Vingerafdruk.
Nieuws, Samenleving, België, Privacy, Scholen, Big brother, Liga voor de Mensenrechten, Big Brother Awards, Biometrie, Vingerscans, Toegangscontrole, Veiligheidssystemen, Biometrische controlesystemen, Wantrouwen, Gegevensbescherming, Dossier bankencrisis - Caroline De Geest

Vingerafdrukken op de schoolbanken

Toegangscontrole verloopt vandaag de dag lang niet meer uitsluitend via persoonlijke wachtwoorden of klassieke prikklokken. In bedrijven met een hoog veiligheidsrisico maakt men al langer gebruik van lichamelijke kenmerken om iemands identiteit vast te stellen en de persoon in kwestie al dan niet toegang te verlenen. Het vijfde artikel in de reeks ‘Privacy is dead, get over it!’

woensdag 22 mei 2013 11:05
Spread the love

De vingerafdruk, irisscan, handomtrek, etc. zijn typevoorbeelden van biometrische gegevens. Dat de toegang tot bijvoorbeeld een kerncentrale extra beveiligd wordt, desgevallend via biometrie, hoeft geen betoog. Maar dat biometrische systemen steeds vaker worden aangewend in andere domeinen van ons dagelijks leven, waaronder ook scholen, is een verontrustende evolutie.

Recentelijk experimenteerde de stedelijke scholengemeenschap Artevelde in Gent met het gebruik van vingerscans voor toegangscontrole. Elke leerling diende zich bij aankomst en bij het verlaten van de school te registreren aan de hand van zijn of haar vingerafdruk.

Volgens de Gentse schepen van Onderwijs Elke Decruynaere (Groen) ging het slechts om een beperkt proefproject dat intussen werd stopgezet. Nochtans zijn scholen vandaag de dag steeds meer geneigd om diverse vormen van biometrische controle uit te testen.

Een globaal overzicht van het aantal Belgische scholen dat vandaag gebruik maakt van biometrie is niet eenvoudig te verschaffen, mede doordat het aangiftesysteem bij de Privacycommissie niet sluitend is. Aangenomen wordt dat niet elke implementatie van biometrische toegangscontrole in scholen de pers haalt en dat proefprojecten, zoals deze in Gent, vaak zonder veel ruchtbaarheid worden doorgevoerd.

In een studie van 2009 omtrent het gebruik van biometrie in Europa werd de toenmalige Belgische situatie geschetst: biometrische systemen werden geïntroduceerd in scholen in Luik, Brussel, Mechelen en Opwijk. Het garanderen van de veiligheid van studenten en het uitoefenen van aanwezigheidscontroles werden hierbij als voornaamste redenen aangestipt.

Het inzamelen van biometrische gegevens kan terecht beschouwd worden als een uiterst vergaande maatregel – niet enkel omdat de vingerafdruk tot de categorie van meest gevoelige persoonsgegevens behoort – maar omdat leerlingen hierdoor reeds vanaf jonge leeftijd worden opgevoed in een omgeving van wantrouwen en permanente controle, waarbij doorgedreven controlemaatregelen als een vanzelfsprekendheid worden beschouwd.

Mag dit wel?

De verzameling en verwerking van biometrische gegevens valt in België onder het toepassingsgebied van de wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, kortweg de Privacywet.

Bij gebrek aan specifieke bepalingen omtrent de inzameling en het gebruik van biometrische gegevens, valt deze vorm van gegevensverwerking onder de algemene bepalingen van de wet. Enkel voor het gebruik van biometrische data ten behoeve van ID-toepassingen en rechtshandhaving zijn specifieke wettelijke bepalingen terug te vinden.

Op basis van de Privacywet dient de verwerking van biometrische gegevens rechtmatig en proportioneel te zijn. Dit betekent dat het voor de verantwoordelijke voor de verwerking absoluut noodzakelijk moet zijn (biometrische) persoonsgegevens te verwerken om het vooropgestelde doeleinde te kunnen bereiken.

De gerechtvaardigde doeleinden zijn vastgelegd in artikel 5 van de Privacywet. Vervolgens moet de verantwoordelijke voor de verwerking de tijd nemen om de redenen te bepalen en te rechtvaardigen die hem ertoe brengen biometrie te gebruiken als authenticatiemiddel. De betrokken personen moeten van deze logica op de hoogte worden gebracht.

