De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

1 van de 100.000

dinsdag 25 maart 2025 20:54
Spread the love

(Voor alle losers, misfits, weirdo’s, outcasts, verschoppelingen, die ze de laatste maanden zelf nog niet aan het woord gelaten hebben, maar over wie iedereen wel een – meestal nogal bedenkelijke en verongelijkte – mening heeft.)

Eén van de honderdduizend wat? Eén van de honderdduizend Belgen die langer dan twee jaar werkzoekend is, ja, tot mijn scha en schande  ben ik zo iemand. Geloof me vrij, toen ik in 1995 afstudeerde aan een gerenommeerd jezuïetencollege had ik niet verwacht dat ik dertig jaar later zo’n puinhoop van mijn ‘carrière’ zou gemaakt hebben. Integendeel, wij waren klaar om een avant-garde te worden, voortrekkers van een betere, rechtvaardigere samenleving, idealistisch, maar ook pretentieus, wij hadden ‘streken’. Het elitaire kende een perverse keerzijde want het ontaarde Reuzegom had zijn wortels in datzelfde college. Al behoorde ik niet tot de niche van wie de ouders een villa met zwembad hadden en een gigantische oprijlaan. Integendeel, mijn ouders waren heel gewone mensen uit Borgerhout, die dan ook nog eens een bijzonder beroep uitoefenden, ze werkten in de jaren ’80 in het nachtleven, in een discotheek, en later hebben ze zelf nog twintig jaar café gehad. Tussen de kinderen van dokters en architecten voelde ik me dus eerder een vreemde eend in de bijt. Maar op de één of andere manier was ik er in geslaagd een diploma Latijn – Wetenschappen uit de brand te slepen. Dat was ook het hoogtepunt van mijn ‘professioneel’ leven. Daarna was het vet van de soep. Ik begon aan mijn kandidatuur filologie, maar schoot in een kramp toen ik de berg cursussen zag. Wat? Opnieuw? Is het nu nog niet afgelopen? Ik was opgebrand uit het college gekomen. Ik zei meermaals dat ik me afgeleefd voelde terwijl ik nog twintig moest worden. Ik hoopte op routine en souplesse mijn academische studie succesvol te kunnen verrichten, maar mijn geheugen was gekraakt. Mijn hoofd was vol. Al de bandbreedte was reeds opgebruikt. Want laten we eerlijk zijn, studeren is vaak gewoon louter papegaaienwerk. Echte intelligentie heeft er in mijn ogen niet veel mee te maken. Er wordt iets anders getest, karakter, volharding, het geheugen, flexibiliteit, zelfopoffering. In mijn subjectieve ogen weliswaar. Maar ook op het college miste ik al creativiteit. En vooral een zeker determinisme was demotiverend. Amir Bachrouri schreef er al over in zijn boek Doe maar niet. In het laatste jaar secundair moesten we beginnen nadenken over het vervolg. Ik had juist de filosofische jeugdroman De wereld van Sofie gelezen van de auteur Jostein Gaarder en De verborgen geschiedenis van Donna Tartt waardoor ik twijfelde tussen een studie klassieke filologie of natuurkunde. Maar dit werd me afgeraden omdat ik alleen Latijn had gedaan en geen klassiek Grieks, en ook te weinig wiskunde had gehad voor een studie fysica. De waarheid is dat iedere studie die ik toen zou aangevat hebben, mislukt zou zijn, maar de keuze en fascinatie van een twintigjarige zo ontraden is uiteraard demotiverend. Vooral omdat je bij Japans, Chinees, Russisch of Arabisch toch ook van nul start?

Maar even terug naar de bandbreedte. Ik was al van kleins af een gevoelig kind, bangig, maar ook lijfelijk. Ik was een kleine drol, maar wel altijd de beste turner van de klas. Als skater noemde ze mij de kleine Tony Hawk, als voetballer Maradona. Ik bleek begaafd, zowel fysiek als intellectueel, heb mezelf leren lezen, scoorde 130 op een IQ-test, maar ik was ook een vaatje buskruit, net zoals mijn vader en grootvader. We hadden precies een staart die permanent in brand stond waarvoor we op de vlucht sloegen, op de loop voor onszelf dus. Alcohol was onze rilatine die toen nog niet bestond, net zoals het label ADHD of een mildere vorm van ASS. Ik was ook irrationeel bang voor Marokkaantjes, ocharme, ik vermeed plekken daarvoor, de andere kant van de spoorweg, weet u wel.  Er waren zeker incidentjes, al waren die er eerder met witte ‘Belgskes’, die op ‘crapuleuzere’ scholen zaten of uit een ‘white trash’ milieu kwamen. Maar het was rond mijn veertien dat de angst pas echt destabiliserend werd. Ik kreeg een overgeeffobie, al wist ik dat zelf niet. Ik had enorme smetvrees, en controleerde obsessief mijn voedsel en houdbaarheidsdata. Somatisch kreeg ik ook effectief een ontsteking aan mijn slokdarm van ‘mijn kas op te vreten’. Naast de studie in de humaniora ging er dus ook enorm veel energie en bandbreedte naar de dwanggedachten en handelingen. Ik ontwikkelde OCD (obsessief compulsieve stoornis) zonder dat ik het wist, en mijn hogere studies werden iets waar ik nooit echt aan begon door de paniek, de kramp, de gedachte dat het toch mission impossible zou zijn. Met nog een stel outcasts werd het eerste jaar unief vooral gevuld met Risk, tafeltennis en veel drank, om de existentiële angst te bezweren. Ik rookte als ware neuroot soms drie pakjes sigaretten per dag. Heel mijn ambitieuze plan van meerdere licentiaten en doctoreren was in duigen gevallen.

Later heb ik dan zelf ontdekt wat er mis was (de OCD dus), en zocht ik hulp in de geestelijke gezondheidszorg. Ik had als amper twintigjarige wel degelijk suïcidale gedachten dus mijn hulpvraag werd au sérieux genomen. Het was ook de tijd van The Sopranos en Prozac, en sommige anti-depressiva werken heel goed tegen dwang. De psychiater van het CGG schreef Serlain voor en binnen enkele weken was de verandering opmerkelijk: ik was wel gestopt met mijn studie maar vond een eerste baantje in de Quick, en ontmoette mijn eerste grote liefde. Ik was terug gelukkig. Alleen bestendigde het niet. De frustratie van de mislukte studie en carrière is tot op heden een bittere (en wellicht) dwangmatige pil. Loslaten is niet mijn sterkste kant. Net zoals ik totaal niet stressbestendig ben, omdat ik niet kan stoppen met nadenken. Het doet me dan ook pijn weggezet te worden door sommige sujets als lui, parasiet. Procrastineren en vermijden is nu eenmaal deel van mijn ‘pathologie’.

De opflakkering was dus eerder tijdelijk, het komende decennium zou ik verder wegzakken in de impasse, ik werkte zelden, had bij gevolg ook nooit een relatie (want zo ‘marcheert’ dat), en werd een soort ‘hikikomori’: ik trok me terug uit de maatschappij. Het enige wat ik deed was lezen, cinefiele films kijken, en steengoede TV-series kijken want ik bleef uiteraard een snob. Mijn dag- en nachtritme verschoof volledig, waardoor ik pas ging slapen bij zonsopgang en tot de noen bleef ‘stinken’ in mijn bed. In het weekend ging ik voetballen, het enige dat mij uit mijn bed kreeg, en in het nachtleven dansen, vergeten, en zoeken naar liefde om me te genezen. Mijn ouders hielden financieel het hand boven mijn hoofd, wat wel meer gebeurt bij ‘hikikomori’ (check de Japanse verhalen maar), maar ze hadden het voor de rest te druk met hun zaak. Ik zag een neuro-psychiater die zij nooit gezien hebben omdat geestelijke gezondheid voor hen taboe was. Die mens stak me vol anti-depressiva die wel degelijk werkten tegen mijn smetvrees en overgeeffobie, maar dat was dan ook de enige vorm van therapie, voor de rest was dat maar wat slap gelul. Hij dweepte met Jean-Marie Dedecker en zijn boek Rechts voor de raap. Hij wou mij niet in ziekenkas schrijven omdat ik er dan wellicht nooit meer uit zou geraken. Het gevolg was natuurlijk regelmatig een schorsing van de RVA. Geen probleem, mijn ouders verdienden toch genoeg. Maar het cynisme van één van de opmerkingen van de psychiater sprak boekdelen: ‘zie dat je niet aan een koord eindigt’. Terwijl toch veel stress werd veroorzaakt door schaarste. Ik spreek mij wat tegen, ik weet het, maar op de moment zelf besefte ik niet dat mijn ouders mij wel uit de brand zouden sleuren, en misschien was er bij mij ook al intuïtief een soort angstig besef naar de toekomst toe ‘wat als zij er niet meer zullen zijn’?

Waarom dan niet gewoon werken? De OCD was toch weg? Ja, maar vrienden zegden dat de angst zich verplaatst had. Ik had nog steeds last van de brandende staart, en ik was ervan overtuigd dat regulier werk me niet zou lukken. De medicatie stompte me volledig af, ik voelde me chronisch vermoeid en geeuwde om de haverklap. Als mensen mij vroegen, wat ik het liefst zou doen, zei ik vaak ‘gewoon slapen’. Een zeldzaam lief lachte ermee en zei dat ik door een gigantische tseetseevlieg was gestoken. De meeste relaties liepen snel op de klippen. Wie wil er nu een partner die op zijn dertigste precies gepensioneerd is? Mensen begonnen mij op te geven, mijn ouders, mijn vrienden, ikzelf. Achter mijn rug werd ‘gesjouweld’: ‘die doppende loser’. Suïcidale gedachten overvielen mij nog steeds, al was er soms ook authentieke joie de vivre. Als een meisje toch eens verliefd op mij was, als ik voetbalde, danste, surfte, zwom. Soms was er wel energie.

En toen kwam er in 2010 de wedergeboorte. Ik was eind jaren negentig bij de pakken gaan neerzitten en niet meer recht gekropen tot ik met de voetbalploeg naar een huwelijk in Kinshasa kon gaan. Wat ik daar zag heeft me meer dan een beetje wakker gemaakt. Ik zag mensen met polio van wie de benen niet werkten, maar zij zelf wel. Ondanks hun handicap waren ze aan de slag in de haven van Matadi. De ‘Democratische’ Republiek Congo hield me een spiegel voor. Ik had ook polio, maar dan van de geest, van de ziel, van het hart, van de wilskracht, van de levensvreugde.

Terug in België gebeurde het onverhoopte, met vallen (véél vallen) maar nu ook opstaan, vond ik een nieuwe ‘roeping’ in de scheepvaart. Het is enkele jaren redelijk goed gegaan, maar dan is het toch weer gekeerd. Het pijnlijke is dat het vaderschap ermee te maken heeft. Met eindelijk een goeie job vond ik ook een nieuwe partner. Beiden reeds veertig vonden we een nieuwe drive. Er kwam een kind in 2016, en toen liep het ongelooflijk mis. Om de integriteit van de moeder en onze privé te beschermen wijd ik hier niet te veel over uit, want ik heb toen zelf ongetwijfeld fouten gemaakt, maar de kanjer van een postnatale depressie die haar uiteraard ongewild overkwam, heeft ermee voor gezorgd dat onze relatie het niet overleefd heeft. Maar dus wederom, ik sla ook mea culpa, daar gaat het even nu niet over. Nochtans een liefdeskind (of minder poëtisch een irrationeel coup de foudre-kind) belandde het amper zeven maanden oud in een gebroken gezin. Ik werkte in shiften, dus de moeder heeft de eerste maanden van de breuk meer zorg op zich genomen, tot de naweeën van de postnatale depressie bij haar weer oplaaiden. Ik heb er toen even alleen voor gestaan met ons kind van amper twee jaar, en pendelde tussen Antwerpen waar ik woon, Gent waar ik werkte, en de kust waar mijn ouders woonden en die voor opvang zorgden, tot ik zelf crashte. Er was een zekere empathie op het werk (al waren er evengoed collega’s die al twee jaar thuis zaten wegens pesterijen, dus breek mij de bek niet open over de ’emancipatorische’ kracht van werk), maar privéproblemen zijn toch nog steeds ondergeschikt aan de plicht, dus ook bij mij moest ‘mijnheer doktoor’ zorgen voor een tijdelijke oplossing. Die vond ik zelf later in het onderwijs. Ik werd praktijkleraar scheepvaart. De uren waren perfect te combineren met ons tweejarig kind, de moeder kwam er terug bovenop. De crisis was weer even bezworen. Maar zo goed en feilloos mijn eerste jaar was, zo zwaar was mijn tweede jaar als leerkracht. De hoogperformante omgeving zoog me leeg, het voortdurende ‘gechampetter’ over de pubers, ik snap de lange en vele vakanties nu van het onderwijs. Want je leeft zelden in het hier en nu: lesvoorbereidingen maken, taken verbeteren, cursussen schrijven, toetsen plannen, de verwachtingen van ouders in schril contrast met het gedrag van hun kinderen. Na anderhalf jaar was het vat al af. Na kerst zat ik thuis tot na de Krokusvakantie. Ik begon halftijds terug, maar voelde me nog steeds bekaf, en eigenlijk bracht, ironie, o, ironie, in 2020 de corona-lockdown me wellicht redding. Ik begon nog met volle moed aan mijn derde jaar lesgeven maar het was te veel, de lerarenopleiding die ik nog moest doen, de té mondige jongeren, de sfeer door sommige collega’s, het werk buiten de lesopdracht. Mijn psycholoog vroeg zich af ‘waarom jezelf zo kwellen’. Tja, nu was ik eindelijk eens al jaren aan het werk, dat wou ik niet meer opgeven. Maar ik was begin 2021 terug bij af. Terug zonder job, en mijn lijf stokstijf van de zenuwen. Ik zei, gezien de tijdsgeest en de sector, enigszins grappend tegen mijn psycholoog dat ik cocaïne zou moeten gebruiken om de job aan te kunnen. Ik ging met verkrampt gebalde vuisten in mijn jaszak naar school, ik voelde me à la minute grijs worden. We noemden het burn-out, maar de totale burn-out heb ik vermeden, want ons kind was amper vier jaar. Na een crashende moeder was het niet de bedoeling dat de vader ook nog eens letterlijk en figuurlijk ‘weg’ zou vallen. Vooral omdat ons kind ondanks de relatiebreuk, en de andere miserie, toch zo vrolijk is, het zonnetje van de klas.

Maar de calvarietocht was nog bij lange na niet gedaan. Na wat zoeken dacht ik ‘mijn ding’ gevonden te hebben, in Heverlee was er een opleiding binnen het graduaat maatschappelijk werk tot ervaringswerker in de geestelijke gezondheids- en verslavingszorg, een verdienstelijke poging ervaringsdeskundigheid te verfijnen naar hulpverlening toe. Ik kon iets doen met het chronische (mijn OCD en de negatieve ervaringen met medicatie en hulpverleners), maar ook met het acute (de burn-out, de stress, de ratrace, de prestatiemaatschappij), dacht ik, hoopte ik. Ik dweepte ondertussen met Paul Verhaeghe en Dirk De Wachter. Ook zij merken in hun praktijk dat veel miserie tegenwoordig komt door het werk: een cliënt die komt uithuilen over zijn baas, en een uur later die baas die komt wenen over zijn baas. Je kon na die opleiding ervaringswerk trouwens doorstromen naar een graduaat maatschappelijk werk. Dat was mijn doel. Want schaamte en stigma rond ‘psychische’ kwetsbaarheid is er altijd. Ik kwam er niet voor uit dat ik dat studeerde. Onderschat nooit de trots van de zogenaamde ‘zotten’. Het eerste jaar viel mee, theoretisch wat onder mijn mogelijkheden, en ik voelde mij niet altijd thuis bij de mensen met problematieken, die eerder externaliserend warend zoals psychose (al dan niet drugsgerelateerd) en borderline-persoonlijkheidsstoornis. Het was ook allemaal nogal topdown, ondanks de gevorderde leeftijd van de meeste cursisten was het heel schools met de bijkomende verplichtingen. Het begin van het tweede jaar was dan wel een revelatie, we moesten projectwerk doen samen met studenten sociaal-cultureel werk, syndicaal werk en maatschappelijk werk. Ik voelde mij even terug normaal. We hadden een prachtig project bij Natuurpunt waarbij we een outdoor-escape game moesten ontwikkelen voor het lokale bos met haar legenden. Ik ga niet vals bescheiden zijn, want ik kon hier mijn literaire braakballen in kwijt. Dit vak liep over meerdere weken, maanden zelfs, en ging ook over samenwerking, maar als ik het alleen had kunnen doen, was het wellicht op een week geklaard geweest. Alleen naar vormgeving toe op papier kon ik hulp gebruiken. Misschien wat pretentieus, maar de samenwerking zorgde meer voor een hybride product waarbij ieder zijn ego even kon laten strelen. We hadden desalniettemin het beste project. Maar dat speelt allemaal geen rol, het echte drama moest nog toeslaan.

Januari 2023 overlijdt mijn moeder totaal onverwacht in haar slaap. Mijn vader en ik zijn totaal van de kaart. En dat is een understatement. Zij was de mater familias en bestierde alles. Zij was de werkelijke draagkracht van het gezin, de stabiele factor, de emotioneel betrouwbare (al dronk ze door het horeca-verleden veel). Naast het emotionele verlies was er de financiële stress. Mijn ouders hadden na hun faillissement geen spaargeld meer en eigenlijk alleen maar schulden. De kosten van de begrafenis zouden op de schouders van deze ‘doppende loser’ komen, en dus ook op kap van de belastingbetaler. Ik ben niet naïef. Gezien ik nog wat spaargeld had, heb ik niet aangeklopt bij het OCMW. Ook al zat zij zelf daar niets mee in, je gaat je moeder of vrouw niet als een hond begraven. Het was een mooie dienst voor de strafste cafémadam van West-Europa. Maar de honden blaffen en de karavaan trekt verder. In februari moest ik mijn stage doen op een verslavingsafdeling, kapot van het verdriet, van de rouw. Ik moet als ‘ervaringsdeskundige’ mijn alcoholgebruik overdrijven, want ik heb eigenlijk niks met verslaving, maar ik spartel me erdoor, en heb zeer mooie mensen ontmoet, zowel bij cliënten, als bij het personeel en de ervaringswerkers. Getuige zijn van de marge van de maatschappij maar evengoed van hun menselijkheid maken bescheiden. Ik raad het mensen aan, net zoals naar Congo gaan, of zeilen op zee.

In de zomer van 2023 kan ik bekomen van weeral een rampjaar, mijn schoolresultaten waren goed tot zeer goed, maar mijn moeder is dood en amper zesenzestig geworden. En nog is de kelk niet tot op de bodem geledigd. In september, negen maanden na het overlijden van mijn moeder, stellen ze slokdarmkanker vast bij mijn vader, en hij is ineens palliatief. Te veel. Ik ben op. Hij start met chemo- en immunotherapie en kikkert toch nog op tegen Kerstmis. Ik ben totaal gedemotiveerd voor mijn derde jaar. Ik voel me niet au sérieux genomen, de vacatures voor ervaringswerkers zijn vooral halftijds, gesubsidieerd en beperkt tot een jaar. De theorie lukt me nog wel, de stage bij Beschut Wonen in Duffel zet ik ‘on hold’ omdat het met mijn vader volledig misloopt (ook het pendelen met de trein tussen Antwerpen, Heverlee, Duffel en de kust is trouwens zenuwslopend). Hij werd manisch van de chemo en belandt in de casino’s, én zelfs nog een nachtje in de cel. Zijn brandende staart blijft hem en mij achtervolgen. Ik heb geen broer of zussen, dit juk heb ik zo goed als alleen moeten dragen, al heb ik wel genoeg gehad aan de familie van mijn moeder en mijn allerbeste vrienden. Ook de familie van mijn vader die er niet was, neem ik niets kwalijk. Hij was niet de gemakkelijkste, al was dat vooral ook iets dat buiten zijn macht lag. Ik probeer nog iets te maken van mijn eindwerk, maar ‘c’est foutu’. Mijn vader takelt volledig af. Het is als een Holocaustfilm, of een oorlogsfilm, hij is graatmager, zijn huid ziet grijs, de geur is verschrikkelijk. Zijn spraak en geest verdwijnen. Zit de kanker in zijn hersenen? Eind mei 2024 belt het ziekenhuis dat het er niet goed uitziet. Ik heb nog één schitterende dag met hem, hij wou al dagen niet meer eten maar ik voeder hem tiramisu met de paplepel, hij drinkt cola en fanta door mekaar, geen gin tonic meer, we luisteren muziekjes, al is hij er niet echt meer bij, zijn rechteroog gaat alle kanten uit. De bodybuilder die hij ooit geweest is, is een magere krijgsgevangene van de ziekte en de eenzaamheid geworden. Ik streel zijn naakte, haarloze kuiten en huil: ‘Het is goed geweest, pepje, vertrek maar!’ Zijn ogen kijken angstig en verwilderd naar mij. De dag erna vind ik hem dood in zijn ziekenhuisbed, nog geen anderhalf jaar na mijn moeder, ook hij is maar tweeënzeventig jaar oud. De Siamese tweeling is terug samen. Deze keer was er gelukkig wel een klein beetje uitvaartverzekering. Al heb ik wel beide erfenissen moeten verwerpen omdat ze alleen maar schulden behelsden. De stress van de schaarste is er nog steeds, er was niks meer over van het vermogen. Al hun harde werk was tevergeefs, dat werk dat hen gekraakt heeft. En hoe verantwoordelijk was ik? Hun zoon, die ten dele op hen woog, hun zorgenkind, de hikikomori, de doppende loser, die wel met zijn spaargeld zijn ouders begraven heeft (en als werkzoekende met het geld van de belastingbetaler). Niet als hond, maar met eer heb ik ze begraven. Mijn vrienden spreken nog van de teksten die ik voor mijn ouders geschreven heb. Te jong gestorven, maar wel met grandes petites histoires, als bekende, notoire cafébazen.

Ik zit in een soort overlevingsmodus na de overlijdens, mijn OCD speelt me meer parten dan anders. Ik zie overal gevaar en potentiële schaarste. Ik krijg wel tijd en ruimte om te bekomen van GTB die me begeleiden. Ik weet niet wat ik met mijn opleiding tot ervaringswerker wil doen. Toch afmaken, ook al beschouwde ik het als tussenstap voor een graduaat maatschappelijk of sociaal-cultureel werk? Mijn plan was volledig in duigen gevallen. De aftakeling van mijn vader, het totale gebrek aan empathie van sommige mensen of instituten, duwt me naar de misantropie. Ik wil alleen zijn met mijn dochter en vrienden, familie, want vreemde mensen kan ik niet aan. Ik vertrouw hen niet, of verdraag hun kleine bekommernissen, hun egoïsme niet. De liedjes van Arno Hintjens en zijn je m’en foutisme zijn mijn troost. Hij is mijn rouwconsulent al is hij zelf al een paar jaar overleden. Hij durfde onbeschroomd zeggen dat hij in de muziek is gegaan omdat hij niet wou werken. Faut le faire in Vlaanderen, al werkte hij gewoon keihard voor zijn muziek. Bij mij is dat het lezen. Sinds mijn vijftiende levensjaar lees ik ongeveer anderhalf boek per maand. Turven zoals De naam van de roos en In de ban van de ring. Ik ben er bijna vijftig. Er zit een bibliotheek van zeshonderd boeken in mijn hoofd. Compleet nutteloos volgens sommige huidige ideologieën.

In september 2024 zet mijn psychiater me eindelijk eens thuis. Tot eind januari 2025, eindelijk rust, maar de stress van de nieuwe regeringsvorming helpt me niet. Twee jaar en het is gedaan met doppen. Sine labore nihil. Ik die al zo lang mijn draai niet vindt, wat ga ik doen? Soms overvalt me deze perfide gedachte: ‘euthanasie wegens ondraaglijk psychisch lijden’, maar de liefde voor mijn achtjarig kind is gigantisch, hoe moeilijk de logistiek soms ook is (als je vast hangt aan een engagement tenminste in de vorm van werk of opleiding). Ik ben nu sinds kort terug ingeschreven bij de VDAB als werkzoekende, ik ben nog wel wat in rouw, neem nog steeds medicatie tegen mijn OCD die me vervlakt en moe doet voelen, heb geen flauw benul van welke job ik wil en/of kan doen. Ik wil iets met ‘leven’ doen, zonder stress, met mijn handen, denk ik, in het groen, het projectwerk voor Natuurpunt indachtig. Maar even geen miserie meer alstublieft. Progressieve tewerkstelling via Wijkwerken zit er misschien in volgens de VDAB. Ze vragen me drie beroepskeuzes te maken, het enige waaraan ik kan denken is dus ‘leven’ en groen, planten, bloemen, zachtheid, zuurstof, eventueel fietsen maken. Maar dan denk ik aan mijn verleden van Latijnse, mijn relatief goede pen, mijn creatieve en artistieke talentjes. Verdien ik niet beter? Heb ik de samenleving niet meer te bieden? Ik ben ‘ne groene’, ik herleef in de natuur, op zee, in de zee, surfend, zeilend, zwemmend, een natuurmens, ik snak naar open ruimtes, ongereptheid, wilde diertjes. Ook politiek ben ik groen, al heb ik voor mijn portefeuille gestemd de laatste keer, voor de PVDA, ten volle vertrouwd met de Goelag Archipel. Ik zal het wel redden, ik heb keigoei vrienden, onder andere die Marokkanen, moslims, ik ben niet zo dom, ben alleen maar een ongelooflijke zenuwlijder en koppigaard en Einzelgänger, maar ik vrees dat er toch menselijke drama’s gaan gebeuren met het flinkse beleid van de nieuwe regering. Mensen die niet zo sterk zijn. Vier op tien van de meer dan twee jaar lang werkzoekenden zou ouder zijn dan vijfenvijftig, nog eens vier op tien zijn mensen met een ‘gevoeligheid’, mensen zoals mij, maar die klaarblijkelijk toch te goed zijn voor de ziekenkas. Dus twee op tien is ‘normaal’? Lui, parasiet? Mijn vriendenkring is van kleur. U zou eens moeten weten hoe endemisch miserie hen ‘zoekt’. Ook de moeder van ons kind is van kleur, mijn vrienden en vriendinnen zijn hun zussen, broers, ouders, kinderen verloren op manieren die ik bij witte mensen veel minder of zelden zie. Moord, suïcide, ziekte. Is dat hun merite? Werkelijk? Geloven jullie echt in de rechtvaardigheid van meritocratie? Eén van die kinderen was het slachtoffer van die Reuzengommerkes met hun ideologie van ‘dog eat dog’. Het loopt naar ‘t schijnt slecht af met klokkenluiders. Het zij zo, ik schrijf dit voor de stemlozen, voor Mohammed, Amadou en Merve die van hun honderd sollicitaties misschien één keer uitgenodigd worden. Beschouw het ineens als een soort sollicitatiebrief. Ik wil misschien nog wel in de politiek gaan voor Groen. Ik ben ondertussen vegan, ijsbeer, water is mijn elixir, mijn element, mijn droomjob is parelvisser, ik schrijf al lang gedichten en teksten, beschouw mezelf een beetje als een sjamaan, die een soort kunstproject rond walrussen en Inuit zou willen doen zoals Whale van Captain Boomer Collective.  Waar is het idealisme? Waarom niet de denkpiste, hoe utopisch ook, van een universeel basisinkomen onderzoeken. Het gemiddelde vermogen van een Belgisch gezin bedraagt naar ‘t schijnt 300.000 €. Draken op hun schat… Meer ontdaan door een krasje op hun S.U.V. dan door een bruin kind dat verzuipt in de Middellandse Zee. Waarom toch nog steeds dat katholieke arbeidsethos, dat zelfs onze kinderen nu opblaast (het gaat niet goed met hen, hoor, lees het artikel in Knack van Michael Portzky er maar op na), dat masochistische ‘plus est en vous’? Al snap ik ze, ik heb ze gezien, toen ik zelf een hardwerkende Vlaming was, hoe tijdelijk ook, de vroege shifters bij Volvo Gent en Umicore, in de Pluma, wie gaat zo’n jobs nog willen doen bij een universeel basisinkomen natuurlijk? Het valt precies nog mee die robotisering? Maar wat is welvaart zonder welzijn?

Wat een meritocratie onderbelicht zijn de losers. Ook die ken ik, de strafste gasten van mijn klas, de slimste, het is er niet goed mee afgelopen, ik reken mezelf daar voor alle duidelijkheid niet onder. Maar de afgestudeerde neuroloog die zich onder een trein heeft geworpen, toen alles nog moest beginnen voor hem, of de doctor in de fysica die nu in de forensische zit omdat hij in een vlaag van zinsverbijstering zijn vrouw heeft proberen te vermoorden, en niet de hulp krijgt waar hij juridisch recht op heeft, want hij zit in de hel van de Begijnenstraat. Het daagt me nu, dat is ook de reden van het morele verval van de Reuzengommerkes, de druk op hen was zo groot om het te maken, dat ze zich afreageerden op dakloze zwarte zwervers met liedjes zoals ‘handjes kappen, de Congo is van ons’, of een arm biggetje vergiftigden met Dettol en dan zelfs nog opaten (!). Is dat onze avant-garde? De mensen die ons land gaan leiden? Dan ben ik zelf bijna blij dat ik totaal gefaald heb, als potentiële Reuzegommer, die op een eliteschool heeft gezeten. Maar meritocratie als maatstaf heeft iets Darwinistisch, en laten we eerlijk zijn, Darwin heeft dan weer iets fascistoïde. Dat is niet de wereld die ik wens voor mijn kind, en de kinderen van mijn vrienden. Latijn is in bij onze politici, liever Rome dan Moskou, tja, Stalin was inderdaad tuig, maar waar staat Rome voor? De paus? Mussolini? Het divide et impera van de Romeinen? Parva ne contemnas, herinner ik me nog van mijn Latijnse lessen. Versmaad het kleine niet. Ik ben zo’n ‘kleine’, zal ik een jaar na mijn vader (tweeënhalfjaar na mijn moeder) nu ook mijn inkomen verliezen? Omdat ik de weg kwijt ben? Mijn draai niet vind in deze consumptiemaatschappij maar wel oneindig leergierig ben? Moet ik dan maar Temesta slikken zoals de helft van mijn overgevoelige maar verder zeer bekwame familie? Ik ga een gok wagen. Ik zal het me wellicht wel weer betreuren ook, want ik ben al meermaals bijna gelyncht door mijn schrijven, wat me dan weer wel een soort Socrates maakt die de jeugd van Athene corrumpeert. Hier is mijn e-mailadres: kameraadzestig@outlook.com. Stuur me maar een ecologisch jobaanbod, of een aanbod voor een kunstproject of sociaal project, of een e-mail om me uit te schelden omdat ik een boomknuffelaar met kamelen haren schoenen ben, gepamperd, verwend, verwaarloosd, een Gutmensch, of publiceer eens eindelijk mijn gedichten en novelletjes en kortverhalen, of tip me een goeie dokter, psychiater, therapeut, medicijnman, pastoor, al denk ik dat het vooral de samenleving is die ziek is. Tenslotte verwijs ik naar Daniël en de leeuwenkooi. What goes around, comes around. Stop met dat dreigen met de chicotte. Na dertien jaar anachronistisch college denk ik niet dat ik getemd moet worden, integendeel, ik was gekraakt. Geloof, investeer in de intrinsieke motivatie van mensen. Zoniet? Sic transit gloria mundi …

P.S.: Mijn overgrootvader heeft nog een lobotomie ondergaan, een familiemysterie en wellicht taboe, want iedereen zei dat hij altijd kloeg over hoofdpijn en druk op zijn schedel. Tot mijn bomma opmerkte, als ze beginnend dementerend was, dat hij iets op zijn werk had meegemaakt dat hij niet kon loslaten. Dus ook hij! Ik heb lang gedacht dat ik daardoor genetisch voorbestemd was. Langs de andere kant wordt trauma vaak generationeel doorgegeven. Die mens had Wereldoorlog I meegemaakt en had misschien ‘shellshock’. Even in zijn hersenen peuteren en hij was ‘genezen’. Ik zeg soms ook dat ik in Congo of tijdens het zeilen mijn pillen niet nodig zou gehad hebben. Mijn OCD komt misschien ook door de torenhoge verwachtingen die werden opgelegd, door anderen maar even goed door mezelf. Medicatie was in ieder geval de snelle ‘oplossing’. Je geraakt er alleen niet meer vanaf. En iedereen die vertrouwd is met sommige psychofarmaca weet dat dat soms ook een chemische castratie betekent als nevenwerking. En automatisch is verlies van libido uiteraard demotiverend. Waar zijn we in godsnaam mee bezig? 13,3% van de Belgen slikt die pillen, en dan hebben we het nog niet over Rilatinegebruik of auto-mutulatie bij kinderen, het consumeren van andere medicatie zoals antipsychotica, benzo’s, of drugs (alcohol, cocaïne, heroïne, …). Allemaal zwakkelingen, parasieten, profiteurs, luierikken?

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!