deel 1 schetste de ambitie om een set gzcombineerde waarden: basisinkome, +naar verdienste, gelijke kansen op ‘aangegeven’ werk… zie vorige blog
hierna beschouwingen over pensioen, een economisch model, kapitalisatie.
– ontwerptekst ter discussie, alle opmerkingen welkom…
Basisinkomen 2 Vandaag verdiend, toekomstige koopkracht beschermd…
Arbeid is een niet alleen gemeenschapsdienst, vaak is het ook een manier om in zijn levensbehoud te voorzien, om een zekere status te verwerven, om zijn toekomst veilig te stellen… Om die toekomst veilig te stellen kan men sparen… Er is echter geen enkele garantie dat de verwachte koopkracht gehaald wordt, of volstaat om op eenzelfde konsumptieniveau deel te nemen in het socialeleven.
Een inflatie van 3 % en een productiviteitsgroei van 3% zou al een samengeteld rendement van 6% vergen…. De banken willlen ook nog een vergoeding van de kosten, de risicos, het kapitaal, de verkoop personeel en kantoren…Een minder-opbrengst van 3% na 40 jaar betekent dat ùen je een rendement van 3% aanbiedt, maar wat je 40 jaar vroeger ‘spaarde’, is qua aandeel in de koopkracht wel 3x minder, intrest inbegrepen… !!! En dan mag je nog maar 40 jaar ervan genieten, want daarna is het op…
Als je dan nog 50 jaar leeft, heb je pech. Als je nog maar 30 jaar leeft….moet je op tijd weten , dan kun je iets meer uitgeven! Let op , dan kun je dus alleen 1/3 uitgeven van wat je hebr gespaard….
Als je dan levenslang 3/4 van je loon hebt opzij gezet…. dan zakt je koopkrachtsaandeel niet… het blijft 1/4 van je nettoloon, levenslang …
Indien echter de helft bestaat uit basisinkomen, een aandeel in de economie van bv. 1/ 4 van jouw nettoloon, dan hoef je niet te sparen en je heb evenveel.
Zo een basisinkomen, is in principe genoeg om van te leven’ , dat is natuurlijk niet wat je wil hebben na een aktieve loopbaan, Wellicht gebruik je maar de helft, de rest wordt gespaard of ingehouden voor later. En daarna reken je op een gelijkaardige koopkracht. Peiler 1, peiler 2, peiler 3….
Zoals we al zagen, kapitalisatie garandeerd absoluut niet een evenwaardige koopkrachtdeelname
in de toekomst. Integendeel. Toekomstige eigen behoeften anticiperen door bv. Huisvesting te kopen kan meer garantie bieden, indien het oordeelkundig gebeurt. Indien de overheid dit aangemoedigd is het ongetwijfeld een welgekomen koopkrachtbron. Let wel, in bepaalde levensfasen kan het dat die woning niet echt aan je behoeften meer voldoet. Bv. De afstand naar je werk, eventuele noden binnen je gezin technologische evoluties… In het beste geval voel je er goed thuis, en kan geen enkel argument je ertoe overhalen het pand te verlaten. Ook niet een groter comfort, of een aangepaste woning. Dit kan je beschikbaar inkomen belasten, of je nood aan deelname in nieuwmodige producten beperken. Wellicht komt die koopkrachtverlies dan niet zo hard aan…Overigens zijn bepaalde kosten inherent aan de activiteit, en onvoldoende fiscaal gecompenseerd. . Na een volledige loopbaan is een vooruitzicht van 70% van laatste nettoloon wellicht voldoende. Als je dan de helft ervan krijgt als basisinkomen, dan verwacht je wellicht de andere helft als een soort rente op je loon…
Stel dat 35% van je nettoloon, 18% s van je brutoloon. Na een carrière van 35jaar, in de veronderstelling dat je brutoloon en de beleggingswaarde van de uitgestelde verloning gelijk oplopen, gelijk ook met de som van inflatie dan heb je gemiddeld 3 a 4 jaar brutoloon uitstaand kapitaal.
Indien dit kapitaal niet oderheveig is aan kankkosten, integendeel voor het bedrijf bankkosten uitspaart en de onderneming gtoeit mee met de economie, dan kan nog een extra percent rendement worden verwacht. Dan daalt de behoefte aan reservering tot zowat 10%… Neem er dan nog de sterftetabellen bij, dan kan de onderneming ook nog wel wat besparen door de rechten die verloren gaan aan de anderen toe te kennen. Een verwerving van rechten zou dan nog zowat 9% betekenen van de bruto loonmassa. Dit hoeft echter niet everedig te zijn met de loonmassa. Het zou ook kunnen evenredig zijn met bv. (Zakencijfer – loonassa). Daarvan zou de tewerstelling veelvoudig profiteren.
