijn persoonlijke geloofsgeschiedenis. Terugblikkend beschouwt hij zijn bekering als het resultaat van vele in elkaar grijpende oorzaken en gevolgen, waarvan de voortekenen al in zijn ontwikkeling als schrijver zichtbaar waren: ‘Je hele wezen is opgenomen in een complexe beweging en pas achteraf kun je constateren dat je zowel ruiter was als paard.’

Het nummer besluit met een hard maar ook diepmenselijk en ontroerend Ecce homo van Erik Spinoy. Een Onze Vader de profundis. Een smeekbede uit de duisternis, getekend vergankelijkheid en bederf, om een gedaante van licht die zich uiteindelijk toch lijkt aan te dienen. Soms moet geloof zwaar worden bevochten, en soms moet het teder worden aangeraakt.

Literatuur:

Badiou, Alain (2008), Paulus. De fundering van het universalisme (vertaald door Dominiek Hoens en Jan De Wit). Kampen: Ten Have

Botton de, Alain (2011; 2014), Religie voor atheïsten. Een heidense gebruikersgids (vertaald door Jelle Noorman). Amsterdam: Atlas Contact

Frye, Northrop (1986), De grote code. De Bijbel en de literatuur (vertaald door Léon Stapper). Nijmegen: SUN

Graaff van der, Maarten (2017), Wormen en engelen. Amsterdam: Atlas Contact

Hertog Thomas, Het ontstaan van de tijd. Mijn reis met Stephen Hawking voorbij de oerknal (2023). Tielt: Lannoo

Jensen, Stine (2024), Goddeloos. Waarom we atheïsme nodig hebben. Amsterdam: Prometheus Sanders, Stephan (2021), Godschaamte. Een eigentijdse expeditie op zoek naar God. Amsterdam: Van Oorschot 13

Slotboom, Hidde (2023), Na de uittocht. Gereformeerd protestantisme in millennialromans. Hilversum: Willem de Zwijgerstichting

Sloterdijk, Peter (2007), Woede en tijd. Een politiek-psychologisch essay (vertaald door Hans Driessen). Amsterdam: SUN

Sloterdijk, Peter (2008), Het heilig vuur. Over de strijd tussen jodendom, christendom en islam (vertaald door Frans van Zetten). Amsterdam: Boom

Sloterdijk, Peter (2011), Je moet je leven veranderen. Over antropotechniek (vertaald door Hans Driessen). Amsterdam: Boom

Sloterdijk, Peter (2021), Theopoëzie. De hemel tot spreken brengen (vertaald door Mark Wildschut). Amsterdam: Boom

 

De toegang tot de voorstelling is gratis, maar je moet je wel via deze link inschrijven. Na de presentatie is bistro De Plek open voor een glas en een literaire of spirituele babbel naar keuze.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!