De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Bruxelles, la Morte?

Bruxelles, la Morte?

donderdag 3 december 2020 13:24
Spread the love

“Woede is een pleister waaronder veel verdriet zich verstopt” (eigen formulering)

 

Ik laat mij in deze coronaperiode online geregeld van mijn boze, verontwaardigde kant zien. Het geeft mij energie, en een duidelijk kader, en het houdt me staande in deze zwalpende tijd.

Slechts af en toe sta ik het mijzelf toe wat dieper te peuteren in het verdriet achter mijn woede. Het diepe verdriet dat ik met me meedraag doorheen deze bijzondere tijden. Verdriet om het lijden dat corona veroorzaakt, maar wellicht nog veel meer verdriet om het lijden dat we bij elkander veroorzaken. Bij mezelf, mijn geliefden en de wereld om mij heen.

Gisteren wandelde ik enkele uren door Brussel. Ik ben al vaak in Brussel geweest, maar doordat de coronamaatregelen quasi iedere live groepsontmoeting sinds maart verbieden, ben ik als freelance groepswerker intussen het grootste deel van mijn opdrachten en inkomsten kwijtgespeeld, en ook mijn werkbezoekjes aan bxl, en het perspectief op beterschap is nog hoogst onzeker. Ik heb ook al lang geen recht meer op een vervangingsinkomen, en moet dan ook de buikriem aanspannen. En dat is momenteel zo voor honderdduizenden Belgen. De laatste keer dat ik in Brussel was, was in juli, nog voor de verplichte mondkapjesplicht voor gans het grondgebied. En lang voor de verplichte avondklok tussen tien (!) en zes uur.

 

Ik doorkruiste gisteren dus de stad, en wil daarvan graag een verslagje delen, met focus op het verdriet dat ik toen voelde, en dat ik nog voel wanneer ik eraan terug denk. En ik zal trachten de woede te vermijden, die daar graag voor wil springen. Een woede die mijzelf wil beschermen, en die de energie wil samenbrengen om iets, gelijk wat, te helpen veranderen aan deze situatie. Maar ik vraag de woede dus eventjes om op de achtergrond te blijven.

 

Ik vertrek vanuit de wijk rond het Brusselse Noordstation. Een vroegere volksbuurt die decennia geleden grondig ontdaan is van haar levendigheid en kleur, en nu vooral gedomineerd door grote overheidsgebouwen, luxeflats en hoofdkantoren van banken, energiebedrijven en andere kapitaalkrachtige genootschappen.  Is dit wat meer en meer buurten in Brussel  te wachten staat? Ik huiver van de winderige, anonieme sfeer die daar hangt, en waar enkel auto’s voor een voortdurend geraas zorgen. Althans zo komt het over bij mij.

Ik besluit ter plekke om mijn mondmasker voorlopig niét op te zetten. Een eerste reden daarvoor is al, dat ik er na een half jaar nog steeds niet in slaag om géén bedampte brilglazen te krijgen. Ik probeerde al alle soorten tips (onder meer het masker goed aanknijpen op neus en wangen, of mijn  bril wat verder van mijn ogen brengen), maar ik blijf telkens als een blinde mol mijn bril afdoen en met mijn trui de damp eraf wrijven. Vooral in binnenruimtes. Ben ik de enige die dit probleem heeft? Nu, ik woon in Gent, en daar zijn mondkapjes buiten gelukkig nog niet verplicht. Behalve in het stadscentrum, dat ik daardoor ook al maanden mijdt. Want niet alleen heb ik problemen met bedampte brillenglazen, maar ik voel mij écht niet op mijn gemak met een mondkapje aan, tussen andere gemaskerden in. Ik ben zo één van die personen die zijn ‘cues’ in sociale interactie grotendeels haalt uit het aangezicht. Ik léés al heel mijn leven mensen via hun gelaatstrekken, veel meer dan via hun woorden. Als ik nu naar mijn lokale supermarkt of een andere winkel ga, dan zwijg ik en vermijd ik meestal oogcontact. Het lukt mij niet meer om op mijn gemak een praatje te slaan met andere mensen of kassiersters. Ik voel me bijna een pervert als ik knipoog naar iemand, of mijn ogen wijd opensper om iemand te groeten, of te checken of die openstaat voor een praatje. Wat zal die wel niet van mij denken? Ik merk sowieso dat er daar veel minder gepraat wordt dan vroeger; dat mensen stiller zijn, geslotener, meer op zichzelf. Tenslotte krijg ik het heel rap benauwd met zo’n mondkapje op, misschien omwille van mijn astmatische verleden. Bijna tot op het paniekerige af.  Maar terug naar Brussel nu.

