Boekrecensie -

‘Mens erger je’, een pamflet van Walter Zinzen

Gepensioneerd VRT-journalist Water Zinzen ventileerde zijn verontwaardiging over het politieke reilen en zeilen in België in 'Mens Erger Je. Pamflet'. Ongelijk van kwaliteit maar zeer oprecht geschreven. Zijn tegenstanders zullen zich alvast rot ergeren. 'Mooi zo, daar is het voor bedoeld'.

vrijdag 11 oktober 2013 10:35
Spread the love

 

Walter wie?

De jongere generaties zullen zich die vraag wel stellen. Onterecht. Leer hem kennen. Voor al wie vandaag vindt dat informatie geen koopwaar is, voor wie het uitspreken van het woord ‘infotainment’ een vieze smaak in de mond geeft of meent dat nieuws maatschappelijk relevant moet zijn, kortom voor al wie zich doodergert aan wat vandaag voor ‘nieuws’ doorgaat in de Vlaamse media, voor al die mensen is Walter Zinzen (1937) de moeite waard om gehoord te worden.

Na zijn studies Germaanse filologie was Zinzen drie jaar leraar in Lubumbashi, de hoofdstad van de Congolese provincie Katanga. Na een kort intermezzo bij de Gazet van Antwerpen werd hij journalist bij de BRT (de latere VRT) waar hij bleef tot aan zijn pensioen in 2002. Hij was ondermeer eindredacteur van Het Journaal en van de duidingsprogramma’s Terzake en Panorama. Op het einde van zijn loopbaan had hij ook een tijd zijn eigen programma ‘Zinzen’, waarvoor hij in 2001 de Prijs van de Democratie kreeg. Hij is nog altijd actief , onder andere als lid van de raad van bestuur van het blad Brussel Deze Week.

Walter Zinzen was een bekende Vlaming toen de term BV nog niet bestond, toen mensen nog bekend werden om de kwaliteit van het werk dat ze boden, kortom, iemand waar je respect voor had omdat hij dat verdiende.

Mens Erger Je!

Dit is niet zijn eerste publicatie. Eerder schreef hij drie boeken over Congo en ‘De wereld is een schouwtoneel, maar wie doet de regie’ over de teloorgang van de media als waakhond van de democratie.

De ondertitel van deze kleine pocket van 115 pagina’s is ‘Pamflet’. Dat dekt de lading goed. ‘Mens Erger je’ is een bundeling van vier thema’s. Daarin geeft hij soms cynisch, soms sarcastisch maar vooral zeer verontwaardigd zijn bedenkingen bij de reële werking van de Belgische parlementaire democratie. Hij ontluistert meerdere mythes van het Vlaamse heir en ergert zich aan het bekrompen provincialisme van de Vlaamse politici.

Ook de partij Nieuw-Vlaamse Alliantie, ondertussen ruim bekend met zijn afkorting N-VA, gaat door zijn kritische mangel. De inconsequente standpunten en programmatorische contradicties passeren de revue, maar vooral de verborgen ideologische agenda kent in de ogen van Zinzen geen genade.

Federale verkiezingen voor een federaal land

Zinzen is (net als ik) voorstander van een federale kieskring voor de nationale verkiezingen. Hij legt haarfijn uit waarom deze enige logische manier om in dit land federaal te stemmen door zowat alle politieke krachten geweigerd wordt. Hoe graag de separatisten in Vlaanderen dat ook van de daken roepen, dit maakt van Zinzen allesbehalve een oubollige Belgicist.

Waar ik me als voormalig federaal volksvertegenwoordiger 100 procent in herken is zijn hoofdstukje ‘De Belgische ziektes’. Ik citeer: ‘Iedereen weet dat onze zes parlementen weinig of niets in de melk te brokken hebben. Meestal zijn het stemmachines die elders voorgekookte beslissingen moeten goedkeuren, meerderheid tegen oppositie … De fractieleiders zijn er niet de waakhonden, die namens hun kiezers spreken, maar de notarissen die ervoor zorgen dat hun partijgenoten niet afwijken van de lijn, die in de cenakels is uitgezet. Dat laten die partijgenoten zich meestal welgevallen, bang als ze zijn dat ze hun voorzitter zouden mishagen en daarom bij de volgende verkiezingen niet meer op de lijst mogen staan.’

Inderdaad, dat was absoluut niet waar voor de groenen … tot 1999. Toen kwamen ze voor het eerst in een meerderheid terecht. Ik verbaas me tot vandaag over het gemak en de snelheid waarmee de partij toen als alle anderen werd, compleet met overname van deze politieke praktijken.

Vergelijkingen

In zijn vergelijkingen met het buitenland slaat Zinzen wel eens de bal mis. Het Amerikaanse systeem beter noemen, bijvoorbeeld, waar het parlement inderdaad alle technische aspecten van een degelijke volksvertegenwoordiging heeft. Alleen zorgt dat systeem er tegelijk voor dat er alleen plaats is voor de rechtervleugel van de VLD en de rechtervleugel van de CD&V. Sorry, géén goede vergelijking!

Wat wel hout snijdt is zijn vergelijking met het Nederlandse parlement. Daar gaat Zinzen zich in flamingante milieu’s niet populair mee maken. Nu ja, dat is hij daar nu al niet. Hij heeft met deze vergelijking wel overschot van gelijk.

Nog een citaat: ‘Het succes van al die nationalistische tot extreemrechtse partijen in vrijwel alle Europese democratieën … is voor een groot deel terug te voeren tot de almaar groeiende onvrede met de traditionele politieke partijen.’ Een waarheid als een koe ondertussen, maar het kan niet genoeg herhaald worden.

