illustratie door pulpzusje
Nieuws, Samenleving, Feminisme, Arbeid, Quota, Powerfeministen -

Feminismen in de kinderfabriek: gender, arbeid en gezin

Waarom is het vraagstuk over de gelijkheid van vrouwen en mannen op het werk en de arbeidsmarkt nog altijd zo actueel, ondanks twee succesvolle feministische golven? De feministen van de tweede golf hebben eind jaren zestig de toegang tot de arbeidsmarkt hoog op de agenda geplaatst.

dinsdag 5 maart 2013 09:14
Spread the love

Toegang alleen is onvoldoende, want ondanks formele gelijkheid blijven onderdrukkende patronen bestaan. Feministische kritiek en vakbondsacties richten zich op de eis voor gelijk loon voor gelijk werk, quotadiscussies en het hardnekkige glazen plafond. De facto lijkt het hele debat rond vrouwen, mannen en arbeid nog altijd vastgepind op de assumptie van het ‘natuurlijke verschil’, namelijk dat mannelijke competenties geschikter zouden zijn voor de arbeidsmarkt en vrouwelijke voor de ‘kinderfabriek’[i].                                                                

Wie positioneert zich in dit debat? Ik onderscheid verschillende stellingnames rond gendergerelateerd ouderschap en arbeid in Vlaanderen: die van ‘powerfeministen’, ‘femanisten’, ‘verschilfeministen’ en ‘vergeten feministen’. Met deze wat artificiële classificatie geef ik de mogelijke feministische perspectieven op arbeid en gezin weer. Daarnaast wijs ik op de nood het debat te nuanceren vanuit een kruispuntperspectief, om zo een stem te geven aan diegenen wiens visie onvoldoende aan bod komt. Ik doe hierbij beroep op etnografisch materiaal verzameld in functie van mijn doctoraatsonderzoek met alleenstaande moeders zonder papieren en van ESF-onderzoek rond hooggeschoolde migrantenvrouwen en de pensioenleeftijd.

Vier posities die het debat beïnvloeden

De powerfeministen pleiten voor het wegwerken van het verschil. Zij zijn over het algemeen hooggeschoolde vrouwen met ambitie die voltijds werken. Vaak zijn powerfeministen kinderloos[ii], of ze kunnen de zorgverantwoordelijkheid[iii] doorschuiven naar derden. In dit laatste geval zijn dit (schoon)ouders of een partner die de onzichtbare zorgtaken (grotendeels) op zich nemen. Wanneer niemand de zorgtaken informeel overneemt, hebben vrouwen in deze categorie soms een maatschappelijke positie die hen de nodige flexibiliteit in werktijd en een toereikend loon biedt, waardoor ze de combinatie van zorgarbeid/arbeid kunnen bolwerken. Het zorgtekort[iv] kan dan worden opgevangen door zwartwerk of door zorg georganiseerd door de overheid, zoals kinderopvang of dienstencheques. In geen geval willen deze vrouwen dat hun gezinsleven invloed heeft op hun professionele leven en ze kunnen vrouwen zonder baan of met een deeltijdse baan verwijten niet ambitieus genoeg te zijn[v].

Een kritische vraag die hier gesteld moet worden is: wie neemt in de praktijk meestal de zorgtaken van de powerfeministen over? Hoofdzakelijk worden ze opgenomen door laaggeschoolde (migranten)vrouwen. Ongenuanceerd gesteld heeft de witte, hooggeschoolde powerfeministe zich geëmancipeerd op de rug van de laaggeschoolde, (migranten)vrouw. Volgens sommige powerfeministen[vi] is dit model globaal evenwichtiger dan een model waarbij hooggeschoolde vrouwen minder uren werken en meer zorgtaken voor hun rekening nemen, omdat dit model meer jobs creëert.

Femanisten[vii] willen net als powerfeministen een gelijke toegang tot de arbeidsmarkt met gelijk loon voor mannen en vrouwen. In tegenstelling met de powerfeministen wil deze groep een evenwicht vinden waarbij beide partners de handen in elkaar slaan en samen kiezen voor een gezinsmodel waarbij arbeidsmarkt én zorgtaken gelijk worden verdeeld. Voor dit model kiezen doorgaans hoogopgeleide, witte, middenklassegezinnen, die belang hechten aan onthaasting. Tot de femanisten hoort een groeiende groep vaders die meer ruimte en beleidsmaatregelen eisen om meer voor de zorgtaken in te kunnen staan. Dit gezinsmodel is echter niet altijd het gevolg van een principiële keuze. Tot de femanisten horen ook een groeiende groep ouders die hun kinderen opvoeden in co-ouderschap, waarbij de zorgtaken eerder om pragmatische redenen worden verdeeld. De powerfeministen en de femanisten hebben met elkaar gemeen dat ze de vrouw niet van nature geschikter voor zorg- en huishoudtaken achten.