Wanneer ik de kleine ring oversteek, passeer ik wat wegenwerken. Daar valt het mij meteen op dat verschillende arbeiders hun masker maar half of niet op hebben. Dat geeft me meteen ook een geruststelling dat ik niet de enige ben in de stad hier zonder masker. En ook zij zullen wel goede redenen hebben om dit zo aan te pakken. En dan mijmer ik even over de precaire statuten waar zovele wegenwerkers en bouwvakkers in het Brusselse in verkeren, en hoe gepriviligeerd ik toch wel ben om zo weinig persoonlijk in contact te komen met rabiate onderdrukking. Hun sector staat bol met arbeidsrisico’s, moeilijke werkomstandigheden, minimumlonen (en slechtbetaald zwartwerk), precaire statuten, uitpersing. ‘They learned to see through the bullshit way before me’. En dat viel me op doorheen gans mijn wandeling. Onderdrukte mensen hoeven geen les te krijgen in het doorprikken van leugens of repressie. Zij weten meestal wie wel en wie niet profiteert van de Regeltjes in een samenleving. Hun denken en geweten zitten anders in elkaar, wellicht ondoordringbaar en onbegrijpelijk voor heel wat ‘gestudeerde’ medemensen.

Aan het Muntplein groet ik mijn eerste dakloze van de dag, een bibberende jonge man met Afrikaanse roots, die duidelijk de (bijna vries)nacht buiten heeft doorgebracht. Hij beweegt fel en zingt een dwaas lied, door zijn verlepte mondmasker heen. Om zich sterk te houden in dit nieuwe normaal? Om van de wereld een theaterstuk te maken zodat hij niet hoeft te voelen hoe bijna iedereen hem als melaatse voorbijwandelt, met hun mondkapje op als teken van ‘solidariteit’ voor de kwetsbaren in onze samenleving? Oei, daar is mijn sarcasme weer, als voorhoede van mijn woede. Koest!

Mijn hart breekt als ik terugdenk aan die man en de vele andere bedelaars, daklozen en sans-papiers die ik gisteren passeerde in Brussel. Hoe overleven zij de nachtklok? Krijgen sommigen nu méér centen van voorbijgangers, wanneer hun gepijnigde gezicht verstopt zit achter een mondmasker? Of is het nu makkelijker hen voorbij te lopen, wanneer zoveel menselijke kenmerken weggewist zijn? Blij dat ik hem groette, en hij beantwoorde mijn groet enthousiast terug. Toch niet helemaal ‘gek’?

Ik blijf intussen op mijn hoede voor politie-agenten, en zal een viertal keer mijn kop wat in mijn sjaal steken wanneer ik die van ver zie of hoor aankomen. Ik kweek er een soort radar voor, en ben mij, opnieuw, ten volle bewust van mijn privilege, wetende dat ik toch nog altijd makkelijker 250 euro boete, voor het niet-dragen van een mondmasker, op tafel kan leggen dan heel wat andere Brusselaars. En wetende dat ik met mijn profiel niet meteen bang moet zijn voor bijkomende pesterijen van ordehandhavers. Hoe zou het voélen voor mij als sans papier, of als een jongere met migratie-achtergrond, of als jonge vrouw, of als dakloze, tegenover gemaskerde en gefrustreerde politiemannen? Ik zou het niet weten. Ook dàt is privilege. En waarmee ik ook geen afbreuk wil doen aan de waardigheid van heel wat welmenende politiemensen, die nu wellicht ook denken dat ze in een slechte film zijn beland, en veel liever een oogje dichtknijpen wanneer ze mij ongemaskerd zien voorbijpasseren. Maar ik voel me belabberd, zowel als angstige en onzekere gemaskerde, en als rebelse ongemaskerde, achterdochtig voor een boete.