Waar ik het met  Zinzen totaal oneens ben is zijn stelling op pagina 52: ‘Zo zou je aan de inwoners van de zes faciliteitengemeentes kunnen vragen of ze willen dat hun gemeente aangehecht wordt bij Brussel dan wel in het Vlaams Gewest moet blijven. Makkelijk zat. Heel democratisch . Maar onhaalbaar.’

Fout. Niet democratisch. Een referendum organiseren over een strijdpunt waarvan de uitslag bij voorbaat vastligt en een minderheid definitief buitenspel wordt gezet is niet democratisch. Een eenvoudig voorbeeld kan dat illustreren. Laat ons een referendum houden over het hervormen van België tot een staat met één officiële taal. Makkelijk zat? Heel democratisch? Natuurlijk niet (Ik geef toe, als inwoner van Sint-Genesius-Rode, één van die zes gemeentes, ben ik niet bepaald een neutraal toeschouwer).

La douce Flandre

Ook zeer herkenbaar voor de generatie van de 50-plussers is zijn fierheid over de emancipatorische verwezenlijkingen van de Vlaamse strijd en tegelijkertijd de verbittering over zoveel historisch bedrog dat er mee gepaard ging: ‘Maar ik voel me wel bedrogen, zoals zovele generatiegenoten. Bedrogen door de historische verdraaiingen en het ontstellende gebrek aan consequentie van wat ons, jonge mensen, op die Bedevaartweide, in de jeugdbeweging, op school en in menige publicatie werd voorgehouden …’

Zinzen is echter niet blind voor de laatste overblijfselen van het francofone België: ‘In Brussel zijn de taaltoestanden in de Vlaamse ziekenhuizen nog altijd wraakroepend … een oud zeer dat maar niet opgelost geraakt’ (en waar de N-VA geen jota energie aan verspilt, mijn toevoeging). (UPDATE 2021): in het voorjaar van 2021 kon mijn vrouw dat nog eens aan de lijve ondervinden – letterlijk – in de afdeling cardiologie van het Ziekenhuis Sint-Elizabeth in Brussel).

De auteur wijst er ondertussen terecht op dat de Frans- en anderstaligen die tegenwoordig de rand rond Brussel komen bewonen ‘niets … te maken hebben met het klassieke beeld van de Franstalige bourgeois die de Vlaamse Rand komt koloniseren’. Daar kan ik als inwoner van die rand nog een ander fenomeen aan toevoegen. In het OCMW van Sint-Genesius-Rode neemt de instroom van marginale Franstaligen uit het Brusselse jaar na jaar toe. Die worden hier gretig uitgebuit door o.a. Vlaamse huisjesmelkers …

De politici die we verdienen

Hoeft het nog gezegd, voor de Vlaamse politici heeft Zinzen geen goed woord over. Na twee jaar onderhandelen kwam er eind 2011 een federaal regeerakkoord van 175 pagina’s dat slechts een vijftal bladzijden bevatte over ‘Europees en buitenlands beleid’, een bijdrage die zich kenmerkte door ‘een opeenstapeling van stoplappen … een afgronddiepe vaagheid … een hemeltergend gebrek aan visie …’

Met zijn bewondering voor Karel De Gucht als Minister van Buitenlandse Zaken heb ik wel enige moeite. Dat het Congolese bestuur door en door corrupt is, dat hoeft geen betoog. Eerder dan een schijndappere verklaring over ‘de Congolese profiteursbende’ verwacht ik van een minister die het ernstig meent eerder concrete maatregelen tegen o.a. de Belgen en Belgische bedrijven die in die corruptiemolen gretig meedraaien (en die hij tot in zijn eigen partij kan terugvinden).

Congo, Rwanda, Burundi

Dat onze relaties met de Derde Wereld moeten gedreven worden door solidariteit en niet langer door eigenbelang is evident. Of daarom Congo, Rwanda en Burundi ‘de speerpunt van onze buitenlandse politiek’ moeten zijn, is dat allesbehalve. Hier laat Zinzen zich toch vooral door nostalgische gevoelens leiden.

In een laatste hoofdstuk ‘Slim en simpel’ zet Zinzen nog eens de ontelbare inconsequenties van de politieke praktijk van de N-VA op een rijtje. De verkramptheid van ons politiek bestel is echter geen monopolie van deze partij. Dit boekje druipt van oprechte verontwaardiging. Walter Zinzen ergert zich mateloos aan zoveel politieke onkunde.

Oprechte verontwaardiging

In zijn voorwoord verwijst Dave Sinardet naar dat andere pamflet ‘Indignez-vous! van Stephane Hessel. Hoewel Zinzen zelf daar nooit naar verwijst, heeft hij wel met dit voorwoord ingestemd. Die vergelijking met Hessel is met alle respect voor Zinzen te hoog gegrepen. Daarvoor is dit boek te onsamenhangend en te ongelijk. Zijn oprechte verontwaardiging staat immers meer dan eens degelijke analyse en commentaar in de weg.

Mijn voorkeur gaat uit naar het eerste hoofdstuk ‘Democratie? Welke democratie?, tevens het langste. Graag eindig ik met dit citaat uit het voorwoord van Sinardet: ‘Sommigen zullen ongetwijfeld zonder verpinken de handschoen opnemen en zich rot ergeren bij het lezen van dit pamflet. Mooi zo, daar is het voor bedoeld.’

 

Walter Zinzen. Mens, erger je – Pamflet. Pelckmans, 2013, 90 pp. ISBN 978 9028 9697 59

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!