Was dat schrikken, ondertussen alweer ruim een week geleden, op weg naar mijn werk in de kringloopwinkel. De nieuwslezer zei plots dat je doodziek bent. En het was geen geheim wat voor ziekte het was: pancreaskanker. Tijdens de rest van de dag werden er op verschillende media allerlei specialisten bijgehaald om de tijd die je rest te berekenen. Het kwam erop neer dat je amper twaalf procent kans maakt om het nog vijf jaar uit te zingen op planeet aarde.
Op Klara herhaalden ze het ieder uur. Ik hoopte dat de radio bij je uitstond. Twee dagen daarvoor pas hadden ze je met een ‘lifetime achievement award’ bedacht tijdens de uitreiking van de MIA’s; ik werd er bijna cynisch van.
Tijdens de werkbespreking ‘s morgens kwam je ter sprake. Onze Belgische medewerkers waren zo mistroostig dat onze nieuwkomers nieuwsgierig naar je werden. Ik beloofde om een kennismakingslijstje voor ze te maken op Spotify, en speelde het deze namiddag in de winkel af. Het bleek perfecte kringloopwinkelmuziek! Iedereen werd er welgezind van. Een bejaarde dame kwam me zowaar zeggen dat het deugd deed, Arno te horen. En zocht toen in onze cd bakken naar cd’s van je. Maar die komen hier maar zelden binnen en worden daarna nog altijd uitgevochten, Arno.
Sinds ik het slechte nieuws over je ontving, ontsnap ik geregeld met mijn teletijdmachine. Zo keerde ik een keertje bijna veertig jaar terug, naar 1981, toen ik nog in Zarren woonde en in Diksmuide naar de vakschool ging. Ik zat in mijn eerste jaar metaal. Veel mooie herinneringen heb ik niet overgehouden aan die tijd, ik voelde me er niet op mijn plaats. Maar op een vrijdag maakten we een grote wandeltocht, de hele school stapte mee. We waren vroeg in de namiddag vertrokken en ondertussen alweer op de terugweg. Iemand had een kleine transistorradio op batterijen mee en ik kan die golf van intens geluk en vreugde die door me heen stroomde nog steeds voelen, toen de bas van ‘Ohlalala’ inzette, de nieuwe single van je toenmalige, kersverse groep T.C. Matic.
De Belgische bands schoten in die dagen als paddenstoelen uit de grond maar T.C. Matic oversteeg ze allemaal met die eigenzinnige, bezwerende rock. Tekstueel stelde het soms niet zoveel voor, maar veel woorden had jij ook niet nodig. Gewoon die krols jankende grom die dieper bleek dan menige roman en nu eens knetterde in mijn hoofd en dan weer kietelde in mijn buik. Ik leefde honderd procent mee met dat groepje dat het, daar was ik van overtuigd, helemaal zou maken.
In 1983 of 84 ging ik voor het eerst met vrienden kijken naar een optreden van je groep T.C. Matic in Diksmuide. Een iets oudere vriend die net zijn rijbewijs had, reed. Op de weg van Zarren naar Diksmuide stonden we doodsangsten uit toen hij aan hoge snelheid auto’s inhaalde. Tegenliggers moesten geregeld uitwijken. Onze kersverse chauffeur leek het allemaal normaal te vinden, en wuifde laconiek onze bezwaren weg. Mietjes waren we! Maar we raakten heelhuids ter plaatse en het optreden met die band met zijn tonnen charisma zorgde ervoor dat we geen trauma aan het gebeuren overhielden. Hoeveel geluk moet je hebben dat de juiste mensen samenvallen? Ferre Baelen, Rudy Cloet, Serge Feys en Jean-Marie Aerts zorgden voor de meest jeukende muziek van dat moment, en jij die jankte en kermde en kreunde…
T.C. Matic stond dus op eenzame hoogte in mijn platenkast. Het nagenoeg perfecte album ‘Apache’ draaide ik kapot, het was het spannendste wat ik op dat moment kende. In 1985, toen ik achttien was, gingen we in Oostnieuwkerke wonen. Ik vond werk in een meubelbedrijf in Ledegem waar men kantoormeubelen maakte. Het was geen gemakkelijke tijd maar heb ik al vermeld dat muziek ervoor heeft gezorgd dat ik het allemaal te boven kwam? Daarom temeer was het zo erg die maandagmorgen, enkele maanden later, toen ik in die koude, armzalige kleedkamer stond, en daar in het nieuwsbericht hoorde dat de Belgische rockgroep T.C. Matic, op dat moment op tournee in Polen in het voorprogramma van Simple Minds, besloten had om ermee op te houden. Mijn wereld stortte op dat moment letterlijk in. Ik die ervan overtuigd was dat de Simple Minds op een dag in het voorprogramma van T.C. Matic zouden spelen…
Wist ik veel dat het toen eigenlijk allemaal nog moest beginnen. Op je eerste soloplaat bleef je nog wat in je eigen schaduw hangen, maar met ‘Charlatan’ sprong je als een duveltje uit een doosje tevoorschijn. De grillige, hoekige, avant gardische new wave en harde rock van T.C. Matic had plaats gemaakt voor meer funk en blues.