Tussen Muntplein en Grote Markt passeer ik een jonge vader die zijn zoontje naar school brengt. Hij is ook niet gemaskerd, en pas op het einde van de wandeling valt mijn frank. Want die ochtend kwam ik nog verschillende ouders van jonge kinderen tegen, die pertinent weigerden hun mondmasker ‘correct’ te dragen. Wat zou hun beweegreden zijn hiervoor? Zou het kunnen dat zij het belangrijk vinden dat hun jonge, soms zeer jonge kinderen toch nog voldoende aangezichten van volwassenen kunnen aanschouwen, op zijn allerminst die van zichzelf? Hoe zou het trouwens zijn voor kinderen in Brussel momenteel? Kinderen die 24/7 sinds ik-weet-niet-hoelang buiten officieel enkel nog gemaskerde gezichten mogen zien bij volwassenen. Hoe IS dat voor zo’n opgroeiend kind? En zeker voor kinderen wiens ouders  al een klein sociaal netwerk hebben? Hoe is dat voor kinderen in het stadscentrum van Gent en vele andere steden? Voor kinderen op het grondgebied van Eeklo, Lievegem, Deinze, Kortrijk, …. die dit al sinds deze zomer moeten ‘aankunnen’, zonder enige duidelijke exit?  Godverdomme, mijn ogen branden als ik hier aan denk en ik moet terug rustig trachten te ademen en die opkomende woede naar beneden halen…. En natuurlijk gaat het niet enkel om kinderen. Het gaat ook om mezelf, en ik acht me zo gelukkig dat ik dat in de Gentse buitenrand nog ongegeneerd mag doen en negentig procent van de mensen om mij heen dan ook vertikken een mondmasker te dragen in de buitenlucht. En dankbaar dat ik geen alleenstaande ben, én beschik over een warm sociaal netwerk.

Mondmaskers dragen in de buitenlucht, dat heeft toch maar één duidelijk doel? Namelijk mensen eraan herinneren dat er een venijnig virus rondwaart. Epidemiologisch helpen mondmaskers geen zier in de buitenlucht, simpelweg omdat besmetting met covid19 in de buitenlucht quasi onmogelijk is, tenzij je elkander een tong draait, of luidkeels en voor lange tijd in elkanders keel zingt of spuwt. Dat zal ongeveer elk wetenschappelijk onderzoek rond besmettingshaarden bevestigen. Mensen dus herinneren aan het gevaar. Maar moet dat dan per sé via verplichte mondkapjes? In mijn wandeling kwam ik véél reclames tegen voor ongezond eten en drinken, en constant borden waarop stond dat mondmaskers verplicht zijn. Maar precies nergens creatieve manieren om mensen aan te sporen tot voorzichtigheid en herkennen van symptomen. Of nog beter: zouden we de stad niet kunnen kleuren met allerhande boodschappen en beelden om onze algemene gezondheid, fysiek en psychisch, te boosten? En dan denk ik dat het aanzetten tot angst ongeveer de slechts denkbare boodschap hiervoor is.  Want het aanwakkeren van chronische Angst en Achterdocht is toch ongeveer de grootste ziektemaker van allemaal?

Maar ik ‘geloof’ dus niet in verplichte mondmaskers buiten. Ben ik nu een slechte burger, een asociale egoïst? Moet ik me nu verantwoorden voor mijn eigen denken, dat denken en voelen dat totnutoe richting gaf aan mijn leven? Ook die gedachte maakt me wat verdrietig…

De Grote Markt met haar grote en fonkelende kerstboom, haar luxe-kerststal, en al het bladgoud aan de gevels, kon moeilijk in groter contrast staan met de troosteloze sfeer errond. Beeld ik het mij in dat ik niet enkel kwantitatief heel wat levendigheid mis, qua mensen, maar ook kwalitatief, qua levendigheid die nog maar weinig afstraalt aan al die gemaskerde mensen om me heen? Of is dat inbeelding van mijn kant? Een projectie van mijn eigen trieste innerlijke kind op mijn omgeving? Ik zie al die gesloten winkeltjes, en al die horeca en bordjes met ‘te huur’ op, en vraag me af hoe goed al die zelfstandigen, winkeliers, marktkramers, artiesten, interimpersoneel en jobstudenten vergoed zijn geweest voor die verplichte sluitingen van niet-essentiële zaken. En wat een impact dit verlies aan inkomen betekent voor vele tienduizenden families in Brussel. Waar is de solidariteit voor hen die nu op zwart zaad zitten, of hun levensenergie aan het verliezen zijn?