De verschilfeministen gaan wel uit van een ‘natuurlijk verschil’ tussen mannen en vrouwen. In deze categorie zitten twee subgroepen die elkaar contradictorisch genoeg met de vinger wijzen: het kostwinnersplusmodel en het kostwinnersmodel. Het kostwinnersplusmodel wordt verdedigd door degenen die het traditionele kostwinnersmodel vooral om financiële redenen voor bekeken hielden en zijn overgestapt op een model van een voltijds werkende vader met een (bijna) voltijds werkende partner. Ze vormen het zogenaamde typische ‘middenklasse Vlaamse tweeverdienersgezin’. De naam ‘kostwinnersplusmodel’ doelt op het feit dat één van de twee ouders (lees: meestal de vrouw) de professionele carrière deels opoffert om voor de kinderen te zorgen. Het oorspronkelijke kostwinnersmodel heeft hierbij de eisen van de markt gevolgd. De economische noodzaak en de vergrijzing zorgen voor een grotere vraag naar vrouwen op de arbeidsmarkt. Veel Vlaamse vrouwen zijn deze politiek-economische trend gevolgd en combineren uit financiële noodzaak werk op de arbeidsmarkt en werk in de kinderfabriek. Deze praktijk is de laatste decennia de norm geworden in Vlaanderen. De meeste aanhangers van dit model komen uit rechts-conservatieve hoek. Toch is dit model voor veel van hen ontoereikend om in het huishouden en de opvoeding van jonge kinderen te voorzien. Ook deze groep doet daarom beroep op laaggeschoolde (migranten)vrouwen.

Toch kiest ook een groot deel van de ‘allochtone’ vrouwen om socio-culturele redenen voor thuisarbeid en voedt zelf de kinderen op. Ook een groot aantal ‘autochtone’ vrouwen kiest voor dit model en legt zich volledig (of voor een groot deel van hun beroepsjaren) toe op zorg- en huishoudtaken[viii]. Deze groep volgt het traditionele mannelijke kostwinnersmodel en deelt met de kostwinnersplusfeministen het ideologische uitgangspunt van het natuurlijke verschil. De meeste kostwinnersfeministen beschouwen dit model als voortkomend uit een eigen keuze die niets met verbod of blindheid door patriarchale of religieuze genderideologie te maken heeft. Ze vinden dat vrouwen van nature uit meer geschikt zijn voor het moederschap. Daarom is het wat hen betreft zinloos dat vrouwen zich op professioneel vlak willen meten aan mannen. Toch kan de keuze door kostwinnersfeministen voor dit model ook getriggerd worden door ervaringen van discriminatie op de arbeidsmarkt ten aanzien van hun vrouw-zijn, in combinatie met fysieke kenmerken of religieuze tekenen, beperkte Nederlandse taalvaardigheden of een onjuiste burgerschapsstatus.

De vergeten feministen vallen buiten het debat, dat traditioneel wordt genormeerd door de power- en de verschilfeministen op basis van het tweeoudergezin. Dit zijn alleenstaande ouders (meestal een vrouw) die in afwezigheid van de andere ouder (meestal een man) instaan voor zowel de kostwinning als voor het totaal aan zorgtaken. Alleenstaand ouderschap in combinatie met een van de norm afwijkende socio-economische status, burgerschapstatus of cultureel verschil co-determineren of een vrouw zich al dan niet kan positioneren als verschil- of powerfeministe. In realiteit treft éénouderschap meestal laaggeschoolde vrouwen en kan de afwezigheid van een vader mede cultureel bepaald zijn[ix]. Een alleenstaande moeder zonder papieren heeft geen rechtmatige toegang tot de (formele) arbeidsmarkt en kan zich niet in het debat arbeid/gezin positioneren. Toch wordt haar onzichtbare ‘publieke’ arbeid[x] in grote mate ingezet voor de zorg- en huishoudtaken van andere feministes. Haar inkomen is ontoereikend om de kinderzorg uit te besteden. De emancipatie van deze groep is ook gelinkt aan vrouw-zijn, maar de inzet is verschillend.

Het debat rond gender, arbeid en gezin herzien

Deze niet-exhaustieve typologie van gegenderd ouderschap toont een nauwe samenhang met de socio-economische organisatie van de samenleving. Traditioneel wordt het debat rond zorg en arbeid vanuit het normatieve tweeverdienersmodel gevoerd; dan krijgen we vooral de verschil- en de powerfeministen te horen. De verschilfeministen vinden dat het opvoeden van kinderen meer waardering verdient als een vorm van arbeid die een volwaardige bijdrage aan de maatschappij levert[xi]. Ze pleiten voor een grotere inmenging van de staat en sommigen vragen het recht op een moederschapsloon[xii]. De powerfeministen daarentegen vinden dat zorgtaken ambitie en professionele carrière niet mogen belemmeren[xiii]. Ze vinden dat verschilfeministen het moederschap idealiseren en dat hun eisen getuigen van een (patriarchaal) genderconservatisme [xiv] dat de vrouw herleidt tot degene die ‘kinderen baart’ en ‘cultuur reproduceert’[xv].

Ingrid Robeyns schuift het keuzefeminisme naar voren als ideaaltypische ideologie rond zorgarbeid.  De consequentie van het afzweren van een eenduidig feministisch perspectief op de kwestie arbeid/gezin houdt respect voor ieders keuze in. De realiteit is echter niet ideaaltypisch maar doorspekt met ongelijkheden. Moederschap, vaderschap of ouderschap is het beantwoorden aan noden van kinderen volgens specifieke socio-economische[xvi] (diploma, inkomen en burgerschapstatus) en culturele (traditie, subgroep, religie) omstandigheden. Het debat rond zorg aangaan zonder de posities van alle vrouwen en mannen die bij zorg betrokken zijn in rekening te brengen, is een feminisme dat haar doel voorbijstreeft. Een feminisme van de derde golf dat diversiteit en fragmentatie in rekening brengt, blijft daarom broodnodig. Dit postmodern feminisme moet een genuanceerd beeld brengen in het zorg/arbeidsdebat en moet aan klasse, cultuur en socio-economische posities gekoppeld worden.

Tine Brouckaert is doctoraatsbursaal aan de UGent

[i] en [iii] Het opvoeden van kinderen, huishoudelijke taken en zorg voor zieken of ouderen

[ii]en [v] Robeyns, I. (2011). Zorg, arbeid, en man/vrouw-emancipatie. Filosofie en Prakijk, 32(4).

[iv] Zorg en huishoudelijke taken die niet door personen binnen één huishouden of informeel door aanverwanten kunnen worden opgevangen.

[vi] Mees, H. (2007). Weg met het deeltijdfeminisme. Over vrouwen, ambitie en carrière.

[vii] Wouters, R. (2008). Fuck! Ik ben feminist. Amsterdam: Augustus.

[viii] [ix] [xvi] Ruddick, S. (1998). Maternal Thinking: Towards a Politics of Peace (2ed.). Boston: Beacon Press.

[x] Brouckaert, T. (2012). A Child on the National Stage. Justice and its Ambivalences for Undocumented Women, In A. Battegay, M. Derycke, J. Roux & M.-T. Têtu (Eds.), Profane Citizenship in Europe. Paris: Editions Le Manuscrit.

[xi]Fuller, S., Kershaw, P., & Pulkingham, J. (2008). Constructing ‘active citizenship’: single mothers, welfare, and the logics of voluntarism. Citizenship studies, 12(2), 157-176.

      Lister, R. (2003). Citizenship: Feminist Perspectives (2 ed.). New York: New York University Press.

       Sevenhuijesen. (1998). Citizenship and the Etics of Care: Feminist considerations on Justice, Morality and Politics (L. Savage, Trans.). London: Routledge.

[xii] [xiii] Porter, E. (2001). interdependence, Parenting and Responsible Citizenship. Journal of Gender Studies, 10(1).

[xiv] Dietz, M. G. (1985). Citizenship with a Feminist Face: The Problem with Maternal Thinking. Political Theory, 13(1), 19-37.

[xv]Narayan, U. (1997). Towards a feminist vision of citizenship: rethinking the implications of dignity, political participation and nationality. In M. L. S. U. N. (Eds.) (Ed.), Reconstructing Political Theory: Feminist Perpectives (pp. 48-67). Cambridge: Polity Press.

       Pateman, C. (1992). Equality, Difference, Subordination: The Politics of Motherhood and Women’s Citizenship. . In G. Bock & S. James (Eds.), Beyond Equality and Difference: Citizenship, Feminsit Politics and Female Subjectivity (pp. 17-31). New York: Routlegde.  

       Yuval-Davis, N. (2006). Intersectionality and feminsit politics. European Journal of Women Studies, 13(3).

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!