Indien het gebruik van het biometrisch systeem rechtmatig is, dient de proportionaliteit van de verwerking te worden gewaarborgd. De verwerking mag met andere woorden nooit overmatig zijn. Aangezien biometrie een categorie van unieke gegevens bevat, die normalerwijs een leven lang onveranderd blijven, vormt de registratie ervan een aantasting van de menselijke waardigheid.

De risico’s verbonden aan de opslag van biometrische gegevens zijn bovendien niet gering: identiteitsdiefstal, fysiek geweld of gijzeling om biometrische veiligheidsmaatregelen te deactiveren, hergebruik van de gegevens voor andere doeleinden.

De Privacycommissie tracht de proportionaliteitsvereiste te verduidelijken door enerzijds het gebruik van een biometrisch systeem dat betrekking heeft op fysieke kenmerken die geen sporen nalaten aan te bevelen en anderzijds te pleiten voor de keuze van beveiligde biometrische systemen die referentie-informatie opslaan in een databank (maar bij voorkeur op een verwijderbare drager, chipkaart), die geen onbewerkte biometrische gegevens (de afbeeldingen) opslaan maar templates en die geen biometrische gegevens inzamelen of verwerken buiten het medeweten van de betrokkene.

De verantwoordelijke voor de verwerking moet dus een vergelijking maken tussen de verschillende authenticatiesystemen en nagaan of hetzelfde resultaat niet zou kunnen worden bereikt met een systeem dat minder ingrijpend is voor het privéleven, zoals een visuele herkenning (vergelijking met de foto van een kaart of een badge).

Het gemak van de biometrische systemen kan geen reden zijn om tot het gebruik ervan te besluiten. Het blijft noodzakelijk dat biometrie de enige manier is om het oorspronkelijk gestelde doeleinde te bereiken.

Op basis van deze regels besluit de Privacycommissie dat biometrie, indien noodzakelijk, het best wordt ingevoerd via een systeem dat een template van de handomtrek bewaart op een chipkaart, die iedere betrokken persoon altijd bij zich heeft.

Om zich te authentiseren moet de betrokken persoon zijn kaart voor de biometrische lezer houden en zijn identiteit bewijzen door zijn hand op de biometrische sensor te leggen.

Willen we dit wel?

Los van de vraag of biometrische toegangscontrole binnen het toepasselijke wettelijk kader valt, dient ook de wenselijkheid van dergelijk systeem voldoende te worden bevraagd.

Volgens professor en privacyexpert Paul De Hert (VUB), mag de discussie omtrent biometrie niet enkel een vraag naar haar wettelijkheid bevatten, maar dient ook het ethische probleem voldoende te worden belicht. Burgers dienen niet enkel geïnformeerd te worden omtrent de voordelen van biometrie, vindt De Hert, het effect ervan op onze fundamentele grondrechten mag én moet ook worden besproken.

Veel mensen zijn vaak bereid deze rechten in te ruilen voor andere behoeften, zoals de behoefte aan een veilige samenleving, omdat zij niet meteen zien wat bijvoorbeeld het recht op privacy hen biedt of wat dit recht precies moet veilig stellen.

De Hert wijst op de invloed van de moraalwetenschappen in dit aspect en dan vooral wat het keuzerecht betreft: “mensen moeten zich eraan kunnen onttrekken”. Dit zou betekenen dat tegenover een biometrisch controlesysteem altijd een evenwaardig alternatief zou moeten staan.

De Privacycommissie vestigde in 2008 reeds de aandacht op de maatschappelijke keuze die gepaard gaat met een veralgemening van het gebruik van biometrie. Zij waarschuwde voor het desensibiliserend effect, ten aanzien van het publiek, dewelke een veralgemeend gebruik van biometrische systemen ongetwijfeld tot gevolg zou hebben.

“Biometrie is een krachtig authenticatiemiddel en om het vooropgestelde doel te bereiken, zou het alleen gebruikt mogen worden bij gebrek aan enig ander middel en niet omdat het zo gemakkelijk en praktisch is of omdat het ‘modern’ staat”, zo oordeelde de Privacycommissie.

Volgens Groep 29 – de overkoepelende organisatie van EU-privacycommissies, waar de Belgische Privacycommissie deel van uitmaakt – “houdt het gebruik van de biometrie in schoolbibliotheken het risico in dat kinderen zich minder bewust zullen zijn van de risico’s die verbonden zijn aan de gegevensbescherming en de gevolgen die dit kan hebben voor hun latere leven.”

Belgische studies omtrent het gebruik van biometrie in schoolmilieus zijn schaars, maar in Groot-Brittannië onderzoekt men dit fenomeen al langer. Een Britse studie, uitgevoerd door Youth Rights UK, ziet in de toepassing een depersonalisatie van kinderen ten gunste van commerciële doelen.

De studie weerlegt zorgvuldig de argumenten die aanbieders van dergelijke systemen als verkooppraatje opdreunen. Argumenten die één voor één blijk geven van een wezenlijk gebrek aan vertrouwen in kinderen enerzijds en een blind geloof in de mogelijkheid van technologische systemen om omgangs- en gedragsproblemen op te lossen anderzijds.

Het registreren van vingerafdrukken is in se stigmatiserend. Biometrische systemen zijn gebaseerd op de veronderstelling dat kinderen liegen. Diezelfde drijfveer wordt ook naar voren geschoven om het gebruik van biometrie in het licht van terreurbestrijding te rechtvaardigen.

Daar waar een zeker wantrouwen in de klopjacht op terroristen nog enigszins te verantwoorden valt, rijst gelijktijdig de vraag of we dergelijke houding ook ten aanzien van schoolkinderen kunnen vergoelijken? In een sfeer van wantrouwen leer je jongeren immers niet de houding en waarde van vertrouwen.

De vingerscan moet het verlies van papieren of plastic toegangsbadges voorkomen, luidt één van de argumenten voor biometrische controle. Terecht weerleggen de Britse onderzoekers dat kinderen zich tijdens het opgroeien net een verantwoordelijkheidsgevoel dienen eigen te maken, en moeten leren dat het verlies van zaken gevolgen met zich meebrengt. Het behoort tot één van de taken van de school om leerlingen dit bij te brengen.

In een excessief streven naar efficiëntie worden kinderen een aantal essentiële groei- en leerkansen ontnomen. Zo ook het belang van ‘menselijke interactie’. Daar waar fysieke toegangscontroles of leerlingenregistratie nog een contact tussen leerlingen en leerkrachten vereist, zijn de biometrische systemen er op gericht de interactie tot een minimum te herleiden.

Dat dit tijd- en kostenbesparend werkt, is een bedrijfslogica die nefast is binnen een schoolcontext waarin interactie en communicatie belangrijke – aan te leren – vaardigheden zijn. 

Het gebruik van onpersoonlijke, automatische, biometrische controlesystemen ontneemt het onderwijs een aanzienlijke portie van haar humane dimensie. Dit is een evolutie waarop onderwijsbonden en bevoegde beleidsmakers moeten toezien. Of worden kinderen reeds van jongs af klaargestoomd voor de controlemaatschappij waar wantrouwen en een schijn van anonimiteit heerst?

Besluit

Wie beweert dat de introductie van biometrische controlesystemen binnen een school- en onderwijscontext enkel gunstige gevolgen heeft, negeert de opvoedingstaak en sociale interactie die inherent van het onderwijs uitgaat.

Scholen behoeven geen veiligheidssystemen analoog aan die van kerncentrales, en al zeker geen permanente staat van wantrouwen ten aanzien van een groep jonge mensen die de waarde van een vrije samenleving nog moet leren kennen.

Onze obsessie met controle is extreem, ons geloof in de voordelen van technologie overmatig. Via het promoten van biometrische vingerscans op scholen ‘leren’ we kinderen de technologische maatschappij als de enige doeltreffende, als de enige normale, te zien. De perfect gehoorzame burger van morgen die controle met de paplepel heeft binnen gekregen.

Big Brother is papa geworden. Zijn kinderen? De komende generaties …

Caroline De Geest

Caroline De Geest is juriste en beleidsmedewerker bij de Liga voor Mensenrechten.

Dit artikel past in het kader van de artikelreeks ‘Privacy is dead, get over it!’, waarin we enkele surveillancemethoden van naderbij bekijken.

take down
the paywall
steun ons nu!