Dit jaar zijn zo’n 1 op 10 overlijdens in het Brusselse gepaard gegaan met corona. Net zoals in de rest van het land slaat corona vooral hevig toe in de oudste en meest verzwakte bevolkingsgroepen. Solidariteit met hen is absoluut prioritair. Maar is dit de beste manier om dat te doen? Hoe zit het dan met de solidariteit van al wie zwaar kreunt onder de huidige coronamaatregelen? Maatregelen die de rijksten en sterksten onder ons buiten schot lijken te houden, en keihard inhakken op onze meer kwetsbare medemensen. Hanteren we wel de juiste solidariteitsmechanismen?

Doorheen de stad merk ik dat er heel wat manieren zijn om tijdelijk te ontsnappen aan de mondkapjesplicht. Er wordt bijvoorbeeld zeer veel gerookt op straat. Ook veel koffies en frisdrank gedronken, met zuinige teugjes. En snacks gegeten. Wat me ook weer wat triest maakt. Ik wil de volgende keer gerust wel een fles water meebrengen naar Brussel. Maar waar kan ik dan heen als ik daar moet van plassen? Veel van die mondkap-excusen zijn ook niet echt bevorderlijk voor onze gezondheid, valt mij op. Ik neem mij voor de volgende keer wat appels mee te doen, die ik kan bovenhalen bij een politiecontrole. Maar hoe absurd is dat niet eigenlijk, om een reden te moeten hebben om volop lucht te kunnen inademen?  Fietsers in Brussel zie ik nu als gelukzakken, en bijna niemand onder hen draagt dan ook een mondkapje. En een informele regel lijkt ook te zijn dat wie belt, dat mag met het mondkapje aan de kin.

Terwijl ik de Anspachlaan afloop, richting Zuidstation, passeer ik enkele groepen gemaskerde scholieren. Ik ben blij dat hun leerkrachten toch de stap zetten om naar buiten te gaan (wat nochtans wordt afgeraden), en ik ben triest om al dat jong volk, dat al sinds maart in een behoorlijk rotte toestand verzeild is geraakt.  Zonder uit te wijden over de impact van de coronamaatregelen op hun sociale en emotionele ontwikkeling, of het effect van die maanden afstompend teleonderwijs, sta ik stil bij de emotionele impact van het dragen van een mondmasker buiten. Zeven dagen op zeven, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Door de eeuwen heen zijn mondmaskers gebruikt geweest om mensen zich klein te laten voelen, hen te ontdoen van hun individuele expressiewijzen, hen hun levenskracht te ontnemen,  hun uniekheid visueel af te nemen. Hoe lang nog voor die jongeren? Wellicht zitten ze tot eind juni nog vast aan het mondmasker. Op straat, in het park, in de klas, op de speelplaats. Zucht. Blijven ademen, Steven. Opnieuw voel ik de woede opkomen voorbij mijn gezucht, mijn bonkende hart, en prikkende ogen.  Ik trek me op aan de rebelse blik van heel wat van die jongeren. En hopelijk ook aan de levenslessen die zij uit deze periode halen. En ik tracht bij mijn eigen verdriet en wanhoop te blijven van in zo’n vervreemdende stad rond te lopen, anno 2020. Zonder al mijn emoties meteen te projecteren op een ander.

Hoeveel leerkrachten zijn intussen ook niet gedegouteerd door deze overdreven regels, die het pedagogische gegeven zo verdrukken? En onmachtig om hun afkeer op een veilige manier te kunnen uiten, laat staan om het anders aan te pakken met hun leerlingen. Hoeveel van hen zitten niet op hun tandvlees, de burn out of depressie nabij?

Ik loop nog altijd ongemaskerd verder door de stad, en ben verbaasd dat niemand mij daar op aanspreekt of vieze blikken geeft. Zitten we in de fase dat meer en meer Brusselaars niet echt meer geloven in de mondkapjesplicht en die enkel nog aandoen uit angst voor boetes of sociale afkeuring? Ik denk ook: wat als ik nu toch ziek zou zijn? Epidemiologisch is het quasi onmogelijk dat ik iemand zou aansteken op mijn ochtendwandeling. Ik hou ook voldoende afstand, drink van niemands beker, draai niemand een tong. Maar zou het niet veel gevaarlijker zijn voor mezelf, wanneer ik omwille van mijn mondmasker steeds opnieuw virale deeltjes opnieuw inadem, en daardoor mijn eigen ‘viral load’ verhoog, met alle kans om ernstiger ziek te worden? Is er een dokter in de zaal om hierrond wat advies te geven?

Eenmaal aan het Zuid aangekomen, draai ik mijn spreekwoordelijke kar en stap weer noordwaarts, nu langs de volksbuurt rond de Stalingradlaan. En mijn hart jubelt. In armere buurten worden veel minder mondmaskers gedragen. Ik zie heel wat oudere mensen koppig hun aangezicht tonen aan buurtgenoten. Buurtbewoners, handelaars, arbeiders, taxichauffeurs, jong en oud, en zelfs een stadswacht hebben het vodje hangen onder hun neus of aan hun kin. Hier lijkt het gelaat en de menselijkheid de strijd nog niet verloren te hebben. Of teruggewonnen te hebben.

 

Ik zet me wat verder op een bankje, nog steeds ongemaskerd en al wat meer op mijn gemak, wat notities te maken. Een man met sjofele kleren merkt mij op, glimlacht, knikt en stapt op mij toe. We hebben een korte babbel en wisselen driftig gelaatsuitdrukkingen en glimlachen uit. Amai, wat een deugd doet dat! Evenzeer voor mij! Hoe zit het eigenlijk met alleenstaanden in deze stad, denk ik. Wanneer hebben zij nog de kans op een ongemaskerd gezicht dat hen aankijkt en toelacht? Ik bekijk de man met zachte ogen en bemerkt onder zijn kin een verschrikkelijk vies mondlapje. Godverdomme. Mondmaskers zijn verplicht in Brussel, ook al zitten ze vol vuil en bacteriën, en ook al hebben mensen simpelweg geen geld om andere maskers te kopen of te wassen. Ik stel hem voor mijn laatste twee ongebruikte mondmaskers in mijn rugzak te ontvangen. Hij knikt vriendelijk en neemt de verse wegwerpmaskers in ontvangst, en we gaan elk onze weg verder. Maar heb ik hem nu vernederd? Hem nogmaals geconfronteerd met zijn moeilijke en misschien wel wat troosteloze bestaan? Waar blijft de solidariteit en humanitaire verontwaardiging voor deze mooie, kwetsbare man?

Ik eindig mijn lange wandeling in de Noordwijk, mijmerend over wat ik allemaal zag en niet zag. En voelde. En ik denk aan de geschiedenis van deze fantastische metropool, aan alle asiel- en gelukszoekers door de eeuwen heen die hier een tweede adem vonden en zich mee weefden in de ziel van de stad. En dan denk ik: nope, ze krijgen deze stad en haar inwoners nooit klein. Het leven moet en zal terugkeren, en de rijksten en machtigsten blijven de stad enkel maar regeren zolang hun leugens worden geloofd. En dat duurt nooit heel lang. Het volk zal steeds opnieuw opstaan en het leven vieren en de menselijkheid en solidariteit doen zegevieren. En ikzelve? Die krijgen ze ook niet klein.

Of is die hoop ook maar een pleister op mijn verdriet?

Ik wil de volgende maanden mijn verdriet verder exploreren, want na herlezing merk ik dat ik toch nog heel wat van dit verdriet tracht te rationaliseren, tracht te verklaren, of te projecteren op anderen, zodat ik niet in dat verdriet hoef te blijven hangen. En ik vermoed dat ik daar niet de enigste in ben.

Maar ik ga dus verder in het voelen en ook in het proberen vast te pakken van mijn eigen angsten en onzekerheden, die nog versluierd liggen achter al dat verdriet. En ik hoop dat ik dat ook van veel van mijn medemensen kan horen. Want ik sta er niet alleen voor, dat weet ik alvast.

Wat het ook zij. We doen verder.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!