Het was omstreeks die tijd ook dat Vlaanderen aan de buis gekluisterd zat om je je legendarische garnaalkroketten te zien klaarmaken, in het kookprogramma ‘Krokant’ van de lichtjes, verbijsterd grinnikende presentator Nest Mertens. We hadden het niet door maar het was nieuwe televisie. Niet gedirigeerd door de wetten van tv land maar puur, recht uit het vuistje, een beetje zoals Woestijnvis het later opnieuw zou uitvinden. Wat hebben we plezier beleefd aan je interventies op de radio, die hilarische interviews waarin je, tussen de grappen door, nagels met koppen sloeg, of op tv, legendarische momenten zijn het, ze staan in mijn geheugen gegrift. Zo herinner ik me dat je het eens over dat stamelen van je had. Je zei dat je ‘k k k klapte’ zoals je grootvader ‘p p p piste’: ‘i i i in snakstjes!’.
Het is waar dat ik het wat moeilijk had met je eerste soloplaten, dat ik moest wennen aan Arno. Maar gaandeweg werd me duidelijk dat je aan een oeuvre werkte, en als je vandaag terugkijkt naar wat je ondertussen allemaal uit je koker getoverd hebt, in die vierendertig jaar lange solocarrière, dan komt er een volstrekt authentiek artiest tevoorschijn, die schippert tussen rock, chanson, blues, funk en reggae, en die zijn muziek vooral besprenkelt met wat van onder zijn oksel, zoals je in ‘Krokant’ met die saus voor je garnaalkroketten deed, een snuifje van de Oostendenaar die nog steeds ergens diep in je zit, dat vleugje hoempapa, het volkse, die curieuze mengeling van West-Vlaams, Engels en Frans waardoor jij je muziek niet maakt maar bent, zonder compromissen. Je bent even authentiek als Jacques Brel en Serge Gainsbourg of als Tom Waits en Don Van Vliet, en eigenaardig genoeg kun je in beide gevallen ook gezien worden als de link tussen de twee.
Op het podium zwalpte je graag, alsof je jezelf geen houding wist te geven. Je cultiveerde je gestamel en die bezopen houding tijdens de bindteksten, maar bracht je de nummers strak zoals het hoorde. Ik zag je eens op het Cactus festival met Charles & Les Lulus, begin jaren negentig. Naar het einde van het optreden toe begaf ik me backstage – een tijdlang was ik freelance muziekjournalist – en ik weet nog hoe ik je stomdronken van het podium de trap af zag sukkelen, waarna je alsmaar rechter begon te lopen – een beetje zoals Kevin Spacey op het einde van ‘Unusual Suspects’, wanneer de loser met de klompvoet langzaam plaats maakt voor een gedistingeerd type die zijn zonnebril opzet nadat hij zonet de kluit heeft opgelicht – en hoe je toen naar die telefooncel in de backstage ruimte vloog om daar enkele ogenblikken lang met veel gezwaai met de armen een gesprek te hebben vooraleer weer naar het podium te lopen, op de trap opnieuw in die zatlap te veranderen om tenslotte ladderzat het podium te betreden voor het rondje bisnummers. Ik begreep het toen nog niet. Dat het gewoon hoorde bij de jongen uit Oostende.
Enkele keren, na één of ander concert in de AB, toen we nog iets gingen drinken in de Jazzclub Archiduc in de Dansaertstraat, voor we terug naar huis reden, zag ik je daar.
Eén keer stond ik naast je aan de toog. Duizenden dingen flitsten door mijn hoofd, het was lang geleden maar ik voelde me opnieuw machteloos als een klein jongetje, er was geen beginnen aan en toen stak je je Carlsberg even omhoog, alsof je met me klonk, en je knipoogde, alsof je zei: laat maar, ik weet het wel, je hoeft het niet te zeggen, en daarna grijnsde je je breedste grijns.
Dank je Arno, voor de vele keren dat ik je op het podium mocht zien, en voor al de mooie muziek. En proficiat met je ‘Life achievement award’, hoewel het ook een beetje wrang is dat je oeuvreprijs er nu pas komt. In 2002 werd je reeds geridderd in Frankrijk in de kunsten en letteren, in het spoor van David Bowie en Lou Reed.
Maar soit, beter laat dan nooit!
Enkele dagen geleden werd je geopereerd. Hoewel ik niet in wonderen geloof en weinig op heb met hoop als laatste toevlucht, hoop ik nu dat het universum met je is en de dokters een wonder hebben kunnen verrichten.
Ik wens je een spoedig en volledig herstel toe,
liefs,
Rino