Vergelijk maar
geval 1
loonmassa 90 zakencijfer 200 verschil 100
geval 2
loonmassa 180 zakencijfer 200 verschil 20
verworven kapitaalrecht in beide gevallen gemiddeld 10%
van loonmassa,
samen reserveren ze 27 10% van de loonmassa
5/6 komt ten kost van geval 12 ; 22,5
1/6 komt ten laste van geval 2 4,5
in geval 1 is een reservatie van 9 binnen bedrijf en 13,5 gaat naar 2
in geval 2 is een reservatie van 4,5 binnen bedrijf en een kapiaaldotatie afkomstig van 1
In beide gevallen zou er een reservatie zijn die toelaat het vooropgestelde pensioensupplement te betalen. Niet-tewerkstellenden worden wel bestraft in vergelijking met tewerkstellenden. Men kan daar zover in gaan als nodig voor een wenselijk niceau van tewerkstelling.
Indien we zouden evolueren naar een maatschappij waar het zakencijfer 300% van de loonassa
dan zou 100% arbeid dus vrijgesteld zijn en de overige 300 % 5% moeten bijdragen….
Overigens zou die 100% arbeid na verloop van tijd kunnen rekenen op een kapitaal van 3 a 4 jaar loonmassa.. aan het gunstige tarief, van 1% bovenop de groeiverwachting///
Andere mogelijkheden om niet het loon te belasten, om geleidelijk op een andere manier de totale economiche activiteit te belasten, en niet de loonlasten zijn ook mogelijk. Een geleidelijke overgang zou bv eerst de volledige economische arbeid belasten, arbeid inclusief en daarna arbeid geleidelijk ontlasten. De behoefte aan arbeid, ttz de ‘vrijwillige’ beschikbare arbeidskracht optimaal benutten is een streefdoel.
Voor iedereen een gelijke kans op werk
Ook dit is een essentieel onderdeel van een goedwerkende sociale inkomensstroom Werk is niet alleen productiviteit, het is ook een integrerende factor. Basisinkomen zou dan wel moeten voldoend zijn om te overleven, een zekere behoefte aan persoonlijk verworven extra-inkomen moet toegankelijk zijnvoor zoveel mogelijk mensen.
Doelstelling van die tewerkstellingsbeleid
.niet alleen het verschaffen van een extra inkomen op basis van bijkomende productiviteit
-
Het moet er ook voor zorgen dat iedereen een gelijke kans krijgt aan het actieve leven deel te nemen; bijkomend uit de criminaliteit of ongezonde toestanden gehouden wordt, veroorzaakt uit armoede of verveling.
-
dat de arbeid gebruikt wordt om waar nodig de toekomst voor te bereiden, dit zowel voor de eigen financiële toekomst als voor de nationale of planetaire noden….
Iedereen een gelijke kans op werk daarbij wordt van de overheid verwacht, dat er inspanningen gedaan worden voor elke categorie die statistisch gezien minder kans heeft. Logisch is dat daarbij gedacht wordt om de ondernemingen te vergoeden, om bepaalde categorieën die gelijke kans te bezorgen. Die vergoeding kan bv . In een bepaalde regio zijn,of een bepaalde groep met problemen: ongeschoolden, inwijkelingen, of wat ook blijkt een verhoogde kans te geven op werkloosheid .
.
De ondernemingen dwingen om personen aan te nemen, die niet binnen hun onderneming passen of ondernemingen aanzetten om hun ondernemingen te verplaatsen om lokaal de werkloosheid op te lossen kan aanleiding geen tot relocaties, verplaatsing van activiteiten omwille van de premies…Die sociale problematiek geeft aanleiding tot vernietiging van capaciteiten. De bestaande ondernemingen beschermen beschermen kan ook aan door de werknemer kapitaalrechten toe te kennen: De kapitalisatie verbonden aan zijn verworven rechten gaat mee met de betrokkene. De gevolgen van een delocatie worden dan ook groter voor de onderneming, en kleiner voor de werknemer. De toelagen voor tewerkstelling van achtergestelde groepen geeft dan ook geen aanleiding tot deloyale concurrentie: het kan voor de werknemers ook een voordeel zijn de relocatie te aanvaarden, en met een beschikbare kapitaal andere activiteiten uit te voeren met een wellicht hogere toegevoegde waarde…Die verworven kapitaalrechten, ter beschikking stellen van de onderneming moet vanzelfsprekend gekoppeld worden aan een garantie. Een verzekering, die kan gepaard gaan met een premie…
De Verzekering van rechten uit ‘rente op loon’ of ‘virtuele kapitalisatie’
Het model…
Als ‘economisch model’ beoogt het ‘Basicincomelabel’, per land een studie te maken van de uitgaven van bedrijven en van de staat in functie van de beoogde waarden: dubbele inkomenstroom-garantie met gelijke kansen . De uitgaven van de staat worden in het model als basisinkomen uitbetaald of uitgegeven in functie van gelijke kansen. De ‘per saldo’ uitgaven van bedrijven – na de tussenkomsten van de staat om iedereen die gelijke kansen te geven worden als ‘rente op loon’ verdeeld evenredig met het loon. In welke mate het loon belast wordt, of het bedrijf op andere parameters dient bepaald worden in functie van een optimale kans op tewerkstelling: volledige tewerkstelling voor werkwilligen, met inachtneming van een zeker ‘nuttige periode’ nodig om op een goede plaats terecht te komen in de arbeidsmarkt….
Aan de hand van de verhouding per-saldo-bedrijfsuitgaven/loon kan per persoon het verantwoorde kapitalisatie niveau worden bepaald. Per-saldo uitgaven is 15 %van het totale brutoloon geeft na 15 jaar actieve loopbaan, rekening houdend met een rente van 1% boven bbp-groei een virtuele kapitalisatie van ‘VK’ euro …
Virtuele kapitalisatie kan dan worden afgewogen met de bestaande kapitalisatie van op bedrijfslasten of loonlasten (indiduele inspanningen tot kapitalisatie hier niet in aanmerking te nemen). De bijkomende kapitalisatie zou dan wel, in het virtuele model, toegevoegd worden aan het bedrijfskapitaal. Deze bijkomende kapitalisatie, die op termijn de virtuele kapitalisatie geleidelijk zou vervangen zou in het model worden doorgevoerd. Dit model zou met de realiteit verschillen, niet door de uitgaven van bedrijven of staat, maar wel door de ‘spanningen’ en ‘transfers’.
Spanningen zijn de verschillen tussen realiteit en model die hun oorsprong kunnen vinden in economische of syndicale machtsverhoudingen, tradities, onevenwichtig op de arbeidsmarkt….
Die spanningen kunnen in stand gehouden worden als ze vanuit maatschappelijk standpunt zinvol zijn. Het model zou die in kaart brengen…
Transfers daarentegen zijn de verschillen die in principe niet bij de uiteindelijke genieters van het inkomen terechtkomen, maar verloren gaan of ontstaan in administratie, het financiële of de toekomstige budgetten…
Een model kan zeer ‘basic’ zijn, en alleen een beginpunt zijn voor een bespreking van de gevolgen die ‘basicincomelabzl’ zou kunnen meebrengen, maar ook een gedetailleerde analyse van de budgetten..
en de aanpassingen die zouden nodig zijn de praktijk dichter bij het model te brengen…Aanpassingen van het model, of aanpassingen aan de praktijk zullen daarbij ‘in kaart gebracht worden’….dat betekent dat een beoordeling niet noodzakelijk in voordeel van het model uitvalt, maar kan de voorkeur genieten: het model is een techniek, niet het doel. De bevordering en instandhouding van de waarden is dat wel..
Niet alleen de kapitalisatie geeft aanleiding tot transfers. De aanwending/niet aanwending van het staatsbudget geeft aanleiding tot transfers in de tijd. Het in stand houden van de infrastructuur, technologische en ecologische vooruitgang wordt in principe niet gebudgetteerd. Dit heeft dan ook geen financiele gevolgen voor de overheidsfinanciën. Het is de taak van de overheid dat ook voldoende middelen, o.a.werkkracht ingezet wordt om daar de toestand duurzaam te houden
Een duurzaam financieel budget kan echter een hoeveelheid vreemd vermogen (staatsschuld) verdragen. Belangrijk daarbij is dat dit vermogen kan in stand gehouden worden, en minstens evenveel opbrengt , m. a. w. Wat de maatschappij ervoor wil betalen moet moet toereikend zijn om de investeringen en de financiële lasten te betalen. Wat het de maatschappij kost om de investeringen niet te doen,moet ook in rekening gebracht worden en wat daarbij de maatschappelijke verantwoordelijkheden en behoeften zijn wordt wellicht politiek bepaald.
Wat nu het budgettaire betreft, een constante staatsschuld op het verantwoorde niveau kan de evolutie van het nationale product volgen. Dit is in principe duurzaam. Als het BBP groeit door inflatie en productieuitbrediing, kan de staat duurzaam dit ritme volgen. Indien het dit ritme niet volgt, is er in principe een transfer in de tijd. Bij uitzonderlijke rampen is dergelijke transfer naar de toekomst zeker aangewezen. Anticipatie van rampen, recuperatie van vroegere transfers is dan ook geen onverantwoorde transfer. Maar bij een groei van het binnenlands product van 6 % is een tekort va 6% geen echte transfer. Afwijkingen van het verantwoordelijke schuldniveau door oorlogen of rampen,of meevallers uit het verleden, verhoogd met een anticipatie van te voorzien ‘rampen’ of ‘meerwaarden’ zijn aangewezen. Dit vanuit een responsabilisering van elke generatie voor zijn ‘budget’.
Die lokale verantwoordelijkheid wordt door monetaire spanningen en speculatieve acties ook wel negatief beinvloed: de voordelen van een lokale munt die de economie in stand houdt worden vaak vervalst door vervalsingen in de echte economische prestatie: Het in kaart brengen van belangrijke transfers in de tijd is dan ook zeer belangrijk, en een verdeling onder de bevolking van budgettair overschot of een reele nuttige aanwending van de financiële overschotten lijkt dan ook aangewezen.