Belastinginspecteur Marco Van Hees legt vinger op de wonde
De werknemers hebben in de afgelopen dertig jaar veel ingeleverd ten voordele van bedrijven en kapitaalkrachtigen. “Het deel van de werknemers in de koek werd een stuk kleiner”, constateert belastinginspecteur Marco Van Hees. “Die trend moeten we trachten om te keren. Als de werknemers opnieuw een groter deel van de koek krijgen, consumeren ze ook meer. En dat is goed voor de economie. De huidige gang van zaken raakt economisch kant noch wal.”
Als Marco Van Hees zijn zin zou krijgen, zou een aantal cadeaus aan het bedrijfsleven en kapitaalkrachtige burgers stante pede ongedaan gemaakt of beperkt worden. “Een maatregel zoals de notionele intrestaftrek bijvoorbeeld is onverantwoord. De vermindering van de sociale lasten voor werkgevers mag zeker niet nog groter worden. We moeten wel een ‘BHV’ invoeren, een Belasting op de Hoge Vermogens. En de belastingen moeten een stuk progressiever worden.”
Door zijn job als belastinginspecteur in Bergen kent Van Hees de realiteit op het terrein erg goed. Hij is ook vakbondsafgevaardigde namens de ambtenarenvakbond ACOD. Bij uitgeverij Aden publiceerde Van Hees diverse boeken. Het bekendste boek is ‘Didier Reynders, l’homme qui parle à l’oreille des riches’, verschenen in 2007.
De Campagne Rechtvaardige Fiscaliteit komt volgens de belastinginspecteur niets te vroeg. “Ons belastingsysteem moet fundamenteel veranderen en rechtvaardiger worden”, onderstreept hij. “Ingrepen zijn noodzakelijk om de taken van de overheid en de sociale uitgaven te blijven financieren. Mensen moeten wel het gevoel hebben dat ze rechtvaardig belast worden. Nu is dat niet geval. Met dank aan de neoliberale tijdsgeest.”
Hoog tijd dus om iets te doen aan de onrechtvaardigheden in de huidige fiscaliteit. “Vele ambtenaren bij het ministerie van Financiën zijn het met mij eens”, weet Van Hees. “Zij zien maar al te dikwijls hoe grote bedrijven en vermogende particulieren door de mazen van het net glippen.”
Een duik in de cijfers. Ook al is dat niet altijd even makkelijk. Marco Van Hees kijkt met name naar het ‘primair inkomen’ in België, het bruto inkomen dat verdiend wordt door ‘productiefactoren’ ter beschikking te stellen. Bijvoorbeeld de lonen als vergoeding voor gepresteerde arbeid. En rentes en dividenden als vergoeding voor ter beschikking gesteld kapitaal.
Scharnierjaar
Voor Marco Van Hees is 1981 een scharnierjaar. “Tot dan steeg het aandeel van de werknemers in het primair inkomen nog”, zegt hij. “Onder de regeringen Martens-Gol werden de werknemers duidelijk onder vuur genomen.”
In 1981 waren de lonen en wedden van particulieren goed voor 59,7 procent van het primair inkomen. Maar in 2007 bleek het aandeel van die lonen en wedden te zijn gekrompen tot 51,5 procent. “Ik kijk liever naar 2007 dan naar 2009 omdat we toen nog niet in de financiële crisis zaten”, legt Van Hees uit. “De cijfers van 2007 zijn dus niet vertekend door die crisis.”
Het besteedbaar inkomen van particulieren vertegenwoordigde in 1981 bijna 81 procent van het bruto binnenlands product (BBP). In 2007 ging het nog maar om 60,1 procent. Bij de vennootschappen klom het aandeel in het BBP van 6,5 procent in 1981 naar 15,7 procent in 2007. “Meer dan een verdubbeling dus. De ondernemingen werden een stuk rijker maar dat gebeurde ten koste van de brutoloonmassa. Als je rekening houdt met de fiscaliteit, werden de bedrijven nog veel rijker.”
Kleine auto
“Tussen 1981 en 2007 gingen de ondernemingen met 30,8 miljard euro van de werknemers aan de haal”, becijfert Van Hees, die zich baseert op de statistieken over het besteedbaar inkomen. “Per werknemer uit de privé-sector praat je over bijna 10.000 euro per jaar. Een kleine auto.”
De bedrijfswinsten namen in de voorbije dertig jaar zeer aanzienlijk toe. Terwijl de lonen navenant veel minder stegen. De uitkeringen groeiden nog minder snel. “In 2004 bedroeg de minimale werkloosheidsuitkering voor een alleenstaande 737 euro. Nu is dat 847 euro. Als je rekening houdt met de inflatie, stagneerde de werkloosheidsuitkering. Het klopt dat België één van de weinige landen is waar je onbeperkt werkloosheidsgeld kan krijgen. Maar in onze buurlanden liggen de werkloosheidsuitkeringen meestal wel hoger.”
De belastinginspecteur maakt gewag van vier soorten aanvallen op de positie van de werknemers. Maatregelen met een effect op de loonmassa en dus ook op de tewerkstelling. Aanvallen op de sociale zekerheid. Belastingmaatregelen. En ingrepen die het overheidspatrimonium verkleinden.
Lonen
Als een werkgever de loonmassa wil verminderen, kan hij allerlei technieken gebruiken. Hij kan activiteiten overhevelen naar een goedkoper paritair comité of werk toevertrouwen aan onderaannemers die minder ‘last hebben’ van vakbonden. Hij kan ook nieuw personeel in dienst nemen tegen slechtere loon- en arbeidsvoorwaarden, zoals bijvoorbeeld in de banksector gebeurt.
“Werkgevers hebben belang bij het bestaan van een ‘industrieel reserveleger’, zoals Marx het ooit uitdrukte. Als er een grote reserve aan werklozen is, vergroot de druk op de lonen. De voorbije jaren nam de overheid diverse maatregelen om ouderen weer te ‘activeren’, lees: ze opnieuw beschikbaar te maken voor de arbeidsmarkt. Zoiets zet natuurlijk meer druk op de lonen.”
“In de jaren tachtig waren er ook ingrepen om de lonen te blokkeren. Iets subtieler was een wet uit 1996 die het concurrentievermogen van de bedrijven moest opkrikken. Die wet beperkte de stijging van de lonen op basis van de evolutie in onze buurlanden.”
Er waren ook aanvallen op de loonindexering. “Zonder die aanvallen zou een werknemer met een gemiddeld loon per maand bruto 248 euro meer verdiend hebben tussen 1982 en 2006. In totaal spreek je dan van een verlies van 54.000 euro over heel die periode.”
Sociale zekerheid
De sociale zekerheid stond ook sterk onder druk in de voorbije dertig jaar. Zo werden tal van maatregelen getroffen om de uitgaven van het stelsel te beperken. Bijvoorbeeld in de gezondheidszorg. De uitkeringen aan werklozen en gepensioneerden stegen minder vlug dan de lonen. Er kwamen ook maatregelen om werkgevers minder socialezekerheidsbijdragen te laten betalen. “Een gigantische lastenverlaging ten koste van de werknemers. De politiek beweerde zo veel nieuwe jobs te kunnen creëren. Maar ik betwijfel of daar veel van in huis kwam.”
Voorstanders van de cadeaus houden vol dat er nog veel meer jobs zouden zijn gesneuveld zonder toegevingen aan het bedrijfsleven. “Een twijfelachtige bewering. De cadeaus aan de werkgevers hebben zelden of nooit de beloofde effecten. Werkgeversorganisaties willen die maatregelen handhaven door te bezuinigen op het overheidsapparaat. Je zou dus ambtenarenbanen moeten vernietigen om elders andere jobs te creëren. Een vreemde redenering. De staat zou beter die cadeaus afschaffen en het geld inzetten om echte jobs te scheppen, bijvoorbeeld in de non-profit.”
Belastingen
Een erg flagrant voorbeeld van een fiscaal cadeau aan het bedrijfsleven is de notionele intrestaftrek. Die maatregel komt erop neer dat vennootschappen een fictieve rente mogen aftrekken van hun winst. De regeling kost de staat elk jaar pakweg vier miljard euro.
“Een staalreus als ArcelorMittal bijvoorbeeld profiteert geweldig van de notionele intrestaftrek en betaalt nauwelijks of geen belasting. Maar de werkgelegenheid ging gevoelig achteruit bij die groep.”
Veel bedrijven aanvaarden een cadeau als de notionele intrestaftrek gretig zonder dat het veel oplevert voor de maatschappij. “De gunstige effecten van de notionele intrestaftrek worden zwaar overdreven.”
In de personenbelasting schafte de veelbesproken minister van Financiën, Didier Reynders, de hoogste belastingschijven af. Reynders voegde de schijven van 52,5 en 55 procent samen met die van 50 procent. “Hij beperkte dus de progressiviteit van de belastingen. Voor iemand als Jean-Pierre Votron, de ex-topman van Fortis, leverde dat in 2007 een extraatje van 200.000 euro op. Een mooie illustratie van de manier waarop de liberale denkbeelden werkelijkheid werden. Met de steun van de socialisten en de groenen nog wel.”
Meerwaarden op aandelen worden in België amper of niet belast. “In sommige jaren loopt de staat zo wel twaalf miljard euro aan inkomsten mis. Het is ongelooflijk maar waar: de conciërge van superbelegger Albert Frère wordt meer belast dan de holdings van Frère.”
Privatiseringen
Er waren ook herhaalde aanvallen op het overheidspatrimonium. Overheidsbedrijven als Belgacom, de ASLK, het Gemeentekrediet, De Post en BIAC werden stuk voor stuk volledig of gedeeltelijk geprivatiseerd. Het trieste verhaal van de luchtvaartmaatschappij Sabena is genoegzaam bekend.
“Een spaarbank als de ASLK werd geprivatiseerd zonder dat de liberalen in de regering zaten. Dat was zogenaamd nodig om de begroting en de sociale zekerheid te kunnen blijven financieren. De ASLK ging op in Fortis, een bank die bijna failliet ging en moest worden gered met staatsgeld. Nu is de Fortis Bank zoals bekend een onderdeel van het Franse BNP Paribas.”
Volgens Van Hees zou het beter zijn geweest om de ASLK niet te privatiseren. “Het zou ook geen slecht idee geweest zijn om van Fortis een nieuwe staatsbank te maken. Volgens Reynders is het niet de taak van de overheid om voor bankier te spelen. Maar een bedrijf als de ASLK kon toch 130 jaar lang bestaan zonder staatsinterventie? Tien jaar in privé-handen was genoeg om de overheid te doen ingrijpen. Winsten worden geprivatiseerd, terwijl verliezen op de gemeenschap worden afgewenteld.”
Denis Bouwen
Dit artikel is verschenen in het novembernummer van Ons Recht van LBC-NVK