Acht op tien burgemeesters hebben banden met bouwpromotoren. Volgens ambtenaren steken de “enveloppen” tussen de plannen. Wie doet er wat aan?
De dossiers over het wanbeleid van burgemeester Koen T’Sijen van Boechout kunnen een antwoord geven op de vraag of belangenneming in Vlaanderen al of niet zal voortduren.
“Vergunningenwaakhond keldert zes op de tien aangevochten projecten” (De Tijd, 5 augustus 2023). Hoe zou dat komen? “Bijna de helft van alle gemeentelijke diensten Stedenbouw vermoedt dat er sprake is of was van een belangenconflict in het beleid, zo blijkt uit een anonieme rondvraag.”
Vooral bij kleinere gemeenten is er frustratie. Afhankelijk van de politieke strekking worden dossiers geweigerd of vergund. De ambtenaren verwijzen daarvoor in de eerste plaats naar vriendjespolitiek.
“Ze stellen vast dat familieleden van politici soms een vergunning krijgen voor bepaalde bouwplannen, terwijl andere gelijkaardige plannen tegengehouden worden. Of dat een bouwopdracht in de gemeente naar een bevriende projectontwikkelaar of architect gaat” (De Standaard, 4 augustus 2023). Het wanbeheer in bouwdossiers is in Vlaanderen een “fenomeen” geworden.
Uiteraard kan de burger er wat aan doen. Zijn stem is bepalend voor de aanduiding van de burgemeester. De burger zou er kundig kunnen over oordelen mocht hij kennis hebben van wat in menig rapport van de Vlaamse overheidsdient Audit Vlaanderen wordt bewezen.
Net daarom worden die rapporten geheimgehouden. In Boechout moesten de raadsleden om het rapport te kunnen inzien een geheimhoudingsverklaring ondertekenen en werd de bespreking ervan in de gemeenteraad belet en naar een deontologische commissie verschoven.
Die commissie werd dan zo samengesteld dat de burgemeester en zijn meerderheid er konden over beslissen. Toenamlig Vlaams Minister van Binnenlands Bestuur Bart Somers (Open VLD) vond dat het Vlaams Parlement niet de geschikte plaats was om er over te praten. Hij nam zelfs eigenmachtig een bewijsstuk uit het dossier.
Bart Somers ontliep ook zijn ministeriële verantwoordelijkheid en miskende de geloofwaardigheid van zijn eigen agentschap. Hoewel de rapporten van Audit Vlaanderen de bewijzen inhouden van het wanbeleid van burgemeester Koen T’Sijen, die gaan van zowat alle mogelijke bestuurlijke inbreuken tot belangenneming en schending van het beroepsgeheim, bedacht Bart Somers een reglementair niet bestaande maatregel. Hij stelde de gemeente ‘onder verscherpt toezicht’. Wat dat inhoudt of tot gevolg heeft weet niemand.
Ook de procureur te Antwerpen liet na een gepast gevolg te geven aan het hem bezorgde rapport van Audit Vlaanderen. Hij “seponeerde” het dossier, gaf er geen gevolg aan. Daarom moest een burger het initiatief nemen om het dossier toch behandeld te krijgen.
Er werden vier klachten ingediend bij de onderzoeksrechter te Antwerpen, allen in de sfeer van corruptie. Hoewel deze burger eenzelfde toegang tot de strafrechter heeft als de procureur verzet de procureur te Antwerpen zich tegen een behandeling in openbare zitting.
Daarbij worden zelfs onjuiste beweringen aangewend. Voor het sepot van het auditrapport stelt de procureur dat er ‘tekort aan bewijs’ is. Dat is in frappante tegenspraak met de inhoud van het dossier zelf. Dat bulkt van de bewijzen.
In een ander dossier over strafbare poging corruptie vraagt de procureur een buitenvervolgingstelling omdat de daders ‘onbekend’ zouden zijn gebleven. Zij werden echter in het dossier geïdentificeerd en zelfs door de onderzoeksrechter persoonlijk gehoord.
De procureur aanvaardt ook de stelling van de betrokken advocaten dat zij gebonden zijn door hun beroepsgeheim. Dat dit geheim niet dient om het eigen misdrijf, namelijk een strafbare poging corruptie, te verbergen wordt onverlet gelaten.
Omdat de onderzoeksrechter de verdachten niet in verdenking stelt kunnen deze ook niet betrokken worden in de behandeling voor de raadkamer zodat die niet kan beslissen of het dossier al dan niet naar de strafrechter moet worden gestuurd.
Waarom verzet de procureur zich tegen vervolging? Het gaat in deze niet eens over de behandeling van de grond van de zaak – de vraag over schuld en boete – maar enkel over de vraag of de dossiers in openbare zitting moeten worden behandeld.
Waarom mag de burger niet zien en horen wat er werkelijk in die dossiers staat? Waarom mag de strafrechter er niet over oordelen?
De wijze waarop zowel de bestuurlijke als de gerechtelijke overheden deze dossiers behandelen had een duidelijk gevolg. De kiezers in Boechout wisten niet wat zij er moesten van denken. De burgemeester deed het af als laster, beweerde dat de auditeurs fout waren en dat hij zelf was vrijgesproken.
Dit had zijn herkiezing tot gevolg. Bovendien stak hij zijn doel ook niet onder stoelen of banken. Hij zette de dochter van zijn bevriende promotor op zijn lijst zodat die werd verkozen. Als deze dame nu nog schepen wordt is de arrogantie volkomen.
Met de herverkiezing van deze burgemeester is de kous nog lang niet af. Hij moet ook nog benoemd worden. Dat is de bevoegdheid van de Minister van Binnenlands bestuur en dat gebeurt na advies van de procureur-generaal en van de gouverneur. Vraag is dus wat die gaan adviseren over lopende onderzoeken.
Heeft een burgemeester wel de nodige waardigheid en geloofwaardigheid om benoemd te worden als tegen hem vier strafonderzoeken lopen? Kan de minister andermaal de inhoud van de forensische onderzoeken van haar eigen agentschap miskennen?
Wat zou de betekenis zijn van dergelijke benoeming gezien het fenomeen van de ‘appartementisering’ en de daarbij vastgestelde misbruiken en inbreuken? Wat indien de strafdossiers toch tot bij de strafrechter geraken?
Gezien deze voorgaande elementen gaan de Boechoutse dossiers het lokale belang ver te boven. Het gaat hier over de prangende vraag wat de bestuurlijke en de gerechtelijke overheden doen om het fenomeen van de belangenneming in de bouwsector een halt toe te roepen.
Daarvoor zijn zij bevoegd en daarvoor hebben zij alle mogelijkheden om het recht van de burger op behoorlijk en betaalbaar wonen te herstellen.
De tuchtrechtbank in beroep heeft zopas een uitspraak gedaan over de schorsing van magistraten in het onderzoek over examenvervalsing in de Hoge Raad voor de Justitie.
“Het belang van de dienst houdt in dat de rechtzoekende het vertrouwen moet kunnen behouden in de integriteit van het openbaar ministerie. De burger moet er blind op kunnen vertrouwen dat dossiers zonder enige vorm van favoritisme worden behandeld.”
In voorliggende dossiers is de burger evenwel verplicht niet blind te blijven. Als hem het recht wordt ontnomen om te zien hoe recht wordt gedaan zijn wij ver af van voorgaande